Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

Groot Diermen door de eeuwen heen

Jan van de Kraats

Boerderij Groot Diermen heeft een lange geschiedenis. Het was eeuwenlang de laatste boerderij aan de Koesteeg in Diermen. Men had er vrij zicht over het polderlandschap en de Zuiderzee. Het was een zogenaamd Weerdensgoed, dat wil zeggen dat het horig was aan het klooster te Werden bij Essen in het huidige Duitsland. De Weerdense goederen in Putten en omgeving zijn ontstaan uit de schenking van Folckerus in het jaar 855. Anderzijds was het goed te Diermen in eigendom van de Hertog in Gelre. De bezitters van het goed droegen toepasselijk de naam Van Diermen en hadden groot aanzien. Zo komt in 1401 Claas van Diermen naar voren als bezitter van het goed Schoutmansgoed aan de Putterbrink. Dat was toen de hof van Werden, een dependance waar het beheer over de Weerdense goederen werd uitgeoefend. Ik heb daar eerder een verhaal over geschreven. Interessant is dat ook het goed te Diermen daarvoor de Hof in Diermen werd genoemd. Was de hof functie van de Weerdense goederen verhuisd naar het dorp Putten? Kort daarna in 1411 werd het goed te Diermen vrij gemaakt van de horigheid en opgesplitst in twee delen, beide ten behoeve van de familie. Waaraan dit cadeau te danken was blijft de vraag. De Van Diermens moeten wel op zeer goede voet gestaan hebben met zowel het klooster als met de wereldse hertog. De vrijing van het goed heeft ruim 200 jaar later nog processen opgeleverd, maar daarover later.


Fig. 1 tGoet te Dyrem en Cope Witlinc op een belastingaangifte van 1325. Let op de structuur van het perkament.

We beginnen met de oudste aantekeningen in het Gelders Archief. Omstreeks het jaar 1325 is er een belastingaangifte geheten, “de Schatting van de Veluwe” (0001-4046). Tien jaar later was er weer een (0001-3219). Ze bevatten de naam Gheret van Dijrum, tien jaar later verlatijnst tot Gerardus de Dijrem. Dan tGoet te Dijrum, later bona te Dijrem. Aansluitend nog een naam die komt uit de familie Van Diermen, Cope Witlinc later Coep Wittinc. Gheret van Dijrum stond niet meteen geschreven in de buurt van het goed te Diermen, een direct verband was er dus misschien niet. We weten dus niet hoe de bezitter van het goed te Diermen toen heette.

Omstreeks 1357 is er in het Kelnarij archief ook een verwijzing (0324-37C-0010). Bona Dijrem p(ossessor) Nicolaus de Dijrem et Margareta inreium suam (zijn eigen) 6 scepel siligo et 6 scepel ordei , inde solvit. Dat betekent zoveel als: boerderij Diermen met als eigenaren Nicolaas van Diermen en zijn vrouw Margareta hebben de (jaarlijkse) afdracht van 6 schepel rogge en 6 schepel gerst betaald. Nicolaus van Diermen zal doordeweeks gewoon Claas hebben geheten.

In 1392 verklaart Willem van Gulick als hertog van Gelre dat Claas van Diermen de zoon van Cope Witlinx een vrij dienstman is (0324-250H-0125). Heette zijn vader dus eigenlijk Cope Witlinxzoon van Diermen? En woonde hij gezien fig. 1 in een naastliggende boerderij?

Henrick van Diermensgoed

Van de vrijing van de horigheid in 1411 is van het deel dat Henrick van Diermensgoed heet alleen een afschrift bewaard gebleven (0324-38-0017). Later heette het Claas of Rijkt van Diermensgoed wat men in het afschrift maar vast heeft aangepast!

Paladium Dyrem, alias Claes vel Rick van Dirmsguet, quondam die hove to Direm, olim tertium Cotlandt in Dirhamme nuncupatum positum est in Velavia nuncupatum Geldria Præfectura Velavia, ditione Parochia Putten vico Direm. Fuit hoc bonum ante annum 1411 mancipi præpositura Werdensis, ipso antim anno 1411. Pertinent ad hoc bonum, 4 iugera in den echtersten Goer, 2 mergen inter Servaes van Direm et Coop Witlingshuiss, et ab utroq. eorum latere circiter -22 grote iugera. (de oorspronkelijke tekst is langer).

Vrij vertaald is dit: de vorstelijke hof te Diermen, Claas of Rijkt van Diermensgoed, vroeger de hof te Diermen. Eens heette het gebied het derde Cotland in Dirhamme, gelegen op de Veluwe in de parochie Putten, buurtschap Diermen. Gekomen uit onze boerderij die voor 1411 een Werdensgoed was. In 1411 behoorden tot dit goed 4 morgen in het Achterste Goor en 2m tussen beide huizen van Servaas van Diermen en Coop Witling. Alles samen is het 22 morgen (ca 19 ha) groot.

Wat betekent tertium Cotland in Dirhamme? Volgens de ons welbekende taalkundige Wim Hagoort moeten we Dirhamme opsplitsen in Dir, is deer, is herten, en hamme, is water. Dus zoiets als een plek aan het water waar herten graag komen. Cotland zou een gebied met keuterboerderijen kunnen betekenen, denk aan cottages. Zelf denk ik dat er misschien een eenvoudiger verklaring is. We kennen het alleen uit afschriften. Ook daar is de letter t soms nauwelijks te onderscheiden van de e. Dan zou tertium Cotland gewoon kunnen betekenen het derde koeland. De naam Koeland wordt zelfs tot in onze tijd nog vaak gebruikt. Bovendien lag de boerderij aan de Koesteeg. Het was een rijk gebied waar keuterboeren (cottages) geen plek hadden.


Fig. 2 Let op de gelijkenis tussen de e in het eerste woord tertium en de eerste t in Cotlandt. Bedenk dat dit ook een afschrift is en niet de oude originele tekst die verloren is gegaan.

Wat betreft schrijffouten, in de langere tekst waarin meer stukken land worden genoemd staat:

sed p[er] erratum a scriptore qui pro Dicmansguet legit Dirmansguet, qui error non semel irrepit in registra nostra, evidentiusq. alibi patet.

Vertaald:

Dit vanwege een fout van de schrijver die Dirmansguet (Diermensgoed) in plaats van Dicmansguet (Dijkmansgoed) leest, het is de eerste keer dat deze fout in onze registers is geslopen. Elders is het duidelijk.

Hier werden ten onrechte landerijen bij het goed te Diermen getrokken. Het lijkt een kenmerk van de manipulaties die in deze map terecht zijn gekomen (0324-38), zie ook later.

Zuidenge of Servaas van Diermensgoed

Dan het tweede deel dat gevrijd is. Dat droeg de naam Zuidenge of Servaas van Diermensgoed. Een originele akte hiervan is bewaard gebleven (0510-1356). Zie ook een afschrift (0124_5137-0270).

Wii Reynalt bider genaiden goids hertoge van Gulich ende van Gelre ende greve van Zutphen doin cont allen luden mit desen openen brieve ende bekennen dat wi bi raide ende goitduncken onser raide ende vriende omme redeliker saiken wille gevrijet ende gegeven hebben voir ons onse erven ende nacomelinge Servaes van Dyerem ende sijnen erven sijn goit ende erve dat geheiten is dat Sudenge ende uyt den Goide tot Dyerem gekomen is. Item den Vorsten Goer gelegen tussche Henrichs landt van Dyerem ende Kosyns Weide. Item den Voerwinckel gelegen tusschen Verdielen Maet ende Kosyns Weide voirs[chreven] dat tsamen maict achtyen mergen lands of dair ometrynt te goider maiten ende ynden kerspele van Putten gelegen is tot eynen rechten thynssgoide wellich goit ende erve voirs. onse vaigt goit ende horicgoit te wesen plach. Ende die horicheit ende vort alle alsullich recht als wi dair aen hadden hebben wi hem alentlich quyt gescholden (hier breken we af).

Hertaling: Reinold, hertog van Gelre, verklaart in deze openbare brief dat, na goede raad van vrienden en diep nadenken, we het een redelijke zaak vinden het goed Zuidenge, dat uit het Goed te Diermen gekomen is, te bevrijden van de horigheid en over te geven aan Servaas van Diermen en zijn nakomelingen. Daarbij het Voorste Goor (J750 751) gelegen tussen Henrichs van Diermens land (J905 906?) en Kosijns Weide (J731?). Dan nog de Vaarwinkel (J726) gelegen tussen Dielemaat (J723 725) en Kosijns Weide (J731), dat is samen 18 morgen land. Volgt in de tekst nog dat Servaas twee zonen, Claas en Pele, en een dochter Gieke heeft. Niet alleen het onroerend goed wordt gevrijd, ook de personen. De kadastrale nummers kwamen pas in 1832 en zijn dus reconstructies vanuit eigen onderzoek.

De naam Zuidenge verklaart zich later als we zien dat de kern percelen zuidelijker aan de Nijkerker kant van de Koesteeg liggen. Goor betekend laag gelegen nat land. Anders dan later blijkt het Voorste Goor ca. 4 morgen groot. Dat betekent dat ook perceel J751 er onder valt. Als we dan het Achterste Goor van ook 4 morgen in de oude tijd tegenkomen zal het de percelen J905 en 906 omvat hebben (0001-2670-0079). Vaarwinkel wordt ook vaak gelezen als Voorwinkel. Met oude teksten kun je wel vaker twee kanten op. Winkel betekend in dit geval op z’n Duits hoek (wij spraken hier net als in Duitsland Saksisch). Het zou dan de Voorste Hoek land betekenen. Varen is (ook op z’n Duits) het oude woord voor rijden. Vaarwinkel zou dan betekenen het land bij de haakse bocht in de weg. Inderdaad ligt het naast een opvallende haakse bocht in de Koesteeg. Een voorste hoek land komt overal wel voor, daarom is de verklaring Vaarwinkel specifieker. Later kwamen er namen als Vaarwynsel, Vaarwentel en Wentelaar in zwang. Maar vergelijk dat met het Duitse Wandel en je kunt ook dat letterlijk vertalen als “de bocht om rijden”.


Fig.3 Reconstructie op de kaart van 1832. De kernpercelen van Henrick van Diermensgoed zijn rood omlijnd en Zuidenge of Servaas van Diermensgoed blauw omlijnd. De gele weg is de Koesteeg met bij de haakse bocht het perceel de Vaarwinkel. Die ligt tussen Cosijnsweide en Dielemaat. Het Voorste Goor ligt tussen het Achterste Goor en Cosijnsweide. Perceel de Koestege met direct daaronder Lambertskamp vallen grotendeels buiten de kaart.

Zie mijn website https://historieputten.vandekraats.com voor de kaart van heel Putten en overige verhalen.

In 1545 zien we onder het kopje Pantgoiden en Gevriede Goiden van de Gelderse Rekenkamer (0012-0017-0030) weer staan Henricks goed van Dierem, een voogdgoed geweest en tot een tinsgoed gemaakt 16 stuivers. Van het goed Zuidenge, ook genoemd Servaas goed van Diermen, en tot een tinsgoed gemaakt 8 stuivers. Even later in 1550 zijn beide delen weer in een hand gekomen, namelijk die van Rijkt van Diermen (0012-1308-0052). Ze blijven in de boeken apart genoemd.

Ondertussen staat het leven niet stil. In 1436 geven Servaas van Diermen en zijn vrouw Goude (0124_5137-0314) bij het huwelijk van hun dochter Aliden met Dirick Poyte, 8 morgen land: Spennet (J749), Goor (J750 751), Koestege (J920) en Lambertskamp (J921). Hun zoon Claas met zijn vrouw Eesse zijn mede ondertekenaars.

In 1481 heeft Pilgrom van Diermen aan zijn broer Servaas vier kampen land overgedragen (0124_5137-0334). … in Erckmeden aen desse egge den wegh ter Nykerck wert aen… (in Arkemheen aan de Nijkerkse kant van de weg). De weg is in dit geval de Koesteeg. … de ene kamp aan de steeg heet de Zuideng (J706 1.58m) de andere kamp heet de Maat (J704 705 4.28m), de derde kamp heet het Biezenstuk (J721 2.54m) ende de vierde kamp heet het Nieuwe land (J702 639 4.00m). Samen circa 12 morgen land. Servaas blijft kinderloos en geeft in 1503 de 12 morgen weer terug aan Claas, de zoon van Pilgrom (0124-5137-0342).


Fig. 4 Een oude zwart-wit foto van Groot Diermen. Met het dwarshuis en de stenen topgevels doet het on-Veluws aan.

Processen

Vanwege een verervingskwestie na het overlijden van (weer een) Claas van Diermen werden kort na elkaar twee processen gevoerd (0124-5130 in het jaar 1632) en (0124-5137 in het jaar 1634). Ze waren aangespannen door Anthonie van de Velde tegen de erfgenamen van de bezitters van het goed Diermen nadat deze Claas van Diermen kinderloos was overleden. Een daarvan was de weduwe van Claas van Diermen, Henrikje Schrassert. Anthonie van de Velde moest oom zeggen tegen Claas. Beide processen beslaan samen ongeveer 500 pagina’s oude handschriften, wijdlopig geschreven door juristen. Het kostte me veel tijd om te begrijpen waar hij heen wilde. Hij deed namelijk alle mogelijke moeite om de status van vrij tinsgoed te ontkennen. Het zou volgens hem zoals de meeste Weerdense goederen in 1559 aan de Kelnarij zijn gekomen. Ik dacht eerst dat de Kelnarij er achter zat en ze, zoals wel vaker, hun inkomsten wilden vergroten.

Zo lezen we in het procesverslag dat in 1548 door …kwade raad en ophitsing van anderen ook gepoogd is het goed weer tot de horigheid te brengen… (0124-5137-0216). Ik denk dat het te maken heeft met een rechtszaak over Rijkt van Diermen omstreeks 1552 (0203-29-0229). Een vervolg is er in 1555 (0203-30-0247). Helaas is die tekst grotendeels onleesbaar omdat het papier nat is geworden. Hier is wel een geslachtlijn te volgen. In deze rechtszaak komen vier stukken land van het goed Diermen ter sprake die in onderpand waren gegeven en nu door Johan van Oldenbarneveld in gebruik. Het gaat over de Spennet (J749), het Goor (J750 751), de Koestege (J920) en Lambertskamp (J621) te samen 8 morgen groot en ooit gekomen uit de Hof te Diermen. Het zijn exact de percelen in 1436 gegeven door Servaas van Diermen. Rijkt van Diermen wil hier het pandschap met 800 gulden inlossen zodat de percelen weer onderdeel uitmaken van het Goed te Diermen.

Terug naar dit proces: verzwegen is ... met deze ondeugende middelen en praktijken alles om een oude weduwe (Henrikje Schrassert), maar ook de kloekste luiden van de wereld te kunnen bedriegen. Er wordt ook gedaan of er bewijs uit een oud boek komt, terwijl het uit een extract van de aanlegger komt. Dat extract is volgens mij wat onder 0324-38 in het Kelnarij archief bewaard bleef. Het is een opsomming van verwijzingen naar oude Kelnarij boeken in een poging van de aanklagers om bewijs te vinden voor hun zaak en dat veel land ooit bij het Goed te Diermen hoorde. Tamelijk doorzichtig was de manier alsof percelen die in 1411 als naastliggende percelen van de Vaarwinkel werden genoemd zoals de Dielemaat ook bij het goed hoorden.

Het blijkt dat er vanuit de Kelnarij sceptisch gedacht werd over Anthonie van de Velde die meende als erfgenaam uit de strijd te komen. Zie bijvoorbeeld de Memorie voor de heer Kellenaar (0324_122-0031) waarin de volgende adviezen staan: Als Anthonis van der Velde eigenaar wil worden van het goed te Diermen, dan voor de eerste keer afslaan en wel met de volgende redenen. Omdat we geen enkele grond hebben kunnen vinden dat de Kelnarij ooit enig gezag van horigheid op dit goed zou hebben gehad. Noch vanwege de aankoping van de Weerdense goederen of daarvoor. Behalve dan de stedigheid die onze abdij eruit gehad heeft al voor we de Weerdense goederen aan ons kregen. Zelfs nadat doctor Steenler als aanverwant aan Anthonis van der Velde ons archief vlijtig heeft doorzien heeft hij daartoe geen recht gevonden.

Het voordeel van deze procesvoering is dat er veel oude feiten genoemd worden. Zo staat er een reeks eigenaren genoemd. We beginnen met de oudste en hebben de lijn van bezitters van het Goed te Diermen vetgedrukt. Jaartallen zijn gegeven waarin de persoon genoemd wordt:

Servaes van Dijerum, mogelijk een zoon van de Nicolaus de Dijrem en Margareta uit 1357.
zoon Claes servaeszoon van Dijerum (1368) , dochter Griete servaes van Dijerum (1388).
1411 Hendrick claeszoon van Dijerum en Griete, Servaes van Diermen en Goude.
Claes servaaszoon van Dijerum en Eefse, Alijd van Dijrum (1436).
1461 Pilgrom van Diermen en Bije casijns van Luxool, Servaes van Dijrum, Willem van Dijrum, Claes van Dijerum.
Claes pilgroms van Diermen (ovl 1537) met Aleid melisdochter van Luxool, Ricolt of Rijkt, Cosijn, Everwijn, Griet.
1560 Rijkt (Ricolt) van Diermen met Aleid, zoon Claas, dochter Claasje met Aalt ten Velde, Marrietje met Wolliken Meinertsen, Aaltje.

De laatste Claas van Diermen rijktszoon, gehuwd met Henrickje Schrassert, was voor 1614 overleden. Zijn zuster Aaltje gehuwd met Coop Aartszoon Schrassert worden bezitters van goed Diermen. Daarvan een zoon Aart Schrasser overlijdt in 1622 zonder kinderen. Een andere zuster van Claas, Claasje, was getrouwd met Aalt ten Velde, de zoon van Anthonie van der Velde die het proces voerde. Was het inderdaad een goed van de Kelnarij dan had de familie ten Velde behalve het in bezit krijgen van de boerderij ook nog het voordeel dat veel land dat volgens hun afgesplitst was weer bij het goed getrokken kon worden. Uiteindelijk verklaart het hof de zaak als niet ontvankelijk bij gebrek aan genoegzaam bewijs (sententie 0324-38-0015).

Periode Schoonderbeek

Henrick van Middagten blijkt in 1674 eigenaar van het goed Diermen te zijn. Dat zien we in de protocollen van bezwaar als hij een hypotheek neemt (0008-878-0294). Hij is ook eigenaar van Schoonderbeek en Schoutmansgoed, zo komt na lange tijd het Goed Diermen en Schoutmansgoed weer in een hand. Maar zoals we eerder zagen in het verhaal over Schoutmansgoed zijn er grote schulden. In 1707 is Henrick van Middachten overleden. Dan neemt Gerrit Frerik van Zuilen van Nijveld in 1712 een hypotheek op het goed (IMG_1121). In 1735 is het goed te Diermen overgegaan op Anna Cunnegonda van Voorst, de weduwe van Frederik Gerrit van Zuilen van Nijveld, nu opnieuw getrouwd met Johan Peter Becher (0202-863-287). Het is dan 22.5m groot. Wegens schulden moeten zij het goed verpanden aan Jan Bastiaans. Direct daarna staan andere leden van de familie ook zo te boek. Johan Peter van Renesse en zijn vrouw Anna Eusebia Wendelina van Zuijlen van Nievelt nemen een hypotheek op het erf en goed Diermen bij meester Willem van Bommel, getrouwd met Gerharda Brouwer en Ellard Brouwer (0203-863-0333). De Brouwers zijn nakomelingen van Alida van de Velden en Ellard Brouwer senior. Het begint nu vreemd te worden als de naam Van de Velden weer opduikt. Verband met Anthonie van der Velden heb ik niet kunnen vinden.


Ik kwam nog een oeroude traditie tegen om het huis in eigendom en in gebruik te nemen (0203-603-0036 1773): … actuele possessie met in het huis de deur en vensters open en toe te doen, de stoelen te verzetten, het haal te verlangen, en voorts in de hof te spaden snoeien en poten…. Een haal is een verstelbaar ijzeren geval om een kookpot boven het open vuur te hangen. De hof is in dit geval een tuin. Bijzonder is dat de protocolhouder van het ambt Putten genoemd in de stukken Nicolaas van Diermen heet.

Fig.5 Een Haal om de kookpot boven het open vuur te hangen.

Groot en Klein Diermen

In 1773 is er om uit de schulden te komen een overdracht op Ellard Brouwer, Arend van Bommel en Sebastiaan Wesseling, gehuwd met Johanna Everharda van Bommel (0203-603-0003). In 1778 verkoopt Arend van Bommel zijn deel in het erf Diermen aan zijn vader. In 1780 verkopen Willem van Bommel en Ellard Brouwer Groot en Klein Diermen aan Hendrik Kloppers (0203- 864-0204). Uit andere bronnen weten we dat Hilletje van de Pol in 1785 de erfgenaam van Hendrik Kloppers was. Zij was getrouwd met Hendrik Groeneveld en overleed in 1823 maar hadden geen kinderen. In 1824 was de verdeling van haar nalatenschap aan Geertje van Hal en Jan van Duinen, Gerritje van Hal en Harmen Brouwer, Hilletje van Hal en Jacob Termaat, en Lambertus van Hal. De bouwhof Groot Diermen met een bouwmanswoning nr 384 een tabakschuur nr 410 twee zaadbergen, een schaapschot, bomen en houtgewassen, vier percelen bouwland 12.10m (J702 731 732 738 744 745 747), 5 percelen weiland 10.21m (J703 706 707 746 748), met nog andere losse percelen zoals de Nieuwe kamp of Looskamp 2.39m (J639 640), Koesteegkampje 1.54m (J920). Let op dat J731 en J732 nog bouwland was. Er is nog geen kadaster, dus het blijft een reconstructie.

In de dijkrol 1716 (1971-812A) IMG_1269 zien we een korte versie van eigenaren: heer van Nijevelt, heer Renesse 1742, Hendrik Kloppers 1780. Jammer dat het rijtje hier stopt, anderen gaan soms door tot 1850. Het was de dijkgraaf Elfrinkhof kennelijk ook niet helemaal duidelijk.

In de tinsboeken staat tot na 1800 het Goed te Diermen en Zuidenge apart vermeld, ook al was het allang weer een geheel. Zo zien we dat na Claas rijkszoon van Diermen, jonker Hendrik van Middagten eigenaar is geworden (0012-1505-0143 en 144). In 1800 was die natuurlijk al lang overleden. Hoe die overgang verliep met de processen gaande is onduidelijk. We naderen de Franse tijd en lijsten die voorheen netjes werden bijgehouden worden slordiger.

Notariële akten

Na de Franse tijd worden notariële akten verplicht bij de verkoop van onroerend goed en is er meer harde informatie. In 1822 wordt Groot Diermen bewoond door Jan van Duijnen en Geertje van Hall (0168_1114-0040). In 1828 overlijdt Lambertus van Hall. Zijn weduwe is Geertje van Zeeburg (0168_1126-0453), zij waren eigenaar van Groot Diermen. Harmen Brouwer is aangesteld als voogd over de kinderen. Bij de start van het kadaster in 1832 is Geertje van Zeeburg, de weduwe van Lambertus van Hall, nog steeds eigenaar van Groot Diermen (J735). Klein Diermen (J633) is in bezit van Harmen van Drie. Hier is het opletten. In de Schoonderbeekse periode was er sprake van Klein en Groot Diermen binnen het grondgebied van het oude Goed te Diermen. Het Klein Diermen wat we nu zien verschijnen heeft daar niets mee van doen. Dat kunnen we opmaken uit de dijkrollen van 1611 en 1716. Het gebiedje van Klein Diermen (J632-637) had in 1611 de naam “Bij Groenevelt” met als eigenaar Cornelis Reinersen. Er stond een huis met als bewoner Gerrit Cornelissen. In 1716 staat er helemaal geen perceelsnaam of bewoner vermeld. Klein Diermen is sinds 1810 eigendom van Jan van der Munt en Betje Harms, daarvoor waren Teunis Harmsen en Geertje Maassen eigenaar (0203- 864-0103). Na 1816 is het bezit van Harmen van Drie en Rijkje Blom (0168_1108-0211). Het is met huis, schuur, berg en land van 4 morgen groot. Aan de overkant van de weg ligt nog 1.5m (J742).

Voor het Goed te Diermen van 30 morgen groot staat in 1611 Klaas van Diermen als eigenaar. Er is een kloof tot 1716, dan is de heer van Nijevelt eigenaar. Waaruit het oorspronkelijke Klein Diermen heeft bestaan weten we niet. We kunnen hooguit gissen dat het een overblijfsel was van het goed Zuidenge.

Ligging van de percelen

Bij de aanvang van het goed Zuidenge in 1411 was het met Vaarwinkel (J726, 1.5m) en Voorste Goor (J750 751, 4m) samen 18 morgen groot. Voor Zuidenge alleen was dit dus 12.5m. Dat is precies de oppervlakte van de percelen J702 tot J706 over de weg ten zuiden van Groot Diermen. In 1832 hoorden de meeste weer bij Groot Diermen, behalve de Maat (J704 en 705) die was gebleven bij de Schoonderbeekse tak en kwam terecht bij Jasper Hendrik Baron van Zuilen van Nieveld. In de dijkrol van 1716 zie ik de reeks van eigenaren: heer van Schoonderbeek (ook Alexander van Dedem), ACF de Rode van Hekeren heer tot Overlaar, Hendrik Johan Schrassert en mevr. Antonetta Schrassert, wed. Markhof, Willem Rijksen (Hapman), van Zuilen Nievelt 1826).

Het oorspronkelijke goed van Henrick van Diermen in 1411 was 22 morgen groot. Daar inbegrepen was 4 morgen in het Achterste Goor (J905 906, 3.95m) en 2m tussen beide huizen van Servaas van Diermen en Coop Wittich. Waar die laatste 2m lag weten we niet, maar het lag naast Servaas van Diermen, dus Zuidenge. Blijft over 16m voor de rest van de percelen. Dat past precies bij de kernpercelen van Groot Diermen in 1832 (J731-739, J744-748).


Fig. 6 Een recente luchtfoto van het gebied. Percelen de Vaarwinkel en Dielemaat zijn samen gevoegd en doorsneden door de A28. Links de Berenkamperweg met de opritten en in de oksel het zandwingat, nu een recreatiegebied. Het Klein Diermen uit 1832 is een tijd weg geweest maar is toch weer uitgegroeid tot een volwaardige boerderij. Het ooit overheersende Groot Diermen heeft nu zijn boerderij functie verloren.

Tot Slot

We leven nu in het jaar 2024 en de wereld ziet er heel anders uit, ook in Diermen. De A28 is aangelegd dwars door het gebied waardoor de Koesteeg is onderbroken. Er is nog nooit zoveel over de Vaarwinkel “gevaren” als tegenwoordig. De parkeerplaats had eigenlijk naar de percelen Bruinrijst moeten heten, ooit verbasterd van (boer?) Breunisse. Voor de kruising met de Berenkamperweg met zijn op- en afritten was veel zand nodig waardoor er een diep gat overbleef. Dat heeft nu een recreatieve functie. We hebben kunnen uitsluiten dat het huidige Klein Diermen het vroegere Klein Diermen was. Groot Diermen is geen echte boerderij meer, maar heeft een woonfunctie gekregen. Gelukkig hebben we nu de geschiedenis nog om te bedenken wat zich hier in het verleden heeft afgespeeld.

Overzicht van al mijn verhalen