Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

Middeleeuwse watermolens in Putten

In Putten op de noordwest Veluwe hebben vroeger zoals bekend enkele papiermolens gestaan aangedreven door waterkracht. Ze stonden aan twee beeksystemen, aan de Groevenbeek die stroomafwaarts overgaat in de Volenbeek en aan de Schoonderbeek. Zuidelijker, halverwege Nijkerk, heeft bij het landgoed Oldenaller een windkorenmolen gestaan aan de Schuitenbeek. Hij stond voor de boerderij de Allermolen aan de Allermolenweg. Deze plek zo pal aan een stromende beek doet vermoeden dat hier oorspronkelijk een waterrad heeft gedraaid. Behalve een aanduiding op een kaart is er helaas geen schriftelijk bewijs. Het zogenaamde Hertogelijk archief in het Gelders Archief te Arnhem bevat oude akten voor het geven van toestemming van de graaf en later de hertog van Gelre om gebruik te mogen maken van wind en waterkracht. Dit privilege werd in de regel alleen toegekend aan personen van aanzien zoals bezitters van adellijke huizen. Oldenaller en Schoonderbeek zijn hier een voorbeeld van. Over de tijd van voor 1500 is er niets te vinden over watermolens in Putten, maar bewijzen daarvan kunnen ook verloren zijn gegaan. Men gaat er van uit dat er op de Veluwe al in 1025 een waterkorenmolen bij het goed Biljoen in Velp stond. Het was dus geen onbekend fenomeen in deze streken. Dat wordt ondersteund door een schenkingsakte uit 1031 betreffende goederen op de Veluwe, vooral in de omgeving van Putten, van de Paderbornsche bisschop Meinwerk. Hierin komt het Latijnse woord molendinis voor wat molens betekent. Dit zou ook kunnen slaan op rosmolens, dat zijn door paardekracht aangedreven molens. Alleen het gegeven dat het woord molendinis direkt komt na de woorden aquis aquarumque decursibus, piscationibus, wat zoveel betekent als uitwateringssluizen en visserij doet vermoeden dat de opsteller watermolens bedoelde. Kunnen we misschien meer aanwijzingen voor dit soort vroege watermolens en dan specifiek voor Putten vinden? Door onderzoek naar oude veldnamen kwam ik een aantal namen tegen die hier mogelijk op duiden. Het gaat hierbij dan vrijwel zeker om watermolens ten behoeve van het malen van graan voor het bakken van brood. Daarmee voorzagen ze in een grote behoefte. Energie uit menskracht kon worden verruild met kracht uit de natuur. Mijn veronderstelling waar ik in dit verhaal op inga is dat er dicht bij de Zuiderzeekust al heel vroeg watermolens hebben gestaan. Later is men hierop voortbouwend op plaatsen verder van de kust nieuwe molens gaan stichten. Om de verbinding te leggen zullen we daarom eerst een overzicht van de latere papiermolens bij Putten geven. Hiervan is nog veel bekend. Papiermolens kwamen pas in zwang vanwege de oorlog met Spanje en de val van Antwerpen in 1585. Hierdoor ontstonden problemen bij de aanvoer van papier uit het huidige België en vestigden papiermakers van daar zich in onze streken.

Restanten van watermolens in Putten

De watermolens lagen op de rand van stuwwallen gevormd door het opdringende pakijs. Boven op de stuwwallen dringt het regenwater in de bodem waardoor het grondwater op die plaats een stuk hoger uitkomt dan het zeeniveau. Dit potentieel is de elementaire krachtbron waar deze molens hun energie aan ontlenen. Het is overigens belangrijk te weten dat praktisch alle Veluwse beken door mensenhanden gegraven zijn voor het aandrijven van watermolens. Een vorm van industrie en dus niet van de ongerepte natuurlijke oorsprong die menigeen er tegenwoordig in meent te zien. Er moet immens veel werk zijn verzet voor het graven van de diepe sprengkoppen waarmee ondergrondse waterlagen werden aangeboord en de diepe beeklopen. Verderop waren de beeklopen voorzien van dijken om het water zo hoog mogelijk door het landschap naar de molen te leiden. Dit wordt omschreven als opgeleide beken en maakt op de plaats van de molen het verval zo groot mogelijk voor optimaal rendement. Watermolens hadden vaak een buffervoorraad water in de vorm van een meertje, wijert genoemd, verwant aan ons woord vijver. De plek van dit alles werd met beleid gekozen om geen overbodig werk te hoeven doen. Om een nog groter verval te krijgen op het waterrad werd stroomafwaarts de beek diep uitgegraven. En dit alles zonder de gedetailleerde hoogtekaarten en machines waar wij nu over kunnen beschikken. Jammer genoeg staan de sprengen tegenwoordig in de zomer vaak droog. Oorzaken zijn afvoer van water door de grootschalige onttrekking van drinkwater, regenwater afvoer via het riool en niet te vergeten de enorme toename van grotere bomen die op een zomerse dag per stuk wel 4 m3 water verdampen.

1. Molen bij de Vanenburg

De papiermolen van de Vanenburg is gebouwd in 1661 door Hendrik van Essen, landdrost van Veluwen en bezitter van het “kasteel” Vanenburg. De Vanenburgse molen stond stroomafwaarts aan de Schoonderbeek aan de huidige Engersteeg. De beek draagt de naam Schoonderbeek omdat de sprengen dichtbij het landgoed Schoonderbeek in het Surevelt, toen nog heideveld, gegraven waren. Al gauw na 1661 heeft Van Essen bovendien nog een verbinding over Volenbeek laten graven om ook het water van de Groevenbeek over zijn molen te laten lopen, om zo de productie te kunnen verhogen (fig. 1). Men beweert vaak dat hij toen ook de oprichter was van de Groevenbeekse molen. Ik denk dat hier sprake van enige verwarring is omdat Van Essen wel het recht op water van beide beekstelsels kreeg maar dat was ten behoeve van zijn nieuw te bouwen Vanenburgse molen. De hierna te bespreken Groevenbeekse molen heeft een veel oudere oorsprong. In de archieven van Van Essen en zijn opvolger Van Goltstein wordt ook wel gesproken over het beheer van de Vanenburgse maar niet over de Groevenbeekse molen. Ik denk daarom dat de rechten van Van Essen pas begonnen bij zijn verbindingsbeek. Onlangs is een watervalletje op de plek waar de Vanenburgse molen in 1874 is afgebroken nog wat opgeknapt. Na het afbreken van de molen in 1874 heeft hier nog een rad gedraaid voor het opwekken van elektriciteit voor de Vanenburg. Verder naar zee wordt met een aftakking de gracht van de Vanenburg gevoed en wordt de beek de Kronkel genoemd. Deze naam zal ontstaan zijn door de Engelse landschapsstijl van de tuinen bij de Vanenburg met kunstmatig meanderende “wateren van plezier”, zoals ze aangeduid werden in de kadastrale beschrijving.

2. Schoonderbeker molen

De molen het dichtst bij het dorp Putten op de Schoonderbeek zou omstreeks 1690 gesticht zijn door Hendrik van Middagten, eigenaar van “kasteel” Schoonderbeek. Dat is bijna 30 jaar nadat de molen bij de Vanenburg gebouwd was. Waarschijnlijk wilde Van Middagten een graantje meepikken van het succes van de molen van de Vanenburg, die zijn water toch relatief dicht bij Schoonderbeek vandaan haalde. De Schoonderbeker molen stond op de hoek Telgterweg - Beekweg. Er is nu nog een bescheiden watervalletje. Dat is al wat er is overgebleven na de afbraak van de molen na de brand in 1871. In tegenstelling tot wat men vaak beweert is er nooit water uit de gracht van het kasteel naar de molen geleid. In oude geschriften en kaarten is daar geen enkel bewijs voor gevonden. De sprengkoppen lagen net als nu ten noorden van de boerderij Schoonderbeek, ver van het huis Schoonderbeek. Naar verwachting zal men bij het huis, gezien de ligging, de grachten liever vol gehouden hebben in plaats van het water af te voeren. Uit een oud rechtbankverslag blijkt zelfs dat de beek iets stroomafwaarts vroeger meer noordelijk liep. Voor de Schoonderbeker papiermolen is later een zuidelijke omleiding gemaakt, duidelijk terug te zien in het bochtenwerk. Waar de beek nu bij boerderij Wincoop de Beekweg oversteekt ging hij vroeger rechtdoor langs de noordzijde van de Beekweg en zo meer rechtstreeks richting de sprengkoppen.


Fig.1 In blauw de loop van de Schoonderbeek, Groevenbeek en Volenbeek anno 2016. Gestippeld de oude route van de Volenbeek naar het Molengoor in Dasselaar. Ook gestippeld het dichtgeworpen deel van de verbindingsbeek tussen de Volenbeek en de Schoonderbeek uit 1661. Dit water gaat nu via een sloot naar de Vanenburgerallee. Uiterst links de vroegere Zuiderzee, nu randmeer, waar de beken in uitmonden. Het gebied met de sprengen geheel rechts ligt ca 15 meter hoger.

3. Groevenbeker molen

Iets verder van het dorp Putten stond op de grens van Putten met Ermelo de molen op de Groevenbeek. Op de grens omdat bij bepaling van de kadastrale grens kort voor 1832 deze midden door de beek is getrokken. Puttenaren vinden echter dat de molen bij Putten hoort want hij staat aan hun kant van de Groevenbeekse heide die Putten van Ermelo scheidt, zoals goed te zien is op de kaart van de Man uit 1805 (niet getoond). Hij wordt ook wel de Telgter molen genoemd, niet omdat hij in de Ermelose buurtschap Telgt ligt, maar omdat hij vlak bij de oude weg van Putten naar Telgt ligt. Deze molen zou in 1661 door Hendrik van Essen zijn opgericht hetgeen ik zeer betwijfel, zoals is opgemerkt bij de molen van de Vanenburg. Op de kadastrale kaart van 1832 (zie fig. 2) is iets stroomopwaarts een tweede molen te zien. Verdere gegevens over ontstaan en afbraak hiervan ontbreken. Het meest voor de hand liggend is dat dit een eerdere molenplaats was en dat een nieuwere molen om praktische redenen niet op exact dezelfde plek is gelegd. Op een kaart uit 1880 is te zien dat deze molen verdwenen is en het stukje beek waar deze oude molen stond is rechtgetrokken. De grens Ermelo-Putten met de plek van de oude molen is nu midden in het weiland komen te liggen. Het sprengenstelsel is omstreeks 1860 door de molenaarsfamilie Horseling nog uitgebreid met een nieuwe tak geheel op eigen (Puttens) grondgebied. Dit om niet afhankelijk te zijn van de toenmalige eigenaren van het landhuis Groevenbeek voor het openhouden van de sprengen, iets wat zelfs op de dag van vandaag soms problemen geeft. Het is daarmee waarschijnlijk de laatst gegraven sprengkop op de Veluwe. Ik sluit me graag aan bij het eerdere pleidooi van de heer Van Ganswijk om dit gedeelte de Horselingbeek te noemen (De Graver 1999). Vooral omdat het een alternatief voor de sprengen op Groevenbeek was.


Fig.2 De Groevenbeekse papiermolen, waar nu boerderij de Waterval staat, op een kaart uit 1832. Rechts daarvan de waarschijnlijk oudere molen. Het gebied onder de beek is Putten, er boven Ermelo. Boven de molens herkennen we een stukje van de huidige Watervalweg.

4. Aller molen

Alhoewel er hier geen sprake is van zichtbare restanten van een watermolen zullen we het hier toch noemen. Hier heeft nooit een papiermolen gestaan, wel een korenmolen. Zoals in de inleiding al even aangestipt is het zelfs onduidelijk of hier een watermolen heeft gestaan. Gezien de ligging aan de Schuitenbeek, vroeger de Nije (Nieuwe) Beek of Veldbeek geheten, ligt dit erg voor de hand (fig. 3). Mij is niet bekend wanneer de Nieuwe Beek gegraven is, het had naar men algemeen aanneemt de functie van omleidingskanaal om het water van het hogere land om de polder Arkemheen te leiden en zo overbodig water in de polder te voorkomen. Daarvoor is er mogelijk sprake geweest van een andere route van de Veldbeek dwars door de polder. De Nieuwe Beek staat in ieder geval samen met de Allerwindmolen op een kaart uit 1609 (fig. 4), echter geen spoor van een watermolen. We weten ook dat de Allermolen als een windmolen is afgebroken in 1830 nadat hij door de storm ernstig beschadigd was. In 1775 lezen we in de protocollen van bezwaar “… de Allerwind coornmoolen met het muldershuijs en hoff beneevens een camp zaaijlandt groot ľ morgen en een weijcamp groot ˝ morgen...” . Vreemd genoeg is op sommige oude kaarten rond die tijd op die plek een waterrad getekend (fig. 5). Een overblijfsel uit oudere kaarten? Uit procesverslagen van 1558 wordt duidelijk dat de eigenaren de windrechten voor de wijde omgeving meenden te bezitten en dit niet aangetast wilden zien door een nieuw te bouwen windmolen bij Groevenbeek (zie verderop). Op een andere kaart van de beroemde Christiaan sGrooten uit 1592 is ook een windmolen en geen watermolen getekend (Fig. 8). Hebben er zowel een windmolen als een watermolen gestaan en wordt een windmolen als blikvanger eerder getekend?


Fig.3 Kaart anno 2016 met het gebied net onder dat in fig. 1. In blauw het verloop van de Schuitenbeek of vroeger de Nije Beek met de locatie van de Allermolen en het Molenbroek bij de toegangsweg naar de A28 bij strand Nulde. Gestreept weergegeven is een ruwe verbinding tussen de Beekstreng en het Molenbroek die er vroeger misschien was.

Veldnamen en nog oudere molens

Nu komen we bij het eigenlijke doel van dit verhaal, de veldnamen die doen denken aan verdwenen nog oudere molens. Dat zijn er drie en ze liggen alle drie vlak bij de vroegere Zuiderzeekust. Ten eerste het Molenbroek bij Nulde, ten tweede de Wiewer bij het Oever en als laatste het Molengoor bij Dasselaar. Mijn bronnen zijn in eerste instantie notariële akten in het gemeentearchief van Putten. Verder aangevuld met bronnen, aanwezig in het Gelders Archief in Arnhem. In dit Gelders Archief liggen oude geschriften van vroegere kloosterbezittingen in Putten. Met name over de kelnarij van Putten, een dependance van het klooster Abdinckhoff in Paderborn, in het tegenwoordige Duitsland is er veel te vinden. Verder zijn er archieven van de Vanenburg te vinden. Om te voorkomen dat vele voetnoten het verhaal verstoren zal ik daar spaarzaam mee omgaan en bijvoorbeeld spreken van het Kelnarij archief met een inventarisnummer. Verder verwijs ik naar de bronnen aan het einde.


fig.4 gedeelte van een kaart van de polder Arkemheen uit 1609 met de Aller windkorenmolen aan de Schuitenbeek toen de Nieuwe Beek genoemd. De situatie is erg veranderd door de aanleg van de Zuiderzeestraatweg tussen de Doorneheg (Hoevelaken) en Katerveer (bij Zwolle) in 1830 net bovenlangs de plek van de molen. Vergelijk met fig. 3 en 5. Van Huize Aller is nu nog een boerderij overgebleven. Huize Oldenaller is aangegeven met enkel het woord Oudenaller. De Allersteeg heet nu de Allermolensteeg en was toen een belangrijke verbindingsweg tussen Nijkerk en Harderwijk.


fig.5 Kaart gemaakt tussen 1809 en 1815 door Krayenhoff laat bij de plek van de Allermolen een waterrad zien. In de rechterbovenhoek zijn twee watermolens bij Groevenbeek en een bij Schoonderbeek zien. De molen van de Vanenburg ontbreekt. Let ook op de verbindingsroute tussen Putten en Nijkerk voor de aanleg van de Zuiderzeestraatweg tussen Amersfoort en Zwolle. De route loopt via Halvikhuizen en door de vroegere Molensteeg langs de Allermolen.

Molenbroek bij Nulde

Deze veldnaam veroorzaakte veel zoekwerk voor duidelijk werd waar hij precies lag. Ik zal er hier daarom wat dieper op ingaan ook om duidelijk te maken wat de bronnen ons kunnen leren. In het Kelnarij- archief nr. 151 onder de beschrijving van de vroegere Werdense boerderij Aart Wulfsengoet vinden we een perceel land “molenbroek” geheten die naar we nu weten bij de huidige toegangsweg naar strand Nulde gelegen moet hebben. We lezen “… Aert Wolffsen Goet alias Wolff Aertsengoet item het Meulenbroeck… Hett Mollenbroeck ad 2 ˝ ~ 3 morgen possidet ad speciale bonu[m] erectu[m] Gerrit Berntsen Vlijck noster colonus tot Beesteren …” wij zouden zeggen: onze boer in Bijsteren Gerrit Berendzoon Vliek kreeg het Molenbroek in bezit. Over de boerderij wordt in deze documenten voor het eerst over het jaar 1504 geschreven (maar was waarschijnlijk al van veel vroegere datum) “ Aert Wulffsgoet aliias Wulfaertsgoed possidet Wolff Arndts. Later lezen we “… Aert Wulffsengoett in 1561 gemaakt tot een vrij absgoet.” In 1633 wordt het goed verdeeld wanneer Berritgen Claes overleden is. “… Brandt Maesen sall hebben derde half morgen (is 2,5) gnt [genaamd] het Mollenbroeck, daer oistwert Henrick Tijmesen, zuidwerts de wegh, westwert Peter Aertsen, noordwert Gerrit Meinten ...” Hier wordt voor het eerst de perceelaanduiding Molenbroek genoemd. De oost west aanduiding was toen het kadaster nog niet bestond de manier om een locatie aan te duiden. De namen van de eigenaren van aanliggende percelen zeggen ons niets meer. In 1670 “... Jan Brantsen beleent met het Meulenbroeck sijnde een parceel van Aert Wulffsengoett tot een selfstandig goet gemaket …” en komt het als zelfstandige boerderij in bezit van Gerrit Janse Vlieck.

Een andere bron zijn de Tynsboeken van Putten. Dit zijn boeken waar de eigenaren van percelen te vinden zijn voor belastingdoeleinden. Helaas zonder de locatie van de percelen aan te geven, soms een perceelsnaam, soms een ruwe aanwijzing waar het in de buurt lag. In plaats daarvan werden de vroegere eigenaren als een lijst weergegeven, de oudste onderaan. Dit was in die tijd kennelijk voldoende om te weten om welk perceel het ging. Zo zien we dat tussen 1706 en 1753 geen belasting is betaald van “sijnen goede te Nulde, van t’ Moelenbroeck”. De oudste eigenaar die wordt genoemd is Thomas die Lege, geen jaartal helaas maar uit het Kelnarij archief weten we dat het was vanaf 1517, de toenmalige eigenaar is Gerrit Bernts Vliek. Een dochter van hem heette Evertje van Winkoop. Een laatste Tynsboek van Putten geeft in 1805 Gijsbert van Meerveld als eigenaar.

In nog een andere bron, de protocollen van bezwaar, een vroege registratie van  hypotheken en eigendom van onroerend goed, lezen we onder buurtschap Hoef “… Een half mergen buijtendijks hooijlandt het Meulenbroek genaamt, daar aan ten oosten de Veltbeek Gerrit Henriksen, zuijden Augustijn Nijendal Custer tot Putten, noorden de kerk te Putten, toebehorende Tomas Brantsen en Derkjen Geerlijffsen, EL (echtelieden) …”  In 1701 wordt een hypotheek gevestigd op dit stuk land. De naam Schuitenbeek is blijkbaar van later datum, hier heet het nog gewoon Veldbeek zoals nu nog het geval is verder stroomopwaarts voorbij Oldenaller. In 1648 wordt dit zelfde Meulenbroek ook al genoemd in de protocollen, maar dan heeft de oostelijk gelegen beek geen naam. In 1760 lezen we “… verkoft in een vasten stedigen en euwigen erfkoop aan Willem van Diest zal[iger] en sijne erven … een kamp land genaamt het Meulenbroek gelegen in den ampte van Putten in de buurschap de Hoef omtrent den voordijk buijten dijx, waar aan ten oosten de beek, ten westen Wijn Jansen, ten zuijden Gerrit Berentsen Vliek het naaste geland ende gelegen sijn.” We zijn al iets dichter bij de locatie namelijk buitendijks in buurtschap Hoef.

In latere tijden kunnen we informatie putten uit de zogenaamde “memories van successie” tegenwoordig op internet te vinden bij het Gelders Archief. Onder nummer 11-0201 uit 1828 aangegeven door Gijsbert van Winkoop na het overlijden van zijn vrouw Gerritje van Meerveld, eigenaren van de nog bestaande boerderij “de Voordijk” kwam de volgende passage voor “De geregte helft in een kamp weideland buitendijks ‘het Molenbroek’ genaamd gelegen in Putten in de buurschap Hoef, waarvan de juiste grootte den aangever almede onbekend is.”

In 1890 zien we in een notariële akte van de nalatenschap van Elbertje van Winkoop (Pliester 2297) een kamp weiland “het Molenbroek” geschat op 2000 gulden. Nu is ook de kadastrale ligging bekend A571, vreemd is dat als buurtschap Dasselaar wordt gegeven en niet Hoef of Nulde. A571 moet gezocht worden tussen de Vanenburg en de huidige Zuiderzeestraatweg in. Dat is helemaal geen buitendijks land en ook geen Dasselaar. Bij verder onderzoek bleek er sprake van een verwarring, er had moeten staan K571, dit perceel was in 1832 eigendom van Gijsbert van Winkoop en ligt inderdaad buitendijks. We mogen er van uit gaan dat we nu het Molenbroek exact gelokaliseerd hebben. De locatie is pal aan de Schuitenbeek dicht bij de oude Zuiderzeekust (fig. 6). De Schuitenbeek, al eerder besproken, buigt zich precies om het begin van de oude zeedijk heen voordat hij uitmondt in de Zuiderzee. Speculerend over een andere toevoer van water voordat er sprake was van de Schuitenbeek of Veldbeek zou het gebied met de passende naam de Beekstreng bij de Kuiterweg een mogelijkheid kunnen zijn (fig.3). Meer precies ligt dit gebied tussen boerderij de Kuit en de Zuiderzeestraatweg in. In een tekst uit 1764 “… een sesde part in de Beekstreng en een sesde part in twee kampjes daar in gelegen …” Hier ontspringt een beekje op niet al te grote afstand van het Molenbroek.


Fig.6 De plek van het Molenbroek in Hoef aan de Schuitenbeek (cirkel in het midden) op een kaart uit 1880. Onder het begin van de dijk waarmee het Molenbroek buitendijks ligt. Rechts boerderijen Stomphof (verdwenen) en de kleine Voordijk aan de Hoornsdam, nu de toegangsweg naar de A28 strand Nulde.

Broekland is laag gelegen drassig land. Het Molenbroek zou dus de locatie van een oude wijert kunnen zijn. De plek is mogelijk verlaten omdat het waterpeil in de Zuiderzee steeds hoger kwam te liggen en daarmee werd het verval, nodig voor het aandrijven van een waterrad, te klein. De nieuwe locatie is daardoor wellicht stroomopwaarts bij de latere windmolen bij Oldenaller komen te liggen. Toen daar de watertoevoer in tijden van droogte stokte, zal daarna gekozen zijn voor de oplossing in de vorm van een windmolen.

Allermolen voor 1500

In een tynsboek 101 uit 1467-1485 lezen we over deze locatie: “... Pelgrym Gysbertss van eenre moelen hofstat   IIII d hz [heeft]  Claes van Aller …”  In een later tynsboek 103 uit 1530-1555 lezen we: “… Henrick Reyner Henrics en Hille sijns wijfs dochter, van 4 mrg heetvelts van de Hengmudde tusschen den Molencamp en de Withagen uytgeset overmits Gijsbert v Mekeren, rentmeester in het jair 1420 …” De Allermolen ligt bij de Withagersteeg, daar was dus toen in 1420 al een perceel dat Molencamp heette. In hetzelfde tynsboek staat geschreven: “… Jan Hell te Hellen, dat de thynss ys mijt Gerit die Molenaar in Putten …” De Allermolen stond nog net in buurtschap Hell, niet zeker is waar Gerrit de molenaar uit Putten zijn werk verrichte, het zou ook een (wind)molen in het dorp kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor Noude Olyslager den moeller te Putten en Jan Wynen molener toe Putten. Er worden hier zomaar drie molenaars in Putten genoemd allemaal in dezelfde tijdsperiode van voor 1500.

De Wiewert bij het Oever.

Iets noordelijker dan het Molenbroek ook dicht bij de vroegere Zuiderzee ligt in buurtschap Nulde een perceel A405 met de naam Wiewert of Wiever. Het grenst aan de beek “de Kronkel” zoals het laatste stuk van de Schoonderbeek wordt genoemd (fig. 7). In 1898 werd in een notariële akte voor dit lage land de moderne naam “de Vijver” gebruikt. Opmerkelijk is dat het vlak bij de veronderstelde plek van de oude Vanenburg ligt. De hiervoor besproken papiermolen van de Vanenburg lag meer dan een kilometer stroomopwaarts, nog voorbij de huidige Vanenburg. Over de Wiewert valt verder niet zoveel te zeggen behalve dat de familie Van Vanevelt bezitters waren van zowel de Vanenburg als van Groevenbeek. Hebben ze op beide goederen hun interesse voor watermolens uitgeleefd? Verder valt op dat langs de beek iets stroomopwaarts een wal ligt die misschien een restant is van een opgeleide beek.

Een andere indicatie dat er bij de Wiewert een molen heeft gestaan zien we in 1676 “… het dertijnde part van een huijsinge, hoff, hoffsteede en verder getimmer met de Landerijen daar onder gehorende liggende aan de leegte van Mullers Steege daar Oostw. de hoffstede van de weduwe van Wilhelm Vlieck naast geleegen is...” De leegte is een vroegere aanduiding voor het gebied van Nulde en Hoef dicht bij de kust. Willem Vliek heeft op de nog steeds bestaande boerderij Olden Oven aan de Oeversestraat gewoond. Misschien heette deze weg vroeger de Mullers steeg (molenaarssteeg) of liep in dat gebied nog een andere weg die zo genoemd werd. Er is daar veel land verzwolgen door de Zuiderzee.

In 1724 zien we in de protocollen van bezwaar dat er erfpacht betaald moet worden :” … twee guld: Erffpacht aan d’ meuller van ’t Nuldervelt, dit alles vermogens d’ origineele vertoonde acte door scholtis Huijberts”. Of er verband was tussen deze molenaar en deze plek in Nulde weten we niet.

Op een kaart van Christiaan sGrooten uit 1592 (fig. 8) zien we vlak bij de Zuiderzeekust het woord Muelen staan. De beperkte nauwkeurigheid van de kaart laat een precieze lokalisering niet toe maar het lijkt er op dat daar ergens een molen heeft gestaan.


Fig.7 Perceel de Wiever of Wiewert (met cirkel) op een kaart van 1832. Links de Zuiderzee, onder de Oeversestraat met boerderij de Olden Oven, rechts boven het perceelsnummer 408 de plek waar de Oude Vanenburg waarschijnlijk heeft gestaan.


Fig.8 Op deze kaart van Christiaan sGrooten uit 1592 zien we vlak bij de Zuiderzeekust het woord Muelen staan. Bij Aller staat (slecht zichtbaar) een windmolen van het oude standard type. De kaart is niet al te betrouwbaar, bijvoorbeeld Beesteren (Bijsteren) staat zuidelijk van Putten vermeld.

Het Molengoor bij Dasselaar

Noordelijker in de buurtschap Dasselaar vinden we op de grens Putten - Ermelo nog een beek die uitstroomde in de vroegere Zuiderzee. Net als bij de Groevenbeker molen is de grens ook hier door de beek gekozen. Dit kan bijna geen toeval meer zijn dat we hier weer een perceelsnaam vinden die verband heeft met een watermolen. In het Kelnarij archief vinden we onder nummernr. 116 de boerderij Bart van Dasselaarsgoed. Dit was de vroegere naam van de ons nog bekende boerderij Groot Dasselaar, helaas afgebrand in 2010. We lezen “… Anno dusent vijffhondert twe ende sestich (1562) op manendach voir Sinte Callendach is erschenen Lana van Dasler Bert van Dasler huisfrou vnd hefft bekant dat het Molengoer ende Bundt gelost sijn myt 2 ˝ gulden thien st[uiver] 6 [penningen] voir den .. gerekende achtien riders van verlopen pacht.” In notariële akten vanaf 1825 zien we jaarlijks tot ver in de twintigste eeuw grasverkopen met daarin de perceelsnamen hoge en lage Bunt en de hoge en de lage Molen of Molenvoor. De naam Molenvoor lijkt mij een verbastering van het oude Molengoor. Het is me tot heden niet gelukt de exacte kadastrale nummers in oude akten te vinden. Door meer dan 10 boeren op leeftijd te interviewen is het toch gelukt een reconstructie te maken (fig. 9). Daarbij kwam zelfs de naam Molengat van een oude drinkplaats voor het vee aan het licht, en wel precies aan de beek.


Fig.9 Het Molengoor in Dasselaar op de kadastrale kaart van 1832. De beek is aangegeven met de gestreepte lijn. Het Molengat is waar de grens met Ermelo de beek niet meer volgt (zie cirkel). Links weer de Zuiderzee.

In een veel oudere bron van belasting aangiften van voor 1339 staat de naam Henric van de Molen genoemd tussen die van Bertout van Dasler en de boerderij van Aalt van Norden (fig. 10). Norden is de buurtschap waar Volenbeek onder valt. Ik geef toe geen sterk bewijs voor de aanwezigheid van een molen in deze omgeving maar wel opmerkelijk.


Fig. 10 Een belasting aangifte van voor 1339 met namen die relateren aan het gebied.

Getijdemolens

We hebben nu drie mogelijke locaties van zeer vroege watermolens dicht bij de kust. Alle drie kunnen als voorlopers gezien worden van de latere molens hoger op de flank van de stuwwal landinwaarts. Waarom niet eerder gekozen voor deze oplossing? Behalve dat het graven van de beken veel werk betekende is het niet onmogelijk dat men eerst gebruik gemaakt heeft van de getijden. Op oude kaarten is hier nog een duinenrij langs de kust te zien. De laatste resten van deze strandwallen zoals ze ook werden genoemd zijn in de Tweede Wereldoorlog door joodse dwangarbeiders die op de Vanenburg waren geďnterneerd met kiepkarren in zee gereden. Voor de aanleg van de Afsluitdijk was er door de open verbinding met de Noordzee een eb- en vloedverschil in waterniveau van de Zuiderzee. Dit kan op een eenvoudige manier benut zijn door een binnenmeertje (wiewert, broekland) via een stroomgat vol en leeg te laten stromen. De molens zullen dan van het onderslag type zijn geweest omdat het hoogte verschil dan klein is. Uit een zoektocht op internet blijkt dat er aan de Noordzeekust voor 1500 nog ca. 10 plaatsen bekend zijn waar getijde molens hebben gestaan, de oudste in Biervliet uit het jaar 1248 of ouder. Nu moet ik toegeven dat het getijde verschil daar ca 1,5 m is en hier bij Nulde ca 35 cm dus 4 keer zo klein. Met een breed waterrad is dit wel op te vangen, voorlopig blijft het speculatie. Een andere mogelijkheid kan ook zijn geweest dat bij vloed het gebruikte water werd geloosd in het binnenmeertje, wat dan bij eb via een spuisluis met keerklep de Zuiderzee in liep. Door te investeren in het graven van beken en sprengen landinwaarts, met daaraan gekoppeld een groter verval en toepassing van molens van het bovenslag type, kon de productie capaciteit sterk vergroot worden.

Volenbeek

Van het Molengoor op Dasselaar hebben we nog niet de locatie hogerop besproken. Niet geheel verrassend is dat de grens Putten-Ermelo verderop samenvalt met de Volenbeek en de Groevenbeek. We kunnen er zelfs vrij zeker van zijn dat dit de oude bedding is van de Volenbeek naar zee. Zoals eerder genoemd, in 1661 heeft Hendrik van Essen het recht verkregen om het water van de Groevenbeek - Volenbeek te benutten voor zijn nieuw op te richten molen bij de Vanenburg. Daartoe is een verbindingsbeek gegraven vanaf de huidige boerderij Volenbeek, met een bocht langs de helling van een zandrug, tot ongeveer de kruising van de Schoonderbeek met de huidige spoorlijn Amersfoort-Zwolle (fig. 1). Daarom betwijfelde ik al eerder dat Hendrik van Essen de oprichter van de molen bij Groevenbeek is. Bewijs daarvoor vinden we ook in een Tynsboek van Putten van 1755-1791. Hier lezen we “… eenen watermoelen stede bij Grobbenbeeck mit 2 stucken heetvelts daar bij aangemaakt [heideveld ontgonnen] … In 1724 eigenaar Wilhelm van Westervelt de jongste, een van de vorige eigenaren Hendrik Scholten, voor hem Coop van Vaenevelt, voor hem Goessens van Grobben Erffve uit Vaenevelts. Voortaan vanaf 1724 onder Ermelo vallend …” De naam van Van Essen of opvolgers staan er niet bij.

De verbinding Volenbeek-Schoonderbeek van Hendrik van Essen is helaas ongeveer 20 jaar geleden gedeeltelijk gedicht. Halverwege loopt het water nu via slootjes richting de Vanenburger allee, waar het bij de kruising met de Engersteeg toch weer samen komt met de Schoonderbeek. Het potentieel van de opgeleide beek is hierdoor geheel verloren gegaan. Vlak voor het water de Vanenburger allee bereikt is als toeristische trekpleister een nieuwe watermolen gepland. Jammer dat die op een plaats komt waar geen verval meer is en dus niet als echte watermolen kan functioneren.

Terug naar vroeger. Meer bewijs voor het verloop van de oude bedding van de Volenbeek is dat er langs de route aan de Volenbekerweg (vanaf de kust gezien) de boerderij Klarenbeek ligt en iets verder de boerderij Ter Beek. Dit was al eerder opgemerkt door Klaas Friso (De Graver 2001). Dan bereiken we Volenbeek. Hier heeft zo tussen 1750 en 1850 het landhuis van de muntmeester Cramer gestaan, nu alleen nog een vroegere boerderij. Veel eerder leren we uit het Kelnarij archief (nr 149) dat hier ook een boerderij was en waarschijnlijk zelfs twee. We lezen: “… 1491 Amelrincksgoet ter Meulen of Volenbeeck. Het goet ter meulen en Volenbeeck sijnde voor deesen 2 distincte absgoederen gewest vnden van Grawert ter Moellen opgedragen aen Amelrinck en Marijs Jansen…” Jammer genoeg was de oorspronkelijke akte verdwenen, alleen deze korte beschrijving resteerde. Hier zijn de vroegere twee goederen blijkbaar al samen gevoegd. In een tynsboek uit die tijd lezen we “… Item Grawert ter Moelen van XI mergen alleer Willem van Valenbeeck …. en …. Item Wolter ende Willem van Valenbeeck van XIX mergen  III hont…” Er waren dus twee boerderijen met respectievelijk ruim 9 ha en 16 ha land beide in bezit geweest van ene Willem van Valenbeeck die zijn naam heeft gegeven aan het ene goed, of wellicht beter zijn naam aan het goed te danken heeft. In een volgend tynsboek werd hij al Willem van Volenbeeck genoemd, misschien is de naam Valenbeeck een verkeerde interpretatie van de oude tekst. Grawert ter Moelen de andere eigenaar roept de “verdenking” op zich dat hij zijn naam te danken heeft aan het graven van beken ten behoeve van watermolen(s). Zowel Willem van Valenbeeck als Grawert ter Moelen zijn waarschijnlijk nakomelingen van eerdere pachters of bezitters. In 1398 is geschreven in het Kelnarij archief (11B) “… Reyner van Aller, pander, oorkondt, dat Ghiisbert van Volenbeke en zijn echtgenote Ghertrud een keur aan de abt van Paderborn heeft toegezegd bij overlijden van Ghertrud, en dat Grawert van der Moelen hetzelfde heeft beloofd bij overlijden van zijn echtgenote …”

Of er op de plek van de huidige boerderij Volenbeek een molen heeft gestaan is niet bekend. Er is wel een verband te vinden van deze locatie met het Molengoor in Dasselaar. Zowel Willem van Valenbeeck als ene Matheus ter Molen hadden in dat gebied ook bezittingen. Een mogelijke gang van zaken zou geweest kunnen zijn dat in een eerste fase een spreng is gegraven op Volenbeek voor aanvoer van water voor een molen op Dasselaar. Die spreng zou gelegen kunnen hebben op ruim honderd meter oostelijk van de spoorlijn Amersfoort Zwolle, waar later met een haakse bocht bij de Ekelaar het water van de Groevenbeek op uit kwam. Een klein slootje gaat hier nog rechtdoor op de plek waar nu een vochtig dennenbos is. De oude route van de Volenbeek naar Dasselaar is overigens heden ten dage nog terug te vinden in de vorm van sloten en stukjes beek. De Groevenbeek zou dan een volgende fase geweest kunnen zijn in de ontwikkeling. De plek, zojuist beschreven, is maar enkele honderden meters van de latere papiermolen aan de Groevenbeek, waar we ons verhaal mee begonnen.

De Molen bij Groevenbeek

We noemden in de inleiding al een mogelijk oudere oorsprong van de Groevenbeekse molen. In het mij oudst bekende Tynsboek 101 over Putten uit 1467-1485 lezen we: “Coep van Vaenvelt van synne guyde in Vaenvelt (waarop de huidige Salentein bij Nijkerk) … ende Grobbenguyt dat een vaichtguet was plach tho gelden the voederkoirn tot Putten ende tot Ermell … quydtgelaten ende ghescouden avermidts Hertoch Aernt hertoge van Gelre inden jair XXXI d Saterdage nae den sonnendaige Miserocordia dm …” Coep van Vaenvelt of zo als hij meestal genoemd wordt Coop van Vanevelt was behalve eigenaar van Vanevelt dus ook eigenaar van Groevenbeek wat in 1431 door hem tot leengoed werd gemaakt. Zijn familie was ook de bezitter van de oude Vanenburg. Wat hier met quydtgelaten ende ghescouden word bedoeld is mij niet helemaal duidelijk. Suggesties die me werden aangedragen, quydtgelaten is kwijting of vrijmaking en ghescouden is gescheiden. Is vanwege een toen al bestaande grenskwestie de rest van de tyns vrijgemaakt en afgescheiden van Putten en in Ermelo ondergebracht? We lezen in een volgend tynsboek “... Coep v Vanevelt van synen guede in Vanevelt... gelaten en gescouden overmits hertog Arnt, hertoge van Gelre in het jair 1430 des zaterdages  na den sonnendach ... Coep v Vanevelt Goessens, /nb Henrick Scholten\, sall betalen van Grobben-erve vuyt Vaneveltz [gespleten], die selve, /Henrick Scholten\, van een Watermolenstede by Grobbenbeeck mit 2 stucken heytfeltz dair by angemaickt. Durch consent 5 st genedige Lieve Heren na inholt synre genadige brieff gegeven in de jaren van onses heren Reyer v Ibbentich ? den 22 augustus in de Ermelsche rolle voir den erffthyns jairlix 1 alt grote. Door bydrage Rentmeester Sander Bentinck.” Er was dus in 1430 al een watermolen bij Groevenbeek.

De Molenbelt bij Groevenbeek

Bij toeval kreeg ik via een van de bewoners van landgoed Nieuw Groevenbeek een afdruk  van een kaart van het landgoed van voor de splitsing in Oud en Nieuw Groevenbeek eind 1900 (waarvoor nog hartelijk dank, fig.11). Tot mijn verrassing zag ik bij een heuveltje wat ik al van jongs af aan kende de naam Molenberg staan. Nu komen er in dat gebied ook veel grafheuvels voor. Bij nader inzien, de vorm van de belt is ook niet zomaar rond zoals je bij een grafheuvel verwacht, maar heeft een duidelijke oprit vanaf de noordzijde. In die zelfde tijd had ik me bezig gehouden met het begrijpen van oude handschriften uit het Kelnarij archief betreffende de aanvraag door de Kellenaar voor het stichten van een windmolen bij Groevenbeek. De aanvraag uit 1556 was gericht aan de koning van Spanje vanwege de toenmalige Spaanse overheersing. Behalve Gelre, waren vele andere gebieden onderworpen. Alleen de aanhef van het verzoek met een halve pagina opsomming van landen en landjes is daarom al de moeite waard.

“1556 Philips bi[j] der gratien Godes, Konninck van Castilien, van Leon, van Arragon, vann Engelandt, van Franckrick, van Navarre, van Napells, van beide Cecilien, van Maiorck, van Sardine, van de Eijlanden, indien, ende vaster erden der zee Oceane, Breten Hertzige van Oesterick, Hertzogh van Bourgonigneij, van Lotrick, van Brabandt, van Selandt, van Namer en Limborgh, van Luxenburgh, van Gellre ende van Wolaneij, Grave van Habssbourch van Vlanderen van Arthois van Bourgonigneij, Palssgrave ende van Henegon van Hollandt van Zeelandt van Nameij ende van Zutphenn Princc van Zewane, Marckgrave dess Heiligenn Rickes here van Vriesslandt, van Salins van Westfalen, van der stadt Steden ende Landenn van Vtrecht, Overissell ende Gronnigen, ende dominatieen In Asie ende Affricke ende doen kundt alle den geenen de desen onsen openen breeff sollen seen, off horen lesenn, dat also broder Johan van Venloe, Kellner to Puttenn, in onsen landenn van Veluwen, van wegen sines Conventen Abdinckhoff, binnen Paderborn gelegen, ons to kennen hefft doen geven, dat tselve Convent in denn Kerspell van Puttenn vorschr[even] ein Lehenguett hefft genomet Grubenbecke, op bij Welckenn van Olden herkommen altoes eine Watermolle gewest ende noch is, vmb de Nabueren mit gemaell to noeturfft darmede to behelpenn, doch dewile deselve Watermulle, mit groten drocheiden dickmaells behindert wordet, oetmoedelick bidden hem bi ons gegunt ende togelaten te worden, dat he bij den vorsch[reven] Watermollen, off dar omtrent, ene Windtmollen setten moechte, …”

Niet alleen Gelre werd genoemd maar ook alle andere gebieden om de koning in zijn macht te bevestigen en hem daarmee gunstig te stemmen. In de brief wordt geschreven dat de watermolen die er sinds oude tijden staat erg veel last heeft van optredende perioden van droogte. Ook toen al blijkbaar last van droogte en de molen was in 1556 blijkbaar al erg oud. Er was sprake van tegenstand door de concurrentie, de eigenaren van de molen bij Oldenaller. Toch werd het verzoek gehonoreerd. Het lijkt er op dat met de bouw van de windmolen is begonnen, tenminste met het opwerpen van een molenbelt. Een hogere ligging van de molen betekent immers meer wind en dus meer energie opbrengst. Waarom men zich bedacht heeft is onduidelijk, maar een jaar later doet men een bijna identiek verzoek aan de koning. Nu is de plek wat ruimer gekozen, namelijk in de buurt van Groevenbeek in de Puttereng bij het Lieve Vrouwen Boompje. Dat is wel 2.5 km verderop en dichter bij de concurrent. Deze afstand werd voor de koning in het midden gelaten en verzwegen. Spanje was ver. Was de andere plek vooropgezette politiek en misleiding om de concurrentie te slim af te zijn, of is men halverwege tot andere gedachten gekomen. In het eerste geval zou het maken van een molenberg wel achterwege zijn gebleven, we blijven gissen. Hoe dan ook de molenbelt ligt er na bijna 500 jaar nog steeds en wel in het bos pal aan de Groevenbeek op de hoek Telgterweg (Putten) en Watervalweg (Ermelo) op steenworp afstand van de latere papiermolen en heet getuige de kaart nu Molenberg.


Fig.11 De Molenberg of Molenbelt bij landgoed Groevenbeek linksboven in deze figuur. De Groevenbeek loopt hier op kleine afstand langs de afscheiding. Bij het landhuis nog oude sprengen. Een nieuwe spreng gegraven rond 1860 ligt net links van deze goederen op terrein van de buren om opstoppen van de beek door de toenmalige landheer tegen te gaan.

Gekomen aan het einde van deze virtuele rondgang langs oude en zeer oude molenplaatsen in Putten hoop ik dat ik de lezers warm heb kunnen maken voor mijn ideeën. Stammende uit een oud molenaarsgeslacht houdt het mij in ieder geval bezig. Misschien dat anderen er op kunnen voortbouwen en nieuwe gegevens ter ondersteuning kunnen aandragen (of juist niet). In de huidige tijd zijn er wel zorgen over het behoud van wat er nog rest van deze waardevolle culturele monumenten in het landschap. Het waterschap is voornemens zijn handen af te trekken van het onderhoud van de ’s zomers droogvallende sprengen en bovenloop van de beken en wil het overlaten aan het kleine aantal eigenaren die aangrenzend zijn. Dit is toch duidelijk van een groter algemeen belang. Een tweede bron van zorg is dat het huidige natuurbeleid druk uitoefent om de ooit recht gegraven beken kunstmatig te laten meanderen en van flauwe oevers te voorzien. Men strooit de burger zand in de ogen met deze nep cultuur en noemt dit dan beekherstel. Zo kan in enkele decennia verdwijnen wat eeuwen bewaard is gebleven.

Jan van de Kraats, Putten, Werkgroep genealogie en documentatie.
Met hartelijke dank aan de boeren voor hun welwillende medewerking bij het terug vinden van percelen en aan de lezers van een eerste versie van dit verhaal voor hun opmerkingen.

Bronnen

Notariele akten gemeente archief Putten.

P.N. van Doorninck, Schatting van den lande van Gelre voor de Veluwe van het begin der 14de eeuw, Haarlem 1905.

Verder uit het Gelders Archief te Arnhem:

0324 Kelnarij archief, inventaris Slicher van Bath.
0008 Staten van het Kwartier van Veluwe protocollen van bezwaar Putten, 878, 1675-1733 
0203 ORA Veluwe en Veluwezoom, Protocol van bezwaar Putten, 863 1733-1775
0203 ORA Veluwe en Veluwezoom, Protocol van bezwaar Putten, 864 1775-1811
Tynsboek van Barneveld, Nijkerk, Putten en Ermelo HA inv. 101 uit 1467-1485
Tynsboek van Barneveld, Nijkerk, Putten en Ermelo HA inv. 103 uit 1530-1555
0012 Gelderse Rekenkamer, 1496 Tynsboek Putten 1706-1754
0012 Gelderse Rekenkamer, 1500 Tynsboek Putten 1755-1791
0012 Gelderse Rekenkamer, 1504 Tynsboek Putten 1791-1813
Goltstein Archief 568
HuizeVanenburg 539

Overzicht van al mijn verhalen