Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal
Jan van de Kraats Dit verhaal gaat over mogelijk grensoverschrijdend gedrag bijna 500 jaar geleden. Het betreft dan de grens tussen Putten en Ermelo in het gebied van Schoonderbeek en Groevenbeek. Schoonderbeek werd in die tijd bewoond door Anna van Gelre. Hoe ze daar terecht kwam beschreef ik in een eerder verhaal “Hoe kwam Anna van Gelre op Schoonderbeek”. Zij kreeg als compensatie voor verloren bezit van hertog Karel van Gelre, ook wel Karel van Egmond genoemd, het recht om levenslang op Schoonderbeek te wonen. Daarbij kreeg zij ook het recht van de jacht in het ampt Putten. Dat betekende dat niemand anders dan zij in Putten groot wild zoals herten, reeën en wilde zwijnen, maar ook kleiner wild als hazen, konijnen, vogels etc. mocht bejagen. Dat was inclusief de konijnen warande van de hertog die zich in Putten bevond. Dit zal een gebied in het noordoosten van Putten zijn geweest waar behalve bossen ook nog uitgestrekte heidevelden lagen. Het jachtrecht had zij gekregen in 1530 toen zij op Schoonderbeek kwam wonen en zich daar een “habitatie ende huys gebouwet” heeft. Sindsdien heeft zij daar tot nu toe (1552) gewoond, ook na de dood van hertog Karel in 1538 heeft zij het rustelijk en vredelijk kunnen gebruiken. Nu is er dan toch een probleem ontstaan met ene Johan van der Hell uit Harderwijk, die heeft haar knechten teruggestuurd toen zij aan het fretteren waren bij Groevenbeek. Hij heeft daarbij met geweld de fret afgenomen en niet meer terug gegeven. De knecht was daarna nog met de jachtvergunning naar Harderwijk gegaan, maar onverrichterzake teruggekomen. Een toelichting wat fretteren inhoudt is in deze tijd waarschijnlijk niet overbodig. Konijnen vluchten bij gevaar al snel hun uitgebreide ondergrondse gangenstelsels in. Deze holen heten ook wel pijpen. Bij het jagen op konijnen wordt een afgerichte fret in een pijp gezet die dan de konijnen via andere pijpen het gangenstelsel uit jaagt. Daar kunnen ze gevangen of geschoten worden. De fret wordt achteraf beloond met een lekkernij zodat hij de konijnen niet zelf gaat doden. De fret is ook vriendelijk voor zijn baasje. Ik hoorde van een vriend van mij dat zijn grootvader de fret gewoon onder zijn jasje tegen zijn borstkas droeg.
De reden van het afnemen van de fret kwam omdat dat Anna van Gelre wel het recht van de jacht in Putten had, maar niet in Ermelo. De jacht in Ermelo werd gepacht door ene Joseph van Arnhem. Het draaide er dus om of de plek van inbeslagname in Putten of in Ermelo lag. Anna zei dat die plek Puttens grondgebied was, de tegenpartij vond het natuurlijk Ermelo. Anna voelde zich daarmee door ”quade mannen” in haar rechten aangetast en was bang dat haar vrijdom daarmee beetje bij beetje zou verminderen. Ook al omdat de hertog inmiddels overleden was en haar niet meer kon verdedigen. Zij vond ook de “cleynachtichheyt nyet passende”, met andere woorden, ze vond het nogal kinderachtig. Er kwam een proces (Gelders archief 0124-4931-0386) waarin zij eiste dat de fret zou worden teruggegeven en dat er schadevergoeding kwam. Het antwoord van Johan van der Hell begint met een aanhef die we nu overdreven vinden maar die toen gebruikelijk was. Hertaald schreef hij aan de Raad in Arnhem, ….Mijn onderdanige goedwillende geringe dienstbare, (aan de) altijd goedwillig bereidwaardige edele eervaste hooggeleerde wijze raad: ik weet dat joffer Anna van Gelre een klacht over mij heeft ingediend… Hij geeft aan dat Joseph van Arnhem de konijnenwarande in Ermelo heeft gepacht. Die heeft er ook veel energie en geld in gestoken. Omdat Joseph niet altijd in de gelegenheid was heeft hij hem gevraagd, ook omdat hij toch al vaak in het veld reed om taxaties te doen. Hij had als hulp bij de jacht ook drie gezellen aangenomen, zij waren het die de fret in beslag hebben genomen. Hij houdt zich verder zoveel mogelijk afzijdig. Er gaan beschuldigingen over en weer. Anna zegt dat de dieners (knechten) altijd al op die plek op Puttens grondgebied de jacht uitoefenden en fretteerden om haar “moespot” aan te vullen en dat zij volledig in haar recht stond. De “Cantzeler ende Raeden des Keysers in Gelderlandt” geven de order uit aan Johan van der Hell dat de fret teruggegeven moet worden. Des Keysers, want in 1543 was Gelderland namelijk opgenomen in het heilige roomse rijk van keizer Karel de Vijfde en geen onafhankelijk Gelre meer. Evert van Wenckum, in der tijd scholt te Putten, en Steven van Cooth, scholt te Ermelo, proberen een datum vast te stellen om beide partijen te ondervragen op de plek waar de fret is afgenomen. Hij krijgt alvast te horen van de knechten van Schoonderbeek dat het was op de Groevenbeker Eng waar de jonge looijen (loten, stekken van bomen) stonden en wel binnen de wallen. Toen zij door Johan van der Hell werden aangesproken liepen zij naar het huis Groevenbeek langs de binnenwal, waar in een Hessen Hegge (essen houtwal?, verdedigingswal tegen de Hessen?) de fret werd afgenomen. Dan worden er getuigenverklaringen opgenomen door de scholt van Putten Evert van Wenckum en Gerrit van Cooth uit Ermelo in de plaats van zijn vader Steven van Cooth. De getuigen zijn Gerrit Nannemans oud circa 86 jaar en Bessel Gerritsen en Gerrit Beertsen beide circa 60 jaar. Uit hun antwoorden kunnen we een indruk krijgen van hoe het er toen uitzag in die omgeving. Zij zeggen eenstemmig dat zij het erf Groevenbeek goed kennen, met het huis in Ermelo en de Eng met het houtgewas strekkende langs de Ermeler Struiken. Dan was er de beek die naar Telgt loopt en Putten en Ermelo van elkaar scheidt, zoals ook de Ermeler Struiken van het Putterbos. Zij waren bereid dit met opgestoken vingers de heilige lieve God te zweren. Toehoorders waren Bessel Nannemans, Pouwels van Koot, Willem de Bruin en meer goede (betrouwbare) mannen. Op dezelfde dag getuigen Willem Egberts, Henrick Thonissen, Evert Gerritsen en Gerit Pelensen. Dit keer op verzoek van Joseph van Arnhem. Zo zegt Willem Egberts dat de dieners van de drostinne op Schoonderbeek gefretteerd hadden op Kampveld in de ampt van Ermelo. Hij had de dieners nog een zak geleend die hij nog niet terug gekregen had. Ook de anderen getuigden dat de dieners van Schoonderbeek gekomen waren op de Kampvelder Eng en de Pas Eng, allebei in Ermelo gelegen. Zij hadden het allemaal zien gebeuren omdat ze met de schapen in het veld waren. Henrick Thonissen getuigde nog dat hij de “buyelen” mede had helpen zetten. Hij had dat op zo’n manier gedaan dat ze “ontlopen” zouden. Het waren overigens allemaal mannetjes konijnen. Ik maak hieruit op dat men een soort builen als fuiken in de pijpen plaatste. Hij zou de dieners van de wal in de sloot geholpen hebben door dit zo te doen dat de konijnen ontsnappen konden. Dit past in het geheel niet bij het verhaal dat het op Puttens gebied was gebeurd zoals de andere getuigen beweren. Zijn ze omgekocht misschien? Dat zou passen bij zijn verhaal waarin hij geen vriendje lijkt te zijn met Johan van der Hell. Hij had hem zogenaamd flink dwars gezeten door de konijnen te laten ontsnappen. Een half jaar later op 26 juli spreekt ene doctor Johan Stratius, als lid van een commissie, Heronimus Mauricius scholt te Nijkerk aan met een mededeling. Hij heeft namelijk Johan van Hell, aldaar residerende, aangezegd dat Johan op Groevenbeek moet verschijnen om nieuwe getuigenissen aan te horen. En of hij daarom de volgende dag op de Stenekamer (herberg) wilde komen om daar het verhoor tussen Oldenbarnevelt en Bentinck aan te horen. Johan van Hell zegt dat de zaak hem niet aangaat en dat hij alleen zijn vriend Joseph van Arnhem ter wille had willen zijn.
Op 28 juli verscheen Johan Stratius op Groevenbeek met juffrouw Anna, de scholt van Putten Reiner van Arler en de opgeroepen getuigen. Op verzoek van juffrouw Anna is de eed afgenomen en zijn ze op de “waelstaet” (verzamelplaats) gekomen waar de fret was afgepakt (zoals de partijen beweren staat er met gepaste wantrouw tussen haakjes bij). Getuigen Henrick Scholten (van Vaneveld) eigenaar van Groevenbeek, 38 jaar oud, vertelt dat hij met Andries, een van de dieners van Schoonderbeek waarvan hij de achternaam niet weet, op de plek is geweest waar de fret was afgenomen. Het was gebeurd in een bosje dat van hem was en dat tussen de nieuwe hofstede van Groevenbeek en de weg van Putten naar Harderwijk die door de Eng liep. Dat lag ook tegen het perceel het Ronde Stuk op Putten aan. Hier zou Andries de fret in de aarde hebben gezet. Het bosje lag tegen de vrede (wal als omheining) aan, zo kwam de fret terecht op het gemene malenveld. Hier was de fret in een korf overgedragen aan Johannes van Hell. Hij kan zich niet herinneren of Andries zei of het binnen de vrede was of op het malenveld waar de fret was overgedragen. Op de vraag of het nu in Ermelo of in Putten was antwoordt hij dat het malenveld en de waelstaet (plek waar ze zich verzamelden en waar de fret was afgenomen) onder Putten vallen. Iedereen weet ook dat het malenveld toebehoort aan de malen van het Putterbos. Dan voegt hij nog iets interessants toe, namelijk dat de oude hofstede en soolweer van het erf Groevenbeek met het land onder Putten valt en de nieuw aangemaakte hofstede onder Ermelo. Getuige Jan Slots van Venlo, circa 40 jaar oud wordt bevraagd wat hij van de plek en het veld aan de vrede of gracht af weet. Nu is er opeens sprake van een gracht, ging het om de beek of was het de omgrachting van het huis Groevenbeek? Ik vermoed dat de vrede een aardenwal was die met een heg beplant was met daarnaast een greppel (gracht) waaruit de benodigde grond was gegraven. Jan Slots van Venlo komt overigens elders regelmatig voor bij zaken die de Kelnarij betreffen. Enige tijd was hij zelfs kellenaar, hij was dus geen onbekende. Hij vertelt dat hij meer dan 15 jaar de jongen was geweest bij juffer Anna, en dat hij vaak met de dieners mee ging foretteren. Hoewel hij vaak op de plek was geweest waar de fret was afgenomen kon hij niet vertellen of het Ermelo of Putten was. Hij was gezien zijn naam mogelijk ook geen Putter van geboorte. Getuige Geurt Gijsbertsen oud 54 jaar kwam van jongst af aan op de oude soolweer en bevestigd dat de aangewezen plek en het veld aan de vrede altijd onder Putten hoorde. Getuige Aalt Buer 47 jaar oud zegt dat hij samen met getuige Tiemen Jansen op de oude soolweer gewoond heeft en dat het algemeen bekend (straetmerich) is dat de plek waar de fret genomen Putterveld is en dat hij daar vaak plaggen gemaaid heeft. De nieuwe boerderij (bouwhuis) staat in Ermelo op een nieuw ontgonnen stuk heideveld. Tiemen Jansen voegt daaraan nog toe dat het nu 23 jaar geleden is (dus ca 1530) dat hij vertrok van Groevenbeek waar de oude soolweer staat (die was er dus kennelijk nog). Hij had er 12 jaar gewoond en heeft altijd aangenomen dat het daar Putten was. Er was ook nooit enige bemoeienis vanuit Ermelo, Zij hadden ook altijd in Putten kersten (kerstmis, kersteningsmis) gedaan, begraven etc. De nieuwe hofstede ligt in Ermelo. Getuige Gijsbert Willemsen oud 42 jaar zegt dat hij twee jaar geleden al het zaad (koren) wat op Groevenbeek geoogst was in bewaring had genomen. Dat was omdat zijn vader toen op Groevenbeek woonde. De aangewezen plek was Putterveld en werd zonder probleem gepacht van het Puttermaalschap. Zij gingen altijd in Putten ter kerke. Ook getuige Henrick Dirksen, 47 jaar oud, zegt dat de plek waar de fret is afgenomen in Putten ligt. Hij heeft altijd de tienden opgehaald van het oude erf, dat waren de rode tienden (rode tienden komen aan hun naam omdat hier ooit bossen waren gerooid). Geurt van Erkelens, 55 jaar oud en erfvoogd van weduwe Anna kan niet zeggen of het Putten of Ermelo was. Hij kwam hier al voordat Anna hier in Putten op Schoonderbeek kwam, hij ging toen vaak konijnen vangen in de warande. Hij weet niet precies waar de grens tussen Putten en Ermelo ligt. Kil ten Hove (van boerderij de Hooft in Norden), 47 jaar oud, heeft Groevenbeek van jongs af aan gekend. Dan de vraag wat hij weet van de plek voor de Harderwijkerweg, daar in het plaggeveld aan de gracht van dat bosje tegen de Armelen Struyvellen. Armelen was in de tekst misschien doorgestreept omdat het hier Putten was. Het woord Struyvellen is waarschijnlijk wat we nu struwelen noemen, eerder kwamen we al de Ermeler Struiken tegen. Kil ten Hove zegt pas nog op de plek geweest te zijn toen juffer Anna er was en ook Joseph van Arnhem en Johan van Hell. Aalt van Norden (Aalt Buer?) en Geurt Gijsbertsen waren er ook bij. De plek is hem welbekend en heet Putterveld of Imerveld (bijenteeltveld) en zegt dat het helemaal voor de “strate” onder Putten ligt. Een opmerkelijke uitspraak, lag er toen in 1553 al een straatweg van Putten naar Ermelo? Bedoeld zal zijn de stroeten, dat zijn natte ruige velden. Putterveld of Imerveld zijn niet meer bekend. Het moet wel haast oostelijk van het beter bekende Zuiderveld zijn. De naam Zuiderveld is ook al heel oud. Het was het veld zuidelijk van Groevenbeek waar nu het zwembad ligt. Op 7 december 1553 schrijft Anna van Gelre dat zij al meerdere malen brieven naar de Kanselarij in Arnhem heeft gestuurd over de zaak van de fret en Johan van Hell. Na aandringen van haar kant waren dan eindelijk de scholten van Putten en Ermelo getuigen gaan horen op de plek waar de fret was afgenomen om te weten of het nu in Putten of Ermelo was. De scholten hadden er eerst niet erg veel zin in. Eerst werden alleen getuigen van de kant van Johan van Hell gehoord zodat u moest aandringen schrijft Anna. Uiteindelijk blijkt de foret in de ampt van Putten en niet in Ermelo te zijn afgenomen. Johan van Hell had eigenlijk ook geen zin om te verschijnen en deed of de zaak hem niet aanging. Ik vraag u nu om een uitspraak te doen in deze kwestie. Op de 15de juli 1554 schrijft Johan van Hell dat het hem in eerste instantie niet nodig leek te verschijnen want het ging niet hem aan, maar Joseph van Arnhem omdat die de warande in Ermelo in pacht had. Inmiddels is de rentmeester van Veluwe bij hem geweest en heeft hij vernomen dat Anna van Gelre naar het hof Arnhem is afgereisd om zaken te regelen. Maar de fret is in handen van Joseph van Arnhem, dus hij voelt zich nog steeds niet geroepen. De uiteindelijke uitspraak is verloren gegaan of heb ik niet kunnen vinden. Het is ook niet meer belangrijk voor ons, belangrijker is de zaak op zich en wat de getuigen vertelden over de diverse plekken. Anna van Gelre is overigens circa twee jaar later in 1556 overleden en begraven in de kerk te Putten.
Schrijfwijzen van het woord fretDe Nederlandse taal was in die tijd nog niet gebonden aan duidelijke afspraken, men schreef gewoon zoals men dacht dat de lezer het zou begrijpen. Zo kwamen in het proces behalve het woord fret, ook vreet, foret en ffloret voor. Die laatste herken ik als een populair merk bromfiets uit mijn jeugd. Foret heeft veel gelijkenis met het Engelse woord forest voor bos, dat zal niet toevallig zijn. Het woord fret zachter uitgesproken levert vreet op, het verband met vreten of bijten lijkt me duidelijk. Het werken met de fret leverde de afgeleide woorden fretteeren, foretteren, ffretteringe en vrettyren op. De ligging van de genoemde percelenWij vragen ons nu af, waar liggen de Ermeler Struiken en waar eindigt het Putterbos precies? Een opsomming van percelen die we tegenkwamen: Groevenbeker Eng, binnen de wallen, Hessen Hegge, Ermeler Struiken of Struwelen, Kampvelder Eng, Pas Eng. Ronde Stuk, gemene malenveld, Putterveld of Imerveld en Putterbos. Het dichtst bij de situatie komen we door op de kaart van De Man uit 1805 te kijken. Dat is natuurlijk wel zo’n 250 jaar later, maar eerdere kaarten zijn er niet. Uit de tekst blijkt dat Groevenbeek omstreeks de tijd van het proces (1553) begon uit te breiden met nieuw ontgonnen land over de beek in noordelijke richting. Ook de bebouwing ging daar naar toe. Het oude huis Groevenbeek stond nog in Putten, het nieuwe in Ermelo. Er is uit een verklaring van onze getuige Tiemen Jansen in een ander proces op te maken dat Groevenbeek niet lang na 1533 verbrand is (0203-42-0072). Was dit de aanleiding geweest een nieuw huis te bouwen? Als de grens vroeger inderdaad over hoofdspreng heeft gelopen dan liep hij ook mooi rechtdoor over de huidige weg de Laak (zwarte stippellijn). Laak is dan ook een oude naam voor grens. Het perceel het Ronde Stuk zou het akkertje zuidelijk van de hoofdspreng kunnen zijn (letters RS in fig. 3). Daar zit ook een ronde hoek aan. De fret was afgenomen tussen het Ronde Stuk en de Ermeler struiken. Maar we moeten niet vergeten dat er in 250 jaar veel veranderd zal zijn. Het lijkt me dan ook onmogelijk om in onze tijd een oordeel te vellen of het in Putten of Ermelo was. Dat is ook volstrekt onbelangrijk geworden natuurlijk. Wel hebben we weer meer inzicht gekregen in onze vroegere geschiedenis die steeds weer verrassende inkijkjes oplevert. Meer verhalen op mijn website https://historieputten.vandekraats.com Lees ook de verhalen van Hans van Dijk over Groevenbeek, Kampveld en de Pas: |