Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

Colengoed aan de Putterbrink

Jan van de Kraats, vrijwilliger bij het Puttens Historisch Genootschap

In 1710 heeft de Kellenaar een beschrijving gemaakt van de stukken land die bij Colengoed aan de Putterbrink horen (0324-101). Colengoed is een boerderij die iedereen in Putten wel kent. Als je bij het monument met de vrouw van Putten staat en je blik op de overkant van de Oude Rijksweg richt, kijk je hem recht in het gezicht. Van de zijkant gezien heeft hij een kenmerkende noklijn die naar achteren lager wordt. Wat niemand zich zal realiseren is dat de plek van het monument op een van de vroegere percelen van Colengoed ligt. De naam is te achterhalen uit de net genoemde beschrijving van 1710 en aanvullende documenten. Er bestond in 1710 nog geen kadaster, dat kwam pas in 1832. In die tijd werd de ligging van percelen meestal gedaan aan de hand van naast liggende percelen of wegen. Maar vaak was alleen de naam voor iedereen voldoende om te weten waar het lag en ontbrak zelfs die andere informatie. Nu achteraf is dat erg lastig. Enkele voorbeelden van de perceelsnamen van Colengoed zijn: Ellertjes land, vijf schepel hoekje, Hazenakker, Calees, Dorell en Kleine en Grote Korte Voren. Het land de Grote Korte Voren is de plek waar nu het monument gelegen is. Korte Voren slaat op ploegvoren. Het land was zo smal, dat de ploeg al snel weer omgedraaid moest worden. Het lag dan ook ingeklemd tussen twee wegen; de Oeverse weg (nu Stationsstraat) en de Beisterense weg (nu Nijkerkerstraat). Nu is de situatie veranderd door de aanleg van de Oude Rijksweg vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Met de nieuwe rondweg over de Putterbrink kon het drukker wordende verkeer de smalle wegen in het dorp mijden.

Maar eerst wat meer over Colengoed zelf. De naam stamt vrijwel zeker af van Keulen. Dat werd vroeger als Colen geschreven. Wij kennen het nog van eau de cologne, water van Keulen. De Duitsers zelf schrijven K?ln. Zoals ik in eerdere verhalen over de Putterbrink al schreef, hadden kloosters in Duitsland hier veel bezittingen. De beheerders uit die streken brachten namen uit hun geboorteplek mee hier naar toe. Ik heb daar al eerder voorbeelden van gegeven. Nederlanders hebben op die zelfde manier ook plaatsnamen van hier meegenomen naar het buitenland: Nieuw Amsterdam (later New York), Ermelo in Zuid-Afrika, Zwolle in de VS en Groningen in Suriname. Van Coevorden werd Vancouver, Breukelen werd Brooklyn. Hoe oud de naam Colengoed is, is niet meer na te gaan. De oudste verwijzing vond ik in de ontvangsten van de Hertog van Gelre uit 1335 (0001-0373-052). Daar stond "bona Colen", latijn voor Colengoed. Er is een oud overzichtsboek van de Kelnarij (0324-40A) geheten het Transumptum Vetus (oude transcript) van voor 1500 (met nog latere toevoegingen). Op het binnenblad van dit in fraai leer gevatte boek staat dat het in 1575 voor 15 gulden uit handen van de geuzen is teruggekocht. Zelfs de administratie was niet veilig in die woelige tijden van oorlog. Die 15 gulden was ook een flink bedrag, het moest dus wel tamelijk onmisbaar geweest zijn. We lezen hierin: Bona Kolen p Reijnerus Osic. De P slaat waarschijnlijk op de P van possessor, dat is de (vroegere) eigenaar. In het Transumptum staat nog iets over Colengoed, hertaald staat er: … Colengoed is nu in bezit van de Abt, eertijds was het van Gosen Moensens met zijn zusters. Onder Colengoed hoorde 3 morgen land in Arkemheen geheten Colenmaat. Dat is nu in bezit van Andries Wolters uit Harderwijk, hij moet nog wel aan de Abt bewijzen dat het van hem is ... Het is hier onduidelijk uit welk jaar deze tekst stamt. Het lijkt tegenstrijdig met een artikel "Stamreeksen van Brienen" door mr. A. Haga in de Nederlandse Leeuw uit 1937. Hier komen we Hendrik van Brienen als schepen van Harderwijk tegen die eigenaar was van "het Colengoed aan de Putterbrink bij het dorp Putten". Hij verkoopt Colengoed in 1494. Als het Transumptum inderdaad uit 1500 is, is het wellicht in 1494 aan de Kelnarij verkocht. Ik houd het erop dat deze tekst verkeerd geďnterpreteerd is en dat Hendrik van Brienen alleen de verkoop begeleid heeft. Van Harderwijk zijn de zogenaamde Recognitie boeken overgeleverd waarin allerlei zakelijke transacties werden vastgelegd. In het jaar 1492 lezen we dat Mense Goessen Mensenzoon zijn kindsdeel aan Coelengoed heeft overgedragen aan Jan van Brenen ten behoeve van de Abt. Jan van Brenen heeft dus inderdaad alleen een bemiddelende rol gespeeld. Hij staat ook op andere plekken beschreven als gevolmachtigde van de Kelnarij, maar heeft in Harderwijk wellicht de grote jongen uitgehangen. Colengoed zal trouwens voorheen al horig geweest zijn aan de Kelnarij. In 1501 lezen we weer in deze boeken over Colengoed. … Meester Ruderick Wolffsen heeft recht gesproken over Mense Oeseken erve gelegen te Putten geheten Kulenguet dat de Abt van Paderborn nu heeft en in bruikleen heeft. Hij zal laten vervallen de 15 jaar rente van zes molder rogge per jaar van "Koeleguet dat Mense Osecken plach tbehoeren, soe voele die abt nu besyt offte Aernt Gheissen offte Andrees Woutersen besyt"… Wat opvalt is dat in dit ene stukje de naam Kolengoed gespeld wordt als Kulenguet en als Koeleguet (spreek uit Koolegoed). Er is sprake van gedeeltelijk bezit van de Abt, maar dat zal slaan op Kolenmaat dat Andrees Woutersen bezat.

Wat betreft Colenmaat, in een latere vrijwel identieke tekst over het bezit van Gosen Moensens met zijn zusters, lezen we in het Transumptum nog een aanvulling: … anno 1532, van deze 3 morgen staat nog in de dijkrol Mense Ozick met drie roeden dijk [in Arkemheen te onderhouden] die volgens Jan Romersen en Wolter Rixen gekoppeld zijn aan Kolenmaat … (Voor de liefhebbers is in 0012_1559-0019 een uitgebreidere tekst te lezen.) Een dijkrol bevatte de administratie wie welk stuk dijk moest onderhouden. Na 1611 veranderde dit systeem in een betaling per morgen, het morgen geld. Zie de vrij recente boeken van Wim Hagoort over de polder Arkemheen. De Kolenmaat was hooiland; we kunnen het nog terug vinden onder de kadastrale percelen J185-187. Alleen zijn die samen met 8,4 morgen veel groter dan de genoemde 3 morgen. Moijnse Ozijck, zoals hij hier heet, komt echter met nog twee andere percelen voor in de dijkrol. Gosen Moensens is waarschijnlijk een afstammeling van hem. Meijnse Osikengoed wordt ook genoemd in de Herenguldens en Rijsvoeders van de Veluwe uit 1547 (0012-1285). Volgens de Kelnarij is in het boek van de Herenguldens Mense Osikengoed een synoniem van Colengoed (0324_73F-0139).

Weduwengoed

Verwarrend is dat de Kelnarij naast Colengoed nog een goed aan de Putterbrink had dat Weduwengoed heette. In de map van Weduwengoed in het Kelnarij archief (0324-98) staat duidelijk geschreven Weduwengoed alias Mevus Osikengoed. Het gaat om een afspraak met de Abdisse van Elten uit 1531 dat vanwege Weduwengoed jaarlijks 7 schepel rogge en 7 schepel gerst geleverd zal worden op de Kemmena in Appel. De Kemmena had voor het klooster te Elten dezelfde beheersfunctie als onze Kelnarij had voor het klooster Abdinckhoff in Paderborn. Het goed de Flier in Nijkerk zou de rogge leveren en Hunestein in Huinen de gerst. In 1686 is hier gedoe over omdat Hunestein een aantal jaren verzuimd zou hebben. Er worden nieuwe afspraken gemaakt om het weer goed te regelen. Wat was de eigenlijke oorzaak van deze regeling? Weduwengoed was kennelijk een Eltensgoed dat zijn afdrachten aan de Kemmena verwaarloosd had. Nu de Kelnarij het goed overnam was dat beter te controleren. Die lag namelijk op zichtafstand aan de andere kant van de Putterbrink, de Kemmena was een stuk verder weg. Wat we hier ook uit kunnen leren is dat beide goederen zeer oud moeten zijn. Uit de nalatenschap van graaf Wichman gestorven in het jaar 973 zijn goederen verdeeld over de kloosters van Elten en Paderborn. Om en om kreeg het ene en dan het andere klooster een boerderij. Eerder in 855 was er al een schenking uit onze regio van de Friese edelman Folckerus aan het klooster te Werden. Over de naam Weduwengoed kunnen we gissen dat de opbrengsten dienden voor het levensonderhoud van weduwen. Vergelijk met boerderij Kindergoed in Telgt die die functie had voor kinderen.

Mevus Osikengoed lijkt heel erg op Mense Osikengoed, waarbij Mevus ook nog in variaties geschreven wordt, zoals Meuws en Mewis. Waren Mense en Mevus broers? In oude handschriften zijn ze soms moeilijk te onderscheiden of worden zelfs door elkaar gehaald. Dit vooral omdat beide goederen in een latere periode ook nog samen zijn gegaan. Het begint er steeds meer op te lijken dat ze in het verre verleden beide in bezit waren van Mense Osiken en opgedeeld zijn in wat later Colengoed en Weduwengoed ging heten. Ze waren dan bij wijze van spreken zusjes van elkaar. Elders was er vaak een oplossing zoals in Groot Norden en Klein Norden. De eerste een Werdens goed de tweede een Eltens goed.

In Arnhem zijn in het Oud Rechterlijk Archief de zogenaamde Gerichtsignaten bewaard gebleven. Dat zijn een soort korte uittreksels van rechtszaken. Zo lezen we in 0203 025-0016 dat in een brief met zegel van de Stad Harderwijk de vrouw van Gerberch Goessen Menssen en haar dochter Alijt aan de Abdij van Paderborn een goed verkopen, geheten Coelguedt. In die brief stond ook een uittreksel uit het Gerichtsboek van Harderwijk dat Mensse Goessens Mense naar het buitenland ging en daarom zijn kindsdeel aan de Abt verkocht had. Bij de grote stadsbrand van Harderwijk in 1503 zou het origineel verloren zijn gegaan. Hiervan was nog een certificaat in Elburg van Mensse Goessens en zijn vrouw Mette door scholt, burgemeesters, schepenen en raad afgegeven. Hieruit zou duidelijk zijn of Reijner Meijse guet hetzelfde was als een goed genaamd Coelen guedt en of dat het een eigen goed van de abdij van Elten was (dus Weduwengoed), waarvoor hij jaarlijks twee mudden rogge en twee mudde gerst en 5.5 olde grootten zou moeten afdragen. Kijken we in eerdere gerichtsignaten vanaf 1488 tot 1529 dan wordt door meerdere rechtszittingen meer en meer bevestigd dat er een nog niet verdeeld Mense Osickengoed was. Het ene deel was van de Kelnarij, het andere deel van "de Vrouwe van Elten". De Kelnarij beweert dat Colengoed al sinds 450 jaar in hun bezit is. Dat betekend dat het in 1050 al bestond. Coop van Oldenbarneveld als woordvoerder voor Elten zegt dat het altijd Meijnse Oesickegoed geheten heeft en komt met getuigen die er lang geleden op geboren zijn. Uiteindelijk komt er een regeling tussen Elten en Paderborn (0324-98). Er wordt door "scheidingslieden" besloten dat Lettenborch, de Leinstege, Weduwengoed en de Zeestege horen onder Menso Ozijkenguet en niet onder Colenguet (dit roept weer nieuwe vragen op). Paderborn zal Colengoed behouden maar voortaan de genoemde afdrachten van jaarlijks twee mudden rogge en twee mudde gerst en 5.5 olde grootten aan de Kemmena doen.

Laten we dit onderwerp maar rusten en wat meer op een afstand kijken. We kunnen vaststellen dat de Kelnarij omstreeks 1600 maar enkele goederen in volledig eigendom had en dat die vervolgens verpacht werden. Dat waren Colengoed, Weduwengoed, Ten Hove of Voor het Hek in Beisteren en Veenhuizen in Huinen. Hegemansgoed aan de Putterbrink en de Veenhamer in Norden ook, maar dat waren meer arbeidersgoedjes. Genoemde goederen hadden er vaak ook taken bij zoals het ophalen van de tienden bij andere boeren die op een boerderij zaten die jaarlijks afdrachten in natura aan de Kelnarij moesten doen. Die werden opgehaald en bij de eigen boerderijen van de Kelnarij in de berg gelegd. Na het dorsen was het graan voor eigen gebruik zoals brood en bier, voor de armen of voor de verkoop. Daarnaast was er nog een pacht voor de bezitter van het goed meestal in de vorm van "de derde garf". Van de oogst moest dus een op de drie bossen gemaaid graan afgedragen worden.

In 1543 (0324-51) kom ik voor het eerst inkomsten voor de Kelnarij tegen uit Weduwengoed. De boer heet Jan Woltersen; die namen worden soms genoemd maar vaak weggelaten. In 1608 (0324-73C-0046) is Godschalk Jansen boer op Colengoed en Dirk Beerdsen op Weduwengoed. Bij Weduwengoed staan ook enkele percelen genoemd: land in de Norder Enk, Voor het Hek, de Korte Voren en een broek op de Kleenhorst. De Korte Voren komen ons bekend voor, hier zijn ze dus nog onderdeel van Weduwengoed. Verdere feitelijke informatie over Colengoed en Weduwengoed zien we pas in 1650 in de verpondingslijsten in het dorp Putten. De namen van de boerderijen worden niet genoemd, wel de naam van de eigenaar, de Abt. De naam van de pachter van Colengoed is Reijer Petersen. Die naam kunnen we koppelen aan Colengoed omdat die voorkomt in de lijsten van overleden keurmedigen. Hij heeft behalve huis en een hof, 4 ha zaailand, 4 paarden en 4 koeien. Henrick Gerritsen is sinds 1638 samen met zijn vrouw Gerritje Hermans boer op Weduwengoed (0324-98). Hij heeft een huis en een hof, 1,6 ha land, 1 paard en 2 koeien. Hij haalde bij boeren in Norden de tiend op en legde dat in zijn berg. Uit een schatting door de Kelnarij rond die tijd (0324- 37E) komt Colengoed op 2500 gulden en Weduwengoed op 500 gulden. Van 1674 tot 1709 zijn Jan Wichmans en Grietje Jansen boer op Weduwengoed. Hij heeft aan het eind van die periode een achterstand in betaling aan de Kelnarij en daar wordt een regeling voor getroffen.

Latere periode

In 1711 wordt Gosen Gerrits Put met zijn vrouw Jacobje Jansen boer op Weduwengoed en Hegemansgoed. Er is nu sprake van maar een huis. Het heeft er alle schijn van dat van Hegemansgoed alleen de bijbehorende (losse) percelen land gebruikt worden. Er worden percelen genoemd als de Kleine en de Grote Enk (achter) aan de Putterbrink, de Kleine en de Grote Praast bij de Kelnarij, de Kamp bij het Schot, de Kamp bij Jan Wever, het Kampje bij het huis, de Koenderskamp, het Priorshoekje, de Hulsakker, de Bunschoter, het akkertje achter Henrick's molen en twee broeken aan de Kleenhorst. De gedachte is dat aan de hand van de percelen kan worden nagegaan waar het goed gelegen heeft, want Weduwengoed is later geheel verdwenen. Twee jaar later in 1713 wordt nog eens goed omschreven hoe het zit met de bebouwing op Colengoed en Weduwengoed (0324_39-0069). Colengoed, bestaande uit huis, hof, boomgaard, schuur, 2 bergen, 2 schaapschotten en land. Verpacht aan Steven Gerrits en Heiltje Jansen. Weduwengoed bestaande uit huis, hof, boomgaard, schuur, 2 bergen, 2 schaapschotten en land. Verpacht aan Goosen Gerrits (Put) en Jacobje Jansen. Dat klinkt als twee volkomen vergelijkbare boerderijen.

De percelen die in 1710 bij Colengoed horen (0324-101) en al gedeeltelijk in de inleiding aan bod kwamen: Kamp tegen het huijs nae het dorp, Kleene Korte Vooren, Groote Korte Vooren, Eijkelboschen, Twee Driescampjes, Ellertjes landt, Langenacker, Timp, Haesenacker, Vijff scepels hoeckjen (molenpol), Een scepell landt (knollenakker), Calees, Het Halve Mudde(poepenburg groot), Kuijpersackerjen, Het Mudde landt, Poepenburgse acker (kleine), 3 scepellandt (Poepenburger), Dorell, Tooren, Kluppell, Oude Kluppell. De Korte Voren zagen we voorheen onder Weduwengoed horen. Overigens is dit de enige informatie die in de map Colengoed is over gebleven. De rest is helaas geplunderd.


Fig. 1 Rood omlijnd de percelen van Colengoed bij de verkoop van Domeinen aan Pasman in 1838. De kaart is naar het zuiden afgekapt, daar liggen nog meer percelen verspreid in de Puttereng. Vanuit de linker onderhoek loopt de Beisterenseweg (nu Nijkerkerstraat) verder als de Dorpstraat het dorp in. De weg daarboven is de weg naar het Oever (nu Stationsstraat) die vroeger in de Koesteeg overging. De twee percelen rood omlijnd linksboven zijn de Kleine en Grote Eng aan de Nordersteeg. De vermoedelijke plek waar Weduwengoed lag is aangegeven met een blauwe cirkel.

In 1802 is de zaak weer anders aangepakt en worden Colengoed en Weduwengoed samen verpacht aan Rickerd Jansen en Henrikje Elisen. Er was kennelijk in die tijd ook al sprake van schaalvergroting. De Kleine en de Grote Enk aan de Putterbrink samen met andere percelen voorheen bij Weduwengoed, horen vanaf nu ook bij Colengoed. In het pachtcontract van 1802 wordt bedongen dat zij ook allerlei werkzaamheden voor de Kelnarij moeten verzorgen, zoals ploegen, mesten en zaaien van Kelnarij land. Als er reparatie aan Colengoed zelf, maar ook voor de Kelnarij, nodig is moeten ze stenen, kalk en hout halen. In 1803 in de Franse tijd worden alle Kelnarij goederen geconfisqueerd door de staat. De gebouwen van Weduwengoed en de huispercelen worden niet meer genoemd in de archieven.


Fig. 2 De centrale percelen van Colengoed uit 1838 uit figuur 1 op een recente luchtfoto (HisGis.nl). Midden boven Colengoed zelf. De rotonde Oude Rijksweg-Stationsstraat en rechts daarvan de vakken van het monument liggen op het vroegere perceel de Grote Korte Voren. Op de vroegere "Camp nae het dorp" staat het huis van jonker Frits en een aantal vrij recente huizen.

Blijft de vraag waar Weduwengoed gestaan heeft. Ik had gehoopt dat door gebruik te maken van de kennis over de percelen dit duidelijk zou worden. Maar met de naam "kampje bij het huis" worden we niet veel wijzer. De percelen liggen ook dusdanig verspreid dat ook hier niet de oplossing ligt. Het moet in ieder geval ergens rond de Putterbrink geweest zijn. Een kanshebber is een plek aan de Nordersteeg tegen de percelen Kleine en Grote Eng aan (C1006 en B385). Traditioneel liggen de engen vlak bij de boerderij zelf. We hebben gezien dat deze engen vroeger bij Weduwengoed hoorden. Kijken we meer algemeen naar de vorm van percelen dan maken de percelen van de Els (C1011 en C1024) een kans, meer dan de net genoemde Kleine en Grote Eng die te rechthoekig zijn. De Els percelen stonden niet op de rol als onderdeel van de Kelnarij bezittingen. Het was natuurlijk ooit Eltens bezit. Die zullen er bij de confiscatie niet meer aan gedacht hebben, ze waren al sinds 1532 uit beeld. Het lijkt erop dat ze tussen de wal en het schip zijn geraakt en vakkundig zijn verduisterd. Toevalligerwijs waren ze veel later, in 1867, wel onderdeel van Colengoed. Kijk ik naar oude luchtfoto's dan vermoed ik een grens aan het oude gebied van de Heren van Putten net zuidelijk van de engen van Stormbroek. De Els percelen liggen daar net buiten en de percelen ten zuidwesten daarvan zouden misschien ooit bij Weduwegoed gehoord hebben als huispercelen. In ieder geval is deze plek pal naast Colengoed logisch vanuit de gedachte dat het er als zuster boerderij een afsplitsing van was.

Colengoed erfC1013-C1018hazenakkerC1108
(camp na het dorp)C1045 C1046 C1047molenpolC1094
( 7 schepel, of driest)C1019 C1020knollenakkerC1096
grote korte voorC1038 struikhoekC1098
kleine korte voorC1039 1040schapenkampjeC537
holskampakkerC1036poepenburgerakker grootC548
engetje grootB384 385poepenburgerakker kleinC550
engetje kleinC1006 1007poepenburger drieschepelC719
eldertjeslandC1145driestC621 628 629
nijkerkerhoekjeC900 901knuppelC647
bunschoterC1148torenakkerC690
krommeakkerC1134 1136Langenakker (Dorel)C751
priertshoekjeC1120koenderskampC53 54 58
Tabel 1. Percelen van Colengoed met hun kadastrale nummers bij de verkoop van Domeinen in 1838. Zie mijn website met kaarten waar u ze allemaal kunt vinden. Priertshoekje was vroeger Priorshoekje, zeg maar het hoekje van de pastoor. Eldertjesland is land met iepenbomen eromheen. Poepenburg is een gebiedje waarvan de oorsprong van de naam onbekend is. De Torenakker heeft de driehoekige vorm van een toren. Koenderskamp komt van ene meneer Conraad.

Als in 1838 Colengoed weer verkocht wordt door Domeinen zien we de percelen genoemd in tabel 1. Het kadaster heeft inmiddels in 1832 zijn intrede gemaakt. Gelukkig voor ons worden in het koopcontract deze namen genoemd met de exacte kadastrale oppervlaktes en een totaallijst van alle kadastrale nummers. Met enig puzzelwerk is voor elk perceel de ligging na te gaan. Koper is Berend Huibert Pasman, een inwoner van Putten met aanzien. Hij was papierfabrikant en bezat de papiermolen op de hoek Beekweg-Telgterweg. Hij was wethouder en had kerkelijke functies. Hij was getrouwd met Hendrikje Gerrits van Norden. In latere contracten zien we dat de familie gehecht is aan de oude perceelsnamen, die samen met de kadastrale nummers worden vermeld. Dat valt alleen maar te prijzen. Dochter Lubbertje Pasman, getrouwd met Muin van Dam (uit de Puttense molenaars familie), gaan vanaf 1843 op Colengoed wonen. Vanaf 1869 trekt Maria van de Veen, weduwe van Gerrit Johannes Pasman, erin. Hij was een broer van Lubbertje. In 1908 komt het in bezit van hun zoon Jan Pasman, logement- en stalhouder aan de Dorpsstraat. Later werd hij boer op de Kieviet aan de weg naar het Oever (Zuiderzeestraatweg). Een van de laatste bewoners van Colengoed is Gerrit van Emous. Velen kennen hem van de fraaie modellen van oude boerenwagens. Zo heeft hij ook Colengoed in een maquette nagebouwd.

Tenslotte

We hebben nu een aantal boerderijen rond de Putterbrink behandeld van kloosters te Werden (Klein Koestapel), Elten (Weduwengoed) en Paderborn (Hegemansgoed, Colengoed). Stormbroek was van de Heren van Putten. Blijven nog over Schoutmansgoed dat onder Werden viel en dan van Paderborn de Kelnarij zelf. In het verhaal over Hegemansgoed is al besproken hoe vroeger de weg vanaf Telgt in een rechte lijn over het erf van Colengoed liep en dan verder overging in de Rozendaalseweg. Door de aanleg van de Rijksweg is dat veranderd en zijn de Korte Voren alleen via een omweg te bereiken. Te vermelden waard is ook dat in de rechtszittingen rond 1500 gesproken werd over Colengoed bij de Molen. Opnieuw een bevestiging dat er toen al een voorganger van molen de "Vier Winden" was. In die rechtszittingen kwam ook naar voren dat Colengoed al sinds 1050 een horig goed van de Kelnarij was. Een zusterlijk goed was Weduwengoed. Is het overigens geen bijzonder toeval dat het monument voor de weduwen van Putten op het land van het verdwenen Weduwengoed terecht is gekomen? Omstreeks 2004 is Colengoed gerestaureerd en kan het weer een hele tijd mee. Nu hoeven we met z'n allen alleen nog maar te hopen dat deze fraai gelegen boerderij niet tussen de huizenblokken zal komen te staan.

Bronnen:
Op de website van het Gelders Archief https://www.geldersarchief.nl/ kunt u de in de tekst vermelde inventarisnummers terugvinden.
Uit het Streekarchivariaat noordwest Veluwe https://www.streekarchivariaat.nl/ komen de Recognitie boeken.
Uit het Gemeente archief van Putten komen de notariële akten.
Zie de website van Paul op den Brouw https://odeeby.wordpress.com/ onder Colengoed.
Op de website van mijn zoon https://historieputten.vandekraats.com/ staan de eerdere verhalen en kunt u ook inzoomen op de kaart uit 1832 van het dorp Putten om de hier genoemde percelen duidelijker te zien.

Overzicht van al mijn verhalen