Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

De Vanenburg als Spijker met Bouwhuis te Nulde

Jan van de Kraats

Er is weinig bekend over de begintijd van de Vanenburg. In het jaarboek 1995 van het PHG (zie www.phg-putten.nl) geeft onze oud-archivaris Johannes van Hell een beschrijving. Het viel als Goed te Nulde onder de Kelnarij waarvan de volgende feiten zijn te vinden in het Gelders Archief te Arnhem (GA 0324_251-0158). In 1389 is Wolf van Putten de eigenaar, het werd daarom ook wel Wolfsgoed genoemd. In 1430 veranderde het van een horig goed in een leengoed. In 1479 was het beleend aan Henrick van Vanevelt en na 1503 aan Tiemen van Vanevelt. Die geeft het in 1540 over aan Coop en Herman van Vanevelt. Coop, bijgenaamd de Witte Coop, overlijdt in 1557. Zijn vrouw Arntje Mommen, eerder getrouwd met Johan van Wijnbergen, verkoopt het goed. Tweederde deel komt aan Evert van Angeren en een derde deel aan (de vrouw van) Albert Schaap en familie. Die waren overigens ook weer gelinkt aan de Van Wijnbergens en de Van Vanevelts.

In Diermen kennen we uit de recentere historie de boerderijen Groot en Klein Vaneveld. Daaruit is ook de Salentein ontstaan. Het lijkt voor de hand te liggen dat de Vanenburg zijn naam heeft gekregen van de familie van Vanevelt al blijft de Kelnarij heel lang hardnekkig spreken over "ons leengoed te Nulde". In een overzicht van belastingplichtigen uit ca 1325 (GA 0001 4046) staan inderdaad Van Vanevelts genoemd, maar waarschijnlijk niet in Nulde gezien de context. Een naam die het meest tot de verbeelding spreekt is Kille van Ulde die even later Kille van Nulde genoemd wordt en dus prima zou passen bij het Goed te Nulde. Zijn "buurman" heet Willam die Onbesceijden, met zo'n naam kun je natuurlijk ook een "kasteel" bezitten.

Zoals Van Hell al schrijft is er moeilijk een beeld te vormen hoe het Goed te Nulde er als bouwwerk uitzag. Wel is er sprake van een gracht. Een tegeltableau met een "Bommelachtig Kasteel" dat uit 1585 zou stammen wordt niet als de werkelijkheid beschouwd (fakenews dus). In het Gelders Archief vond ik onder het Oud Rechterlijk Archief in het Onclaerbouck van Veluwe uit 1575-1580 gedeelten van een proces voor de bank in Putten waarin de namen Evert Souwenbalch en Albert Schaap opduiken samen met het Goed te Nulde. Voor de genoemde personen zie ook Van Hell 1995. Ik geef eerst een transcriptie van enkele gedeelten met daarna een verheldering.

GA 0203_49-0074 … Alsoe Segewalt ten Heeren Haeff met h.w.f.v. heeft angespraecken Evert Souwenbalch, vur hem selven ende als man ende momber sijner huijsfrouw. Irstelick van edtlicke jaren ontbruijcks des Spijkers toe Nulde met hoff ende bongert, als vur sijn gerecht dardendeell. Ten tweeden vur twee jaren ontbruijcks van twee mergen meenlandts. Ind vur een jaer ontbruijcks van vier Lubben roeden buijtten ende binnendijcks gelegen. Allet vur sijn rechter erff darde deell wes hem daer van solde competeren …

De functie van Segewalt ten Heeren Haeff wordt later meer duidelijk, hij haalt Evert Souwenbalch voor de rechtbank. Evert heeft gebruiksrecht van 1/3 deel van "het Spijker te Nulde" met tuin en boomgaard en daarnaast nog van 2 morgen polderland (meenland) en vier Lubben Roeden. Wat die laatste naam betreft, we kenden bij de Putterdijk rond polder Arkemheen wel de Korte en Lange Roeden, inmiddels verdwenen stukken buitendijks land die toen al gedeeltelijk onder water lagen. In plaats van hun steeds veranderende oppervlakte werd daarom de breedte van het perceel in roeden gebruikt. De Lubben Roeden zullen vergelijkbaar zijn geweest, hun locatie is onbekend.


Fig. 1 Een Spijker of woontoren

Een belangrijk punt: er is sprake van een Spijker. Een Spijker was oorspronkelijk een opslag voor graan. Later groeide het uit tot een verdedigbare woontoren waar men zich kon terugtrekken als de vijand in aantocht was. Ook Schoonderbeek, Aller, Arler en de Berekamp waren in grachten gelegen Spijkers. Er is ook sprake van Ontbruik, ik lees dit als dat de zaken stil lagen en niet gebruikt werden met als gevolg geen afdrachten aan de Kelnarij.

Op latere datum is er een vervolg van het proces:

GA 0203_49-0345 … Evert van Souwenbalch als man ende momber sijner huisfrouw mit g.t.o.v. sprack aen mit rechten Guert Bessels und secht dat hij sich hefft gelusten laten, boven und contrarie sijn angenommen pacht cedul und dairop gevolchte pacht oder bruickwer, idt bowhuijs vant selve gepachte Guet tho Nulde gantz ende geheell, bowfellich tho verlaten und tho verwuisten, und niet over te leveren in sijnnen affaren gelick hij sulcx angevangen hadde, daertoe hefft hij verwerder noch den mist van tselve erve in sijnnen affaren entfuret niet tegenstaende denn verbott hem durch den onderscholt geschiet …

Hier haalt Evert van Souwenbalch, als man en voogd over zijn vrouw, op zijn beurt Geurt Bessels voor de rechtbank. Geurt zal de boer zijn geweest want het gaat nu over de boerderij (het bouwhuis) van het gepachte Goed te Nulde. Geurt heeft het laten gebeuren dat ondanks afspraken in het pachtcontract het Bouwhuis gans en geheel bouwvallig is geworden waarna hij het na deze verwoesting zelfs heeft verlaten. Wat ook niet door de beugel kon, terwijl het hem zelfs door de onderscholt was verboden, was dat hij met zijn vertrek mest had afgevoerd. Mest was onontbeerlijk voor het vruchtbaar houden van de grond, afvoeren was dus een doodzonde in die tijd.

Segewalt ten Heeren Haeff doet er nog een schepje bovenop door ook Geurt Bessels voor de rechtbank te halen.

… Zegewalt ten Herenhaeff mit g.t.f.v. pre suo interesse hefft Guert Bessels, belangende die destructie des bowhuijses als oeck vande mist, in derselve gestalt sijnen aenspraick gedaen gelick Evert Souwenbalch hierboven gedaen. Dairtoe noch sprickt gemelte Herenhaeff benoemte Guert aen mit recht, und secht datt hij hem schuldich is die somma van vifftich gulden ad 23 stuivers tstuck mit een paer capuenen, een paer hoend, een vette gans, bynnen jaersche pacht und noch een jair achterstedich. Allet toe goeder reeckeningh vermogen eener pachtcedulen, und dairop sijner des verwerders gebruicte huirweer. …

Hij eist, evenals Evert Souwenbalch, schadevergoeding voor de destructie van het Bouwhuis en het afvoeren van de mest. De vergoeding zal moeten bestaan uit 50 gulden, een paar kapoenen (gecastreerde hanen), een paar hoenders (kippen), een vette gans en de achterstallige pachten. Dit alles volgens het pachtcontract.


Fig.2 Het gebied waar het zich afspeelt in 1832 met de vermoedelijke locatie van de Oude Vanenburg. Over de gele strandwal langs de Zuiderzee links, loopt nu de A28. Ik kom met de suggestie dat het Spijker misschien op het perceel de Burg heeft gestaan. De horizontale weg is de huidige 't Oeverstraat. In de hoek rechtsonder een huis "het Assenvat" geheten. Ik vermoed dat hier een lid van de familie Van Angeren woonde, die kwamen van gebied het Asschat bij Amersfoort. Zie https://historieputten.vandekraats.com voor de kaart van geheel Putten.

De erentfeste und frome Segewalt ten Heeren Haeff komt verder naar voren als vertegenwoordiger van zijn vrouw en van de kinderen van de zuster van zijn vrouw. Hij lijkt iemand uit de familie Schaap. Zijn titel (vast van eer en ook nog vroom) geeft aan dat hij niet zomaar iemand is maar uit de elite afkomstig. Hij verwijst naar de vergelijkbare daarboven beschreven zaak van Evert Souwenbalch tegen Geurt Bessels waarin deze eis ook komt van de weduwe van Evert van Angeren evenals van Albert Schaap zijn vrouw en haar zuster. Ik begrijp dat Segewalt een derde aandeel en Evert Souwenbalch tweederde aandeel in de zaak heeft.

In het Kelnarij archief over de Vanenburg is een kleine notitie van de Kellenaar te vinden.

GA 0324_160-0014 …Bekenne und belijde ick underschreven kelner van Putten, dat der ehrentveste und vrome Segewolt ten Herenhove ahn unse hoff tho Putten tot rechter tijdt gesonnen hefft, dat verstorven Lehenguidt tho Nulde in ampt van Putten gelegen in aller maten als dat zaliger Albert Schaep lestmaell in zijnen leven hefft enfangen und ick ihm als volmechtiger des lehenheren wthstelling gegeven heb tertijt tho und zo lange he Segewolt vurs wederom umb dat tho enfangen verschreven werde, Orkont inde warheyt, meijn eijgen hant hironder gesatt. Actum den 4 julij anno(15)73.

Bruna Fabricius, cellerius


Fig. 3 De fraaie ondertekening van de notitie door de kelner Bruna Fabricius himself. Wij kennen zijn naam vooral omdat er in Putten een straat naar hem genoemd is.

De kelner verklaart dat Segewolt aan de Hof te Putten (Kelnarij) is gekomen. Het woord gesonnen of gefonnen kan ik niet plaatsen. Johannes van Hell oppert "gezonden". Met het "verstorven" Leengoed te Nulde lijkt zoiets als ten dode opgeschreven te worden bedoeld, een andere mogelijkheid is dat vererfd (verorven) wordt bedoeld. Dan wordt de kennelijk overleden medebezitter Albert Schaap als bezitter genoemd. De Kellenaar had als volmachtiger van de leenheren zijn contract verlengd en dat mag Segewolt voortzetten. Hiermee wordt zijn rol als lid van de familie ondersteund.

Nawoord

Dit verhaal voegt weer een stukje toe aan de geschiedenis van de Vanenburg. Er is duidelijk sprake geweest van een Spijker met daarnaast een boerderij (bouwhuis). In mijn verhaal "Een huurcontract van de oude Vanenburg uit 1645" wordt al geen melding meer gemaakt van een spijker, het was kennelijk al verdwenen. De perceelsnaam Lubben Roeden zien we daar afgekort tot Lubberoen. Dan is het nog belangrijk te weten dat de toenmalige Vanenburg niet op de huidige plek lag, maar ca een kilometer richting de Zuiderzee. In een ander verhaal "De ligging van de oude Vanenburg" heb ik aannemelijk gemaakt dat die plek midden in het tegenwoordige weiland in de hoek 't Oeverstraat-Waterweg ligt (zie fig. 2). Er was daar ook een vreemde scheiding tussen kadastraal perceel A408 en A410. Niet uitgesloten is dat er nog een oudere locatie was. Het noordelijke deel van perceel A403 naast de A28 was vroeger onderdeel van een strandwal langs de Zuiderzee. De naam van dat perceel was de Burg. Een herinnering aan een burcht of spijker misschien? De Kronkelbeek loopt er naar toe via perceel A404 "de Wiever (vijver)", dat lijkt geschikt voor het vol houden van de grachten. Het perceel noordelijk van de Burg heet de Noordmheen. Genoeg om van te kunnen dagdromen lijkt me.

Hierbij dank ik Johannes van Hell voor enkele opmerkingen.

Overzicht van al mijn verhalen