Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

De boerderij Cluppels- en Davelaarsgoed in Beisteren

Jan van de Kraats

In 1787 wordt in Beisteren de boerderij Cluppels- en Davelaarsgoed verkocht zoals we dadelijk zien in een van de vele hierna genoemde bronnen aanwezig in het Gelders Archief. Het blijkt oorspronkelijk bestaan te hebben, zoals de naam al suggereert, uit twee afzonderlijke goederen Cluppelsgoed en Davelaarsgoed. Uit belastingafdrachten kunnen we opmaken dat ze ongeveer even groot waren, ze moesten jaarlijks allebei ongeveer 10 gulden afdragen. Bij de verkoop (0324_250B-1022 en 0203-864-0114) bevat het erf Davelaarsgoed landerijen, opgaande bomen, houtgewassen en rechten in het Halvikhuizer en Beisterense broek. Het is een voormalig goed van de Graaf van Styrum, waarvan de leenplicht aan huis Bronkhorst is afgekocht en tot een vrij tinsgoed is gemaakt. Het valt op dat er wel landerijen maar geen huis word genoemd. Cluppelsgoed was een goed wat onder de Kelnarij hoorde. Op deze twee aparte erven samen was maar een pachter, Teunis Cobussen. Volgens de gemeentelijke bewonersbronnen staat Davelaarsgoed op het oude adres Stenekamerseweg 12 (kadastraal nummer L103) en Cluppelsgoed op Stenekamerseweg 10 (L96). Die boerderijen zijn gespaard bij de nieuwbouwplannen op Husselerveld en staan nu op geringe afstand van elkaar tussen de moderne huizen op adres Huybertsenweg 122 en Mennestraat 83. Toch is onduidelijk waar de boerderijen precies gelegen hebben als men dieper in de bronnen duikt. Op de oudste gedetailleerde kaart van Putten, die van De Man uit 1805, staat Davelaarsgoed geschreven op de plek die we zojuist noemden. Maar, zoals we zo zullen zien, zijn er voor Davelaarsgoed helemaal geen aanwijzingen dat de boerderij herbouwd is na 1650 toen het huis ingestort was. Sowieso is het erg lastig erachter te komen waar ze stonden in de tijd toen er nog geen kadaster bestond. We beginnen met een korte geschiedenis over Davelaarsgoed.


Fig. 1 De boerderijen in een groepje bij elkaar voordat ze door de nieuwbouw zijn ingekapseld. De schuine weg onder is de Stenekamerseweg. Vandaar links naar boven de Rimpelerweg. Behalve Gildegoed, Pepersgoed en Bouwmeestergoed zijn er de lager gelegen boerderijen A en B. A zou Davelaarsgoed zijn en B Cluppelsgoed.

Davelaarsgoed

Boerderij Davelaarsgoed in Beisteren was ooit een leengoed van het huis Bronkhorst. Er is een document uit circa 1435 waarin ene Gelys van Beysteren het erf met 2 kampen land erbij in bezit wil krijgen. Het had voorheen aan zijn op dat moment overleden vader Noude van Beysteren toebehoord (0203-2-50) en daarna had zijn oudere broer Rende het willen verkopen. Van het jaar 1453 is er een leenbrief bewaard gebleven in het Gelders Archief te Arnhem (0381-147-0084) waarin de edele jonker Otto heer tot Bronchorst het goed beleent aan Geerdt Hilbrandeszoon van Tellicht. Hij is kennelijk nog onmondig en Jacob van Tellicht lijkt het beheer zo lang waar te nemen. Zijn moeder Gertrudt van Tellicht wordt genoemd, zijn vader Hilbrand is kennelijk al overleden. Jacob was wellicht een oom van hem. Het is niet bekend hoelang deze leen situatie al bestond. Huis Bronkhorst zelf ligt aan de IJssel onder Zutphen, maar het had een hof in Tellicht voor het beheer van bezittingen in Ermelo en Garderen waaronder de tienden van Drie en Houtdorp. In Putten bezat het percelen in de polder Arkemheen, waaronder de Overhagen. In 1539 wordt 4 morgen die bij het goed te Beisteren behoorden beleend aan Maas Gerritszoon (van Klein Bokhorst). Veel later in 1687 lijkt de band met het goed te Beisteren verloren te zijn gegaan. In document 0381-148-0501 verklaren Reiner Melissen Winckop met zijn huisvrouw (Berendje) Jans ten Veen woonachtig te Putten (op Klein Bokhorst) te zijn gesommeerd vanwege leenplicht over twee kampen van omtrent 4 morgen in de Arckemede bij Oude Aller gelegen. Gesteld wordt dat de kampen afkomstig zijn uit het goed Beisteren, en mede onderhorig aan de grafelijke huize Bronchorst. Zij schrijven van geen leenplicht geweten te hebben. Voorheen had vader Jan ten Veen met zijn vrouw Elisabeth Elbertsen de vier morgen land altijd zonder probleem in gebruik gehad. Het beheer vanuit Bronkhorst was zo te zien nogal zwak. Uit een ouder contract uit 1442 (0381-182-0001) kunnen we leren om welke percelen het gaat.

Ick Hilbrant Bluet lye ende bekenne mit desen openen brieve vuer my, mynen erven ende nacoemelingen dat ick ontfangen hebbe vanden edelen moegende jonker Otten heire toe Bronckhorst ende tot Boeclo vier mergen lants (J883 884) so die gelegen siin in Erkemeden inden kerspel van Putten in Walen-Overhage dair Hilbrant van Tellicht naist gelant is mit drie mergen lants (J874) ende dat licht mitter ander siden up ene beke (Middelbeek) tot enen zutphenschen leen te verherweden mit enen ponde also vake als dat gebuert. Oirkonde miins segels an desen brief gehangen int jair onss heren dusent vierhondert twe ende viertich upten vierden dach in meye.

De percelen J883 884 staan nog altijd bekend als de Bloedskampen. We weten nu dat Hilbrant Bluet (uit Harderwijk) de naamgever was. Perceel J874 kennen we nog als de Overhage. Walen is er afgevallen, die betekenis zou kunnen duiden op kwelwater, maar ook op een verzameling van meerdere kampen. Pal boven de Bloedskampen ligt het perceel J863 Davelaarskamp. Dat lijkt geen toeval meer. Dit moet het perceel van 3 morgen zijn uit het goed te Beisteren dat in 1474 werd beschreven in 0381_183-0001. Dit is ook terug te vinden in de diverse dijkrollen van de polder Arkemheen waarin Hillebrant Bloet en Hillebrant van Tellicht in 1494 het beginpunt zijn.

In het laatste document vanuit het huis Bronkhorst (0381-184-0001) wat we noemen betreffende Davelaarsgoed is geen datum te vinden, het Gelders Archief schat het op circa 1600. Hierin lezen we dat ene Peter van Davelaar zijn boerderij in Beisteren in alle vrijheid mag overdragen aan zijn kinderen. Zijn oudste zoon heet overigens ook Peter van Davelaar. Namen waren kennelijk een schaars goed in die tijd. Ook Davelaarskamp in de Arkemheen, ooit Jofferkamp geheten, hoort bij de boerderij. Voorts wordt nog een tweede perceel genoemd, de Waenemaet, die ik niet kan plaatsen. Misschien is de naam een verschrijving van Waelemaat. Ik vond een Walemaat of Valemaat bij boerderij de Voordijk op J48 en J53. Ook een naastgelegen perceel in Walen-Overhage komt als mogelijkheid naar voren. De naam Peter van Davelaar duikt op in de dijkrol van 1588 en het is zijn naam die aan de boerderij is blijven kleven. Dit is opmerkelijk want meestal gebeurt het omgekeerde.

In 1650 was er kort na de tachtigjarige oorlog een taxatie van goederen om belasting te kunnen heffen, de verponding. Een pond was toen een muntsoort, we kennen nog de Engelse pond. Voor Davelaarsgoed is het volgende opgeschreven:

Peter van Daveler eijgenaer van een hoffstede ende aengelegen lant genoemd Davelersgoet. 9 mudde gesaijs daervan 4 mudde den 3e gerff ende 5 molder den 4e gerff, weijnich holtgewasch.

Wat mij opviel was het klakkeloos inwisselen van mudde en molder in een zin, want 4 mud plus 5 molder is 9 mud. Een mud is 2/3 morgen, maakt 0.57 ha. Totaal is dat 2.85ha bouwland, overig land als heide is hier niet meegerekend. Dit moet wel Davelaarskamp (L123 met abcd afsplitsingen) zijn die in 1830 door de aanleg van de Zuiderzeestraatweg doorsneden werd en waar u ongetwijfeld ettelijke keren overheen gereden bent als u van Putten richting Nijkerk ging. De derde gerf betekent dat een op de drie geoogste bossen koren moet worden afgedragen. Wat ook opvalt in vergelijking met andere boerderijen is dat er wel sprake is van een hofstede (erf met tuin), maar niet van een huis. Dat wordt nog duidelijker als bij een inventarisatie van de Kelnarij enkele jaren later in 1658 beschreven staat dat er geen afdracht werd gevraagd want het huis was ingevallen (0324-88-0034).

In 1676 is Peter van Davelaar overleden (0381_149-0123). Davelaarsgoed wordt gevrijd en mag verkocht worden. Davelaarskamp in Arkemheen wordt in 1678 beleend aan de scholt Huibert Huiberts. Zijn naam leeft voort in de Huybertsenweg.

Bijna 100 jaar verder in de tijd in 1760 is er een belening aan ene baron Tengnagel van de Luttike Overhaag in de Putterpolder bestaande uit 2 kampen van in totaal 8 morgen (0381_152-0351). Hier zouden de aaneensluitende percelen J865, 866, 874 en 875, bij elkaar ongeveer 8 morgen groot, bedoeld kunnen zijn. Zij worden namelijk allemaal, naast andere namen, ook Overhaag genoemd. Luttike betekend klein, was het een gedeelte van een nog groter gebied Overhagen? In de Nijkerker polder ligt overigens ook een gebied met de naam Overhaag. Verwarrend is dat vrijwel tegelijkertijd aan dezelfde persoon twee kampen uit het goed te Beisteren, samen 4 morgen groot, met de naam Blaaskamp worden beleend. Die naam is nu onbekend maar lijkt ooit verbonden te zijn geweest aan boerderij Blaashorst in Gerven. Die naam is daar wel bekend, de deftige naam van de boerderij is Blarinxhorst. Is hier sprake van nog meer Bronkhorster land in de polder? Daar zijn in de leenregisters geen aanwijzingen voor. Het lijkt er meer op dat de Bloedskampen voordat Hilbrant Bluet ze in leen had, de Blaaskamp heette.

Tot nu toe was er geen enkele aanwijzing waar nu eigenlijk de boerderij Davelaarsgoed in Beisteren gestaan heeft. We stappen nu over op Cluppelsgoed om te zien of dat meer oplevert.

Cluppelsgoed.

In een zeer vroege belastingaangifte uit 1325 (0001-4046) komen we de naam Cluppels kinderen tegen. Een link met een boerderij kunnen we nog niet leggen. De eerste aanwijzing daarvoor is van 1437 (0012_1303-0182) … In het jaar 1437 heeft Hertog Arndt gevrijd en tot een tinsgoed gemaakt ten behoeve van de eigenaren Alphert Brinck, voorheen Reijer van Wedichem Reijners, voorheen Wichman Claassen, voorheen Claas Wichmans, een half erf geheten Cluppels erf met 2.5m gelegen in Arkemheen en nog 1.5m in Peperskamp… Verwarrend is dat we omstreeks het jaar 1480 lezen (0001_2686-0053) … Kluppelsguet hout (behoud) Ghise van Boickhorst ende woint to Hierde ende is een proestguet … De eigenaar woonde dus in Hierden en zal tot de rijkere bovenlaag behoord hebben. De boerderij werd dan verpacht. Dat het een proostgoed was betekent dat het onderhorig was aan de Proost van Werden. Die goederen verhuisden in 1557 naar de Kelnarij. Cluppelsgoed ging in die tijd Henrick Wichmansengoed heten naar de toenmalige eigenaar. Maar net hadden we gezien dat het goed door de hertog in 1437 gevrijd was, hadden de kloostereigenaren dit weten terug te draaien of heeft het te maken met het vrij maken van maar het halve erf? Iets daarvan blijkt in 1546 bij de voorbereidingen van de overdracht aan de Kelnarij (0012_1559-0021):

Cluppelsgoed is een horig goed van de Kelnarij, een vroege eigenaar heet Wichman Claassen. Nu is er een zoon Henrick Wichmans Claaszoon getrouwd met Griete. Hij bezit de helft van het goed, de andere helft heeft ene Wilhem Vermaat. Zij ontkennen allemaal dat het een horig goed is en daar is gedoe over (twyst en schelinghen) met de Abt. Na afspraken trekt Wilhem Vermaat zich terug uit het goed zodat Henrick Wichmans nu het hele goed bezit. Hij betaald een boete van vijf goldguldens en zijn vrouw Griete wordt horig aan de Kelnarij.

De Kelnarij heeft het inderdaad voor elkaar gekregen dat het hele goed weer horig is geworden, dat geeft hun extra inkomsten. Het blijft nog wel enige tijd onderwerp van gesprek getuige een roddel met de bekende pastoor Everhardt Swaar uit Nijkerk in 1593 (0324_111-0003).

Aan dem weerdigen voorzichtige ende frommen heren Everhardt Swaar en goeden heren vrundt, pastoor tot Nijkerck. Betreft abtsgoed Cluppelsgoed, anderen zeggen tinsgoed Dirrick Reinersgoed. Er is een kwestie over het vrij verkopen van hout op het goed, de Kellenaar is tegen. Denk aan wat er op Olden Oven gebeurde. Beter is om het met vriendschap op te lossen. Ondertekend door Van Steenler.

Dit roept weer de vraag op, wat was er dan aan de hand met Olden Oven!

In de Kelnarij map over Cluppelsgoed (0324-111) en uit tinsboeken (0012-1497-0432 en 0012_1501-0433) kunnen we een reeks eigenaren opstellen. Die is voor 1546 niet altijd volledig vanwege de andere helft.

Nicolaas van Diermen scholt te Putten 1787.
Juffer Geertruid de Roos te Arnhem 1765.
Elisabeth Huibers 1737.
Scholt Huiberts 1699.
Aalt Aaltsen met Grietje, de oudste dochter van Lubbert Hendriksen 1679.
Zoon Hendrik Lubbertsen 1673, al snel overleden.
Lubbert Hendriksen Speck en Gerritje Derksen 1633, de zaken gaat slecht.
Reiner Derks te Beisteren 1618.
Derk Reyners te Beisteren 1585.
Henrick Wichmans 1546.
Wichman Claassens 1532.
Claas Wichmans.

Dat de overgang van de ene naar de andere eigenaar niet altijd soepel wordt duidelijk in een proces van 1618 (0203 100-0089). Daarvan is ook in de Kelnarij map bewijs terecht gekomen (0324_111-0027). Hierin worden veel percelen in Beisteren en de Puttereng genoemd die onder Cluppelsgoed horen. Reyner Dercksen is aangewezen als bezitter van de Soolweer (kern van het goed). Er zijn andere familieleden die ook willen delen in de erfenis. Zij nemen het besluit over de afgoeding in percelen nu Reyner Dercks als soolweerbezitter geen totaal bedrag in geld wil noemen om af te delen. Er wordt geloot. Reyner Dercks krijgt toegewezen een stuk land van een half mud ruim (L127?) liggende achter Davelaarskamp, anderhalf schepel de Lange akker (C717, 739), een schepel de Korte Akker (een schepel is 0.14 ha), anderhalf schepel bij de hofstede, de tweede Cluppelskamp (L118) bij het Mennegat, twee schepel de Goorakker (C967), drie schepel bij Heimen Broenisgoed, anderhalf schepel de Heetakker (C877 878), een schepel de Vuylenakker (C930), drie spint (3/4 schepel) in de Vlasstroet en als laatste de driest aan het Putterbos. Aan de andere kant wordt Reyer Jansen met de zijnen toegewezen de Achterkamp van twee mud, de Steegakker (L67) van een mud, een half mud uit drie schepel land achter de Cluppelskamp. Cornelis en Elberts Claassen wordt toegewezen de eerste Cluppelskamp (L120) van zes schepel die ligt aan de Davelaarskamp, twee schepel de Bestevaar (C1149), drie schepel bij de Heetkamp (L99?), een schepel bij het Scheperenpad, een schepel de Kruisakker (C841), een schepel van drie achter de Cluppelskamp. Dan zal de drie morgen meenland, het hout op het goed behalve dat op de soolweer, het broek en de veltslag voorlopig gemeenschappelijk blijven. Maar de soolweerbezitter heeft wel recht tot inlossing, dat wil zeggen dat hij dit land weer bij de soolweer kan voegen zodra hij het geld hiervoor heeft.

Wat betreft de namen van enkele percelen, de Vuylenakker kreeg zijn naam vanwege het vele onkruid. De Goorakker lag dicht bij het Goor, de kenmerkende laagte tussen de Stationstraat en de Husselsesteeg. De Bestevaar was van grootvader geërfd. De Heetakker betekent Heideakker. De Kruisakker lag met enkele anderen dwars op de naburige percelen. Het Mennegat was geen gat in de grond zoals wel wordt gesuggereerd, maar een nauwere doorgang waar de beesten door heen gemend moesten worden.

Even verderop wordt ook beschreven dat de soolweer is betimmerd met een woonhuis, berg, schaapschot en verder getimmer, is bepoot met opgaande bomen, benevens hof en boomgaard en circa 12 mud (6.8ha) hoog land. Dat zullen de net genoemde percelen zijn met één toevoeging, het perceel met de naam Scholteti Qualis ager. Ik vertaal dat als kwaliteitsland van de Scholt. Gelet op de uitspraak zal dit de bron zijn van de perceelsnaam Calees, later ook verbasterd tot Kaleers of Kaalaars. Deze namen komen in Putten regelmatig voor bij een mooi stuk bouwland. Een daarvan was de Scholten Calees (C747).

Ik had de hoop dat uit de ligging van de percelen zou blijken waar de boerderij stond, maar uit “anderhalf schepel bij de hofstede” en Achterkamp worden we niet veel wijzer. De wel bekende percelen liggen erg verspreid en geven ook geen oplossing. Net als bij naburige boerderijen is een ligging aan het heideveld vanwege het schapen weiden bepalend, het bouwland mag best iets verder liggen. Dit is ook op te maken uit de ligging van de schaapskooien. Op dit moment in ons onderzoek zijn zowel de ligging van Cluppelsgoed als van Davelaarsgoed nog onbekend. Een wat vage aanwijzing vond ik in de Kelnarij map van Osekegoed in Beisteren (0324_159-0129). Osekegoed was eigendom van Henrick Wulfs. Die had grond geruild met Reiner Dirks van Cluppelsgoed. Reiner kreeg uit de ruil … een stuk broekland ten oosten beginnende van het Scholten Boskampje (L308) en strekkende voorbij (zijn) Reiner Dircks Hofstede over de weg die van Pepersgoed (L84) over het broek na de Santelijk loopt tot op twee merkpalen, de zuiderpaal zijnde 32 treden, de noorderpaal 42 treden ten westen over de voorschreven weg…. Santelijk, letterlijk het lijk van een heilige, is nu onbekend en die merkpalen zijn natuurlijk al lang verdwenen. Het stuk broekland zou heel aannemelijk L163-169 kunnen zijn, het viel in 1832 nog onder het goed. Hier langs is dan een lijn denkbaar tot aan Pepersgoed waarbij Cluppelsgoed gepasseerd werd. Ik kom zo tot de conclusie dat L103 het oorspronkelijke erf van Cluppelsgoed is, ik zal het verder dan ook zo noemen, al is het alleen al om een kortere naam te hebben. De Achterkamp van twee mud zou dan L164 met 169 kunnen zijn.

Blijft de vraag of L96 dan mogelijk het oude erf geweest is waarop Davelaarsgoed ooit stond. In het jaar 1827 werd dit goed na het overlijden van de eigenaar Evert van Dasler te Nijkerk verkocht aan kleermaker Aalbert Schouten (0168_1119-0508). Bijbehorende percelen zijn C874, C854 855 en C695. Deze hebben geen enkele overeenkomst met de van vroeger bekende Davelaarspercelen. In de polder ligt nog een stuk land de Domineeskamp geheten (J216). Uit de dijkrollen kunnen we eerdere eigenaren opzoeken. Vanaf 1716 zijn dat Maria van Geijn, Wiert van Geijn, Dirk van Geijn, Mechteld van Geijn 1782 en Evert van Dasler 1811. Ook hier geen enkel verband met Davelaarsgoed of het huis Bronkhorst. Opmerkelijk is de toevoeging in de verponding van Cluppelsgoed uit 1650. …Lubbert Henrixen heeft een huijsken ende hoffken van een schepel verhuijrt aen een snijder voer 6 gulden… Een snijder is een kleermaker. Het lijkt er op dat L96 al zo’n tweehonderd jaar aan kleermakers verhuurd werd. Bij gebrek aan een naam moeten we het misschien we het Kleermakersgoed noemen. Het feit dat dit in dezelfde verponding genoemd werd apart van Davelaarsgoed sluit eigenlijk wel uit dat die boerderij hier stond.

De boerderijen in de verponding lijst staan ook in een bepaalde volgorde die lijkt alsof de schrijver een wandeling gemaakt heeft van de ene boerderij naar de volgende. Davelaarsgoed staat vermeld tussen de boerderij Ten Hove (L322) en boerderij Voor het Hek (waarschijnlijk L325) in. Perceel L126 aan de overkant van de weg en tegen Davelaarskamp aan lijkt al met al een goede kandidaat voor de plek waar Davelaarsgoed ooit gestaan heeft. Het stond dan, met de net genoemde boerderijen, aan de Beisterense Brink. Die brink was richting Putten afgesloten met een hek, het Hillenhek, om te voorkomen dat het vee de bouwlanden van de Puttereng in liep.

In de polder Arkemeen lagen drie percelen die vanouds tot Cluppelsgoed behoorden. Twee daarvan werden al vroeg afgesplitst, de Cluppelskamp van 1.5m bij de dijk (J195) en een andere Cluppelskamp van 1.5m op de hoek Blindesteeg-Waterweg die meestal het Hollemaatje werd genoemd (J110). De derde Cluppelskamp van 2.5m gelegen in Arkemheen aan de Blindesteeg bleef aan het goed verbonden en heette naar de eigenaar Lubbert Hendriksen Speck meestal de Spekkamp (J179). Vanwege zijn overlijden in 1667 moest aan de abt een keur (successierecht) betaald worden van 35 gulden en twee kannen wijn. In de dijkrollen stond de (Spek)kamp in 1588 op naam van Henrick Wijchmansen, in 1611 op naam van Alphert Brinck en in 1716 op naam van J. de Roos (zie ook 0324_41-0273). Toen in 1672 de vrouw van Lubbert Hendriksen Speck overleed waren er geen paarden op het goed, was dit vanwege de Franse rooftochten? Er moest een keur betaald worden, het werd dus geen paard maar een bedrag van 15 gulden. Zoon Henrick Lubbersen is nu eigenaar maar hij sterft vrijwel meteen vanwege de Franse overheersing lezen we. Er is geen “have” op het goed, de keur zakt nog meer naar krap 9 gulden. Het goed wordt in 1682 verkocht aan scholt Huibert Huibertsen en zijn vrouw Lamina van Appeldoorn. Die overlijdt in 1736, zijn dochter Elisabeth neemt Cluppelsgoed over, zij overlijdt in 1764. Volgens testament wordt nu juffer Elisabeth de Roos uit Arnhem beleend met het goed. Ook zij heeft niet het eeuwige leven, dat eindigt in 1786. Gerrit van Diest heeft van haar een volmacht gekregen om het goed te verkopen aan Nicolaas van Diermen en zijn vrouw Evertje Campert, dit was de verkoop in de inleiding van dit verhaal. Nicolaas had al die jaren al de zaak waargenomen, dus dit was kennelijk een manier om hem te bedanken. Evertje Campert was de dochter van de Jan Campert die een grutmolen had in Nijkerk op het plein.


Fig. 2 Een gecompliceerd plaatje op de kaart van 1832. Linksboven het groepje boerderijen uit fig. 1 met Cluppelsgoed in linker rode cirkel en Kleermakersgoed (L96) in rechter rode cirkel. Bruin is bouwland, donkergroen houtwallen. Percelen van Cluppelsgoed zijn lichtblauw gemaakt en die van Davelaarsgoed donkerblauw. Meer percelen liggen verderop in de Puttereng en vallen van de kaart. Onder de weg naar Nijkerk. In 1830 is de weg dwars door Davelaarskamp (donkerblauw) en over de vroegere plek van Davelaarsgoed getrokken. Van het oude gedeelte, wat lager om de kamp heen liep, is de huidige Enghuusweg een overblijfsel. Nog lager onder de Beisterense Brink stond de boerderij Ten Hove met rechts daarvan de vermoedelijke plek van boerderij Voor het Hek. Daar stond het HillenHek over de weg om vee uit de Puttereng te houden.


Fig. 3 Een recente luchtfoto met in de linker rode cirkel Cluppelsgoed en in de rechter Kleermakersgoed.

In 1803 als de Kelnarij in de Franse tijd wordt opgeheven is Nicolaas van Diermen nog steeds eigenaar. In 1819 is Nicolaas overleden en neemt zijn vrouw hypotheek op het goed (0168_1111-0486). In 1823 is ook zij kennelijk overleden en verkopen de nabestaanden Cluppelsgoed aan grootgrondbezitter Gijsbert Arentse en zijn vrouw Aaltje Jagers. Bevestigd wordt nog dat oostwaarts Evert van Dasler eigenaar is. Bij het ingaan van het kadaster in 1832 is precies te zien welke percelen hij bezat. Omdat hij nog meer boerderijen in Putten bezat (o.a. landgoed Schoonderbeek) was het lastig uit te puzzelen welke bij Cluppelsgoed hoorden. In 1843 heeft hij het goed overgedragen aan zijn zoon Wouter Hendrik Arentse, toen theologiestudent te Leiden. Die neemt al snel een hypotheek op het goed (0168_3864-0086), in de akte staan de kadastrale nummers van het goed met in totaal ruim 38 ha grond erbij. Hij neemt in 1848 nog een hypotheek, nu bij de boer op het goed Hendrik van de Kamp (Gunning 1848-593). In 1849 herhaalt zich dit, het leven van een student kost het een en ander. Wouter Hendrik Arentse zit het helemaal niet mee, zijn weduwe brengt het goed in hetzelfde jaar ter veiling met meerdere goederen waaronder Schoonderbeek en Schoutmansgoed. Cluppelsgoed wordt niet verkocht en komt aan Willem Arentse, winkelier te Putten en getrouwd met Anna Aleida van der Zanden (Gunning 1849-622-627). Als in 1858 Hendrik van de Kamp is overleden blijkt hij met zijn vrouw Geertje Dirksen Cluppelsgoed in bezit te hebben. Het is nu nog maar 14 ha groot. In 1864 wordt het goed doorverkocht aan Willem van Meerveld met Harmpje Teunissen van Hell (Beijerman 1864-365). In 1881 is er weer een veiling en komt het op Bessel van de Hazel, landbouwer te Putten.

Tot Slot

We hebben kunnen aantonen dat de boerderij waarvan we dachten dat het Davelaarsgoed was, in werkelijkheid Cluppelsgoed blijkt te zijn. Het toekennen van de juiste naam aan de boerderijen in dit gebied van Beisteren blijkt lastig te zijn. Ik zag een kaartje van Klaas Friso waar de boel wel heel erg door de war lag. Hij noemde Gildegoed Davelaarsgoed, Pepersgoed Bouwmeestersgoed en Bouwmeestersgoed Pepersgoed. Een ding was in ieder geval correct en dat was de plek van Cluppelsgoed. Bij de nieuwe straatnamen, afgeleid van boerderijnamen, die daar gekomen zijn ligt de boel ook flink door elkaar. Het was toch mooier geweest als bijvoorbeeld de straat Gildegoed langs Gildegoed had gelopen en Wijkhove langs Wijkhoven. Claasgoed en Bollengoed horen hier helemaal niet thuis, maar in de nieuwe wijk Halvikhuizen (terwijl het daar Beisteren is, vandaar de verwarring). De straatnaam Cluppelsgoed ontbreekt daarentegen weer. Al is het daarvoor nu te laat, de geschiedenis van Putten is toch weer een stapje verder gekomen.

Kijken we nog even naar fig. 1 waar een groepje boerderijen bij elkaar ligt in een groene omgeving en vergelijken we die met fig. 3 waar dit volledig is volgeplempt met nieuwbouw dan vraag ik me af of dat niet beter had gekund. Het is waar, oude boerderijen zijn gespaard, maar ze liggen als schaamlappen tussen de nieuwe huizen. Waarom hier niet een wat grotere groene enclave opengelaten? Dat had dan elders misschien een weilandje extra gekost. Maar zo’n weilandje geeft niet de beleving die een groene enclave met boerderijen kan geven.

Dan wil ik wijzen op de genoemde documenten van het Gelders archief. Die zijn gratis te bekijken en te downloaden, een geweldige service. Bij enkele verwijzingen naar Puttense notarissen uit het gemeente archief heb ik de naam van de notaris genoemd. Bovenaan mijn website https://historieputten.vandekraats.com/ staan kleine kaartjes. Klik erop en er verschijnen twee kaarten naast elkaar die synchroon bewegen bij inzoomen voor meer details zoals het beter leesbaar maken van de perceelsnamen (met muiswieltje) en heen en weer schuiven (met ingedrukte linkermuisknop). Bovendien kunt u kaarten uit verschillende tijden eenvoudig met elkaar vergelijken onder andere luchtfoto’s uit 1945. Kiezen van andere kaarten kan door de menuregel onderop de kaart aan te klikken.

Wandel achter uw PC door Putten heen en let op de verschillen.

Overzicht van al mijn verhalen