Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

Het erf en goed Hussel

Jan van de Kraats

Een beeldbepalend historisch element in Putten is de schaapskooi van boerderij Hussel aan de Stationsstraat. Op oude ansichten staan er zelfs twee. Hussel zelf staat nu iets meer op de achtergrond omdat het gedeeltelijk verborgen is achter een hoge heg. De naam Hussel is zeer oud. Al in de schenkingsakte van Folkerus uit 855, waarin ook de naam Putten voor het eerst is vastgelegd, wordt Hotseri genoemd. Volgens de geleerden is Hotseri via Hezzere, Huzzere, Husser verbasterd tot het huidige Hussel. Hussel was van oorsprong een van de goederen van het klooster te Werden, die werden in 1557 overgedragen aan de ons welbekende Kelnarij, de hof in Putten van het Benedictijner klooster te Paderborn. Veel Kelnarij gegevens zijn bewaard gebleven in het Gelders archief in Arnhem, een groot gedeelte is openbaar en voor iedereen te lezen op hun website. Zo is er een oud verzamelboek, het “Transumptum”, uit omstreeks 1500 waarin we o.a. pachtgegevens van waarschijnlijk rond 1280 vinden. Image 0324-40A-0091 draagt de titel “uit het oudste register van de proost van Werden”. Hier worden wel drie boerderijen, zogenaamde Proostengoederen, te Hussel genoemd.

De hove to Husser 10 schepel rogge 4 snoeken, een verken, ende 1 molder gerst,
De hove daerselfs 9 schepel rogge, 4 snoeken, 1 verken,
De derde hove daerselfs 10 schepel rogge, 4 snoeken, 1 verken.

Een register van 100 jaar eerder telt zelfs acht boerderijen in Hussel. Het is duidelijk dat het gebied Hussel in de begintijd groter was dan de enkele boerderij van nu. De ons welbekende historicus Wim Hagoort uit Ermelo schreef hier in 1990 al een wetenschappelijk verhaal over “Werdense boerderijen in de gemeente Putten” en gaf daarover later een lezing voor het Puttens Historisch Genootschap (PHG). Van de net genoemde drie boerderijen uit 1280 zou er zo maar een de vlakbij de huidige boerderij Hussel gelegen boerderij Rimpeler kunnen zijn. Denk ook aan de vele boerderijen die daar zijn gevonden bij de recente opgravingen bij de bouw van de nieuwe woonwijk Rimpeler. In het zelfde boekwerk (0324-40A-0098) vinden we onder de kop “lieden die ten onrechte op Proostengoederen zitten en niet horig zijn naar het goed”

Goscalck van Husser op zijn goed, Swanolt van Rimpeler ende Heyne van Nordermate. Dezelfde Swanolt heeft een deel van Gerardsgoed van Husser.

Hieruit lezen we dat er nog zeker twee boerderijen met de naam Hussel worden geassocieerd en samen met Rimpeler en Norden in een zin genoemd worden. De tijd waarin dit precies speelt is onduidelijk.

Op een lijst met belastingbetalers uit 1325 (0001-4046) staat de naam Wouter van Husser, tien jaar later wordt hij Wolterus van Husser genoemd. De geschiedschrijver Kotzschke geeft in een transcriptie uit 1340 “de bonis in Husser Wendel et Gesa soror” wat betekent dat de boerderij in Hussel in bezit is van de gezusters Wendel en Gesa.

Meer wordt duidelijk als Alijt van Husser genoemd wordt in 0324-40A-0101 met de titel “de pacht in de hoff te Putten 1418”. Een jaar later is er namelijk een uitgebreidere tekst van diezelfde Alijt in 0324-40A-0096:

… Alheit van Husser ende Evert oer soen overdraghen syn myt dem prost up dat sy Heynen gued van Husser mogen besitten dat een horich gued is in den hoff to Putten also datme[n] enen koer na eenen dode nemen mach in aller mathen of sy horich werende na dem gude also des gudes recht is, ende wanneer dat se niet en sijn, we dan dat guede besitten sal ende volgen wil de sal horich werden na dem gude of he sal eynen provestes willen weenen? na uthwisinhe des briff den Alijt ende Evert daer van hebt. Datum anno dusent CCCC X1X (1419) …

Dat betekent zoiets als: Aleid van Husser en haar zoon Evert hebben een verdrag met de Proost van Werden gesloten dat zij Heinengoed van Husser mogen bezitten. Bezitten betekent hier niet in eigendom hebben volgens huidige normen maar meer een erfpacht constructie. Hussel is een zogenaamd volschuldig horig goed van het klooster te Werden. Die had een hof in Putten Schoutmansgoed geheten. Na het overlijden van iemand mocht de Proost als een vorm van successierecht een “keur trekken”. Dat wil zeggen het beste stuk kiezen uit de nalatenschap in de vorm van een paard of een ander kostbare zaak van de bezitters. Dit mocht zelfs als de bezitters niet precies volgens de regels horig waren aan het Werdense klooster. Ze moeten wel hun best doen om horig te worden naar de natuur van het goed. Wat een “provestes willen weenen” ontgaat mij, misschien is dit de zogenaamde “oprukking”, elke zes jaar een bedrag betalen om uitstel van de horigheid te hebben. Ook hadden Aleid en haar zoon nog een contract met nadere omschrijving (uitwijzinge). In de jaren daarna wordt alleen de naam Evert van Husser genoemd, misschien is zijn moeder overleden, misschien was de tekst een vorm van overdracht van het goed naar de volgende generatie.


Fig. 1 Toen er nog twee schaapskooien stonden bij Hussel. De weg ervoor is nu de Stationsstraat. Achter de bomen ligt het erf Hussel.

Hussel als boerderij in historische documenten.

We zullen nu wetenswaardigheden over boerderij Hussel in de loop der tijd achterhalen om ons een beter beeld te vormen. Anno 1456 is er een rechtszaak (0203-14-0082) bij de hoogste rechtbank van de Veluwe te Englanderholt bij Apeldoorn waarbij Wendelmoed van Hussel Bertold van Rimpeler (haar buurman?) peind (beslag leggen). Niet duidelijk wordt of ze (nog) op Hussel woont.

In het jaar 1481 wonen Henrick van Hussel en Lubbertgen zijn “echte wijff” op het erf en goed te Hussel (0203-16-0028), maar Henrick wordt ook al genoemd bij belastingen in 1463. Tussen 1507 en 1526 vinden we ene Herman van Hussel, maar die blijkt in het dorp te wonen. Was hij een zoon die geen plek vond op de boerderij? In Norden vinden we bij de beestentelling van 1526 namelijk Jan van Hussel “met sijn scheper Tijman”. Een scheper noemen we nu een schaapherder. In het archiefstuk dat in 1566 werd opgesteld voor het inventariseren van de graanhoeveelheden in het ampte en kerspel van Putten (0124-2563) komt ene Rutger op Hussel voor. De naam Rutger valt een beetje buiten de familietraditie wat betreft voornamen. Was hij misschien een knecht die de opgave deed? Die luidde dat er op Hussel ongeveer 3 molder rogge en 5 molder boekweit dat nog gedorst moest worden op voorraad was. In 1583 is er in een lijst van Heerenguldens (belasting afdrachten aan de “heer” van de Gelre) weer een Henrick van Hussel (0012-1285-0051).

Uit het hofgericht Putten anno 1546 (0012-1559-0242):

… Heyn Hussers goet is een abtsgoet dat nu gebruikt Thonis Jansen van Hussel met zijn moeder Aeltgen Janszoon. Zij mag haar leven lang op het goed blijven en hij zal doen gelijk een goed kind aan zijn moeder hoort te doen… We kwamen al eerder een Heynen gued van Husser tegen in het stuk “de pacht in de hoff te Putten 1418”. In 1368 was er een Heynen van Husser die met anderen een verdrag met de Proost sloot. Zo wordt langzaam duidelijk dat het huidige Hussel de opvolger is van het aloude Heynen goed van Husser.

Anno 1560 is Thonis van Hussel getrouwd (0012 1560 0054 en 0166) … tGuet Huessell besit Thonis van Huessell mit Fye sijn huijsfrouw …. Hij moet een boete van 20 daalder wegens misbruik betalen. Hij is namelijk met een niet horige vrouw) buiten “de echt” getrouwd en is met haar op het goed Hussel gaan wonen. De “echt” moeten we lezen als de verzameling horigen die binnen het hofverband van het kloosterdomein van de Kelnarij leefden. Wij kennen nu nog het woord echtgenoot. Hij moet haar nog wel horig en lodig (belastbaar) maken naar de natuur van het goed, vandaar de boete.

In het jaar 1561 staat de bewoner van het erf Hussel in de beklaagdenbank (0203-44-0116). Buurman Reyer Wolters heeft op de Cleenhorst, het plaggeveld ten westen van Hussel, een schaapschot laten timmeren. Hij meent daar recht op te hebben. Anderen zijn het daar niet mee eens en hebben de schaapskooi gedeeltelijk verwoest en zijn plaggen verspreid, hij eist een schade vergoeding van 300 gulden. In een vervolg op deze zaak getuigt buurvrouw Swaene Maes dat Thonis van Hussel met zijn buren Moeyn Aertsen, Elbert Peters en Berndt van Rympeler de schaapskooi (ten minste gedeeltelijk) hadden afgebroken. Zij … hadde die doerstaell mit die hangers aff neder geworpen…. Een doerstaell is vermoedelijk een (hier fors) deurkozijn. De afloop is onbekend.

Er volgen nog meer bouwactiviteiten want in 1573 is in het pastorieregister van de kerk (0324_302-0021) vastgelegd … de bonis Johan van Hussel, de heft sijn hus verset over de stege, daer omme gift hy neuen smalentynden … Johan van Hussel heeft dus zijn huis naar de overkant van de steeg verplaatst en daarom moet hij een andere geldsom aan belasting afdragen. Misschien was de lagere ligging voordeliger om het vee te drinken te geven. Het is verleidelijk te denken dat Hussel eerst op de plek bij de schaapskooien stond en daarna op de huidige plek aan de Husselsesteeg gekomen is (zie Fig. 2). Meer waarschijnlijk is dat het oudere Hussel zuidelijk van de Stationsstraat stond aan de kant van Rimpeler.

Circa 1555 betaalt de zojuist genoemde buurman Elbert Petersen een belasting van een stuk land aan zijn vaalt over de weg waar hij een “kaitgen” (arbeiderswoning) op gezet heeft (0012-7234-0248). Een vaalt was een omheind stukje grond waar ’s nachts het vee veilig was.

In 1589 is er een rechtzaak in Arnhem waar boerderij Hussel voorkomt (0124-5002-0576). De bezitter van het goed Johan Thonis van Hussel was in 1585 met Armgart ten Veen getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. Hij was zo te zien geen gemakkelijk man. Voor zijn huwelijk had hij kennelijk al grote hypotheeklasten onder meer vanwege de aankoop van de helft van boerderij de Olden Oven aan het Oever in Putten. Daarbij was hij dagelijks in de herberg te vinden waarbij hij wild en woest tekeer kon gaan. Nu was hij in 1588 binnen Harderwijk gewond geraakt en gestorven, later lezen we doodgestoken. Hij bracht het abtsgoed Hussel in samen met de helft van het Eltense goed de Olden Oven. Zijn ingetrouwde weduwe was “getugted”, wij zouden zeggen had recht op een langstleven erfenis, maar vanwege de huwelijkse voorwaarden en omdat er geen kinderen waren geboren moesten de ingebrachte goederen misschien terug naar de oorspronkelijke families. Johan Thonis had een zuster, Anna Thonis dogter van Hussel geheten, die getrouwd was met Lubbert Evertsen en die ook in de erfenis moest delen. De rechtszaak ging over die verdeling. De oude teksten zijn vaak erg lastig te lezen en het juridische geharrewar helpt ook al niet. Ik begrijp dat de “tuchtiging” inhield dat de weduwe Armgart recht had op het niet geringe geldbedrag van 200 zogenaamde “rosen nobelen” (een oude muntsoort van goud). Verder hing veel af of de zaken of goederen voor of tijdens het huwelijk waren gekocht. Bij de rechtszaak komt naar voren dat zelfs de plek van afhandeling binnen het schependom en de vrijheid van Harderwijk bepalend is voor de uitkomst van de verdeling. Ook bepaalt het of zij: ...binnen een jaar, ses weken en een dwersnacht na de sterffdagen eer zij enige aanvang of toetast doen zullen aan enige goederen... Een dwarsnacht is volgens een oude Oosthoek encyclopedie, de korte termijn van dagvaarden in spoedeisende zaken. Dat een en ander letterlijk niet zonder slag of stoot verliep getuigt de volgende zin : … So heeft uw edele neerstelijk te letten in hoedanige manieren met de desolate weduwe (van Jan Thonissen) gehandelt is, de welke door Lubbert Evertsen bouman geslagen met een mesthaak, gewont, bedlegerig is, twelk is het cortste middel om die tugt ten einden te brengen.... De man van Anna Thonis dochter van Hussel was kennelijk zo boos geworden dat hij de weduwe met een mesthaak had verwond zodat zij het bed moest houden. Gesuggereerd wordt dat hij zelfs een einde aan haar leven wilde maken om zo de verdeling van de erfenis te vereenvoudigen …. niet vergeten mach worden dat ... sij soe van Lubbert Evertsen Bouman geweldadig jammerlijk gewont en geslagen is… Zij vraagt daarom protectie vanwege de bouwman en zijn misdaad … het mag niet gebeuren dat op deze manier en middelen de tugt verkort wordt…. Toch klink er uiteindelijk een verzoenende toon. De weduwe wil de zuster van haar man de erfenis niet onthouden en wil toestaan dat het halve goed den Olden Oven, eertijds gekocht van Willem Vliek, in het openbaar verkocht wordt omdat hiermee de schulden ontstaan zijn. Het kan natuurlijk ook betekenen dat ze de rest zo veilig kan stellen.


Fig. 2 Boerderij Hussel met zijn percelen in de directe omgeving binnen de rode lijn op de kaart van 1832. De lichtgroene weiden zijn het laag gelegen Goor, daarboven langs loopt de Husselsesteeg. De weg diagonaal naar rechtsonder is de Stationsstraat. Let op de twee schaapskooien zuidelijk van boerderij Hussel en de percelen het Wieltje en de Biesen rechtsonder.

Anno 1608 valt boerderij Hussel al een tijdje (sinds 1557 wanneer de Werdense goederen in handen komen van de Abdinghof te Paderborn) onder de Kelnarij en staat in de boeken (0324-73C-0098) de ons nu bekende Anna van Hussel als eigenaresse. In 1612 ook nog in een overzicht van voormalig Werdense goederen. Zo zie je maar weer dat vrouwen vroeger ook wel degelijk voor vol werden aangezien, we zijn er nu al een aantal tegengekomen. Anna werd in 1616 opgevolgd door Thonis van Hussel. Die komt in 1616 in het nieuws als er verschillende stukken verschijnen van de (recht)bank van Putten dat een koe van Marten Aalbersen is dood “gehist” door de hond van de scheper van Hussel, Henrick Petersen geheten. Het woord “gehist” lees ik als opgejaagd, later staat er ook gebeten. Zie ook “hiesen” in het Puttens dialect (zie het boek Putters Praoten). Thonis van Hussel betaalt 12 gulden schadevergoeding.

In 1617, waarschijnlijk als gevolg van het overlijden van Anna van Hussel, zijn de bezittingen van de boerderij Hussel getaxeerd (0324-146-0015). De volgende lijst van percelen geeft voor het eerst een indruk van de grootte van het bedrijf. Ik heb de vermoedelijke kadastrale nummers tussen haakjes gezet.

De Soolweer (de kern van het bedrijf) met een huis, een (zaad)berg met vijf roeden en een schaapschot (B183-188).

Noordwaarts buiten de soolweer en brink bij het huis een kampje land aangemaakt van ongeveer 1 schepel (B189).

Noordwaarts de driest met het kleintje, zijnde een akker land over de Harderwijkerweg samen 4 molder geseis (bouwland) (B205). Wat met de Harderwijkerweg bedoeld wordt is gissen. Ik kan hier alleen bedenken dat de huidige Stationsstraat toen zo genoemd werd omdat hij uitkwam op de Waterweg, die in die tijd de Harderwijkerweg werd genoemd. Maar ook de Telgterweg, die op een heel andere plek ligt, werd wel aangeduid als Harderwijkerweg. Niet te vergeten de huidige Harderwijkerstraat. Er waren meer wegen die naar Rome leidden.

De Schraandries op Aart Claassen aan, wel 40 jaar ongezaaid, tussen de 3 en 4 schepel geseis (B412).

Halve Husseler enk noordwaarts over de weg ongeveer met hegge en wal 7 molder (B404).

In de Putterenk twee stukken land voor Brands vaargat geheten de Biesen groot met de weg 5 schepel (C950-983). De andere akker gebruikt Aart de Wild (C960-963) groot ca 3 a 4 schepel. Brands vaargat was de inrit vanaf de Stationsstraat naar Stormbroek, die komen we later nog tegen. De akker die Aart de Wild gebruikte heette later het Wildje. Nog later werd het verbasterd tot Wieltje; de oorspronkelijke naam werd niet meer begrepen.

De andere helft van de Husseler enk strekkende zuidwaarts over de weg ca 7.5 a 8 mudde geseis (L60).

Het Vlasland een kampje gelegen in zijn bijzondere bepalinge 5 schepel geseis (L58). De bijzondere bepalinge moet wel slaan op de ligging in de hoek van de zuidelijke Husseler Enk.

Het kleine hofstedeke waar Lubbert Henricks woont, groot met de boomgaard en brinkje 0.5 mud, het huisje van 2 gebinten en een achterpaal met een kamp daar naast groot 2.5 mud geseis (L55). Mogelijk is dit een restant van het oude erf Hussel voordat het nieuwe Hussel aan de overkant van de weg werd gebouwd zoals boven beschreven. Wat de achterpaal van het huisje is weet ik niet. Ik vermoed dat het de uitbouw met grote openslaande deuren aan de achterkant was. Was dit Klein Hussel misschien?

2 hegjes (houtwalletjes) meestendeel eiken.

Het broek 12 morgen (lag voor de huidige Vanenburg o.a. B23 en B42).

2 morgen meenland (in de Putterpolder).

Een hoeve holts in Putterbos.

Tegelijkertijd vragen Peter Jansen en vrouw Elbertje Lubberts een vergoeding voor een kwart Hussel. De precieze afloop van de verdeling is niet bekend. Is Elbertje Lubberts een dochter van Lubbert Henricks uit het hofstedeke?

Van circa 1627 is er een Kelnarijlijst van hoofdbewoners (0324-37H). Hier zien we voor het eerst een duidelijk onderscheid tussen Groot Hussel met bewoner Beerd Aartsen en Klein Hussel met als bewoner Thonis van Hussel. Het roept een beeld op waarin de eigenaar rentenier is op Klein Hussel en op Groot Hussel de bouwman woont.

Anno 1632 Helmert Thonissen van Hussel als eigenaar van de Plaskamp (0203 324 0112). De ligging is onbekend.

Anno 1633 0324-146-0031 Thonis van Hussel met zijn vrouw Aaltje bezitter Hussel.

In 1644 staat in de Kelnarij map Lubbert van Hussel als betaler van de pacht.

Zoals vaker leren we veel over de grootte van Hussel uit de verponding, een taxatie voor belasting uit 1650 (0008-293-0122). Opvallend is dat hier geen onderscheid tussen Groot en Klein Hussel lijkt te bestaan, ze lijken samen te zijn genomen.

Thonis van Hussels weduwe met haer kinderen eijgenaersche,
pachter Helmert van Hussel van huijs, hoff van 1½ spint
8 mergen gesaijs op den 3e gerff à 8 gld de mergen, (maakt 64 gulden)
½ schatt: sijnde 8 gld 9 strs
3 peerden en 3 koeijen
weijnich heghholts
2 mudden 3 spint roggen ende 31½ strs tot tins aende Kellenaar
32 ½ tot tins aan de Graeff
10 gld 4 strs 8 pen tot herenguldens aende selve Graeff
1 gld tot rijsvoeder aende Rentmeester van Veluwe
(maakt totaal) 72-9-0 , (na korting) 66-13-0

De 8 morgen zaailand worden grotendeels verklaard door de noordelijke en zuidelijke Husseler Enken (B404 en L60). Grasland en broekland werd niet gerekend.

Anno 1663 Lubbert van Hussel is bezitter van Hussel (0324-146-0035). Lubbert van Hussel sluit huwelijkse voorwaarden met Aaltje Aalts Hagen.

Anno 1669 Lubbert van Hussel overleden nu neemt zijn weduwe Aaltje het over.

In het zelfde jaar 1669 is er onenigheid over gekapt hout op Hussel (0203-330-100). Personen die genoemd worden zijn Helmert van Hussel en Aaltje Aalts weduwe van Lubbert van Hussel.

In 1674 Helmert van Hussel deels bezitter, in 1681 is hij overleden en volgt Henrick Helmersen van Hussel hem op.

In hetzelfde jaar 1674 (0324-146-0039) en in 1687 is er gedoe over een stuk land de Biesen dat bij Hussel hoort (0203-121-0002 , 0009, 0010). … de Biesen bij Harmen Brandjes vaargat of invaart op Stormbroek. Westwaarts het erf het Goor, zuidwaarts aan de gemene herenweg en noordwaarts aan het erf Stormbroek…. De Biesen lag aan beide zijden van de weg; we kunnen het op de kadastrale kaart van 1832 terugvinden onder de nummers C980-983 (zie fig.2). Het viel onder het goed Hussel en er geldt dat circa de halve tiend van dit perceel aan Staverden afgedragen moest worden. Staverden was de rechtsopvolger van het Huis Putten bij Elburg die ook eens eigenaar was van Stormbroek, de Kleine en Grote Hooft en de Kleine en Grote Roest. De Staverdense tiend werd in die tijd “getrokken” door de heer van Harderwijk die de tiend huurde. Hij liet door ondergeschikten na de oogst een gedeelte van de korenschoven van het land halen. Er zijn vragen omdat er ook tiendvrije percelen zouden zijn en er is verwarring over het feit dat in tijden van overvloed verschillende percelen lange tijd niet werden gebruikt (driest lagen). Er stond dan geen gewas op en er kon dan ook geen tiend getrokken worden. Bedenk dat er toen nog geen kadaster was, rechten omtrent percelen hingen af van getuigen en vage omschrijvingen.

Anno 1674, het paard van Helmert van Hussel wordt als “keur getrokken” vanwege het overlijden van Aaltje Hagen (0324-146-0053). De zoon Henrick Helmersen van Hussel was met het paard aan het ploegen op het land van boerderij Stormbroek toen het opgehaald werd door de onderkelner pater Henricus, ene Jan Wolfers en de Franse sauvegarde (vrijgeleide) allen met roeren (geweren) bewapend. Het paard werd van de ploeg gespannen en gedreigd werd de zoon dood te schieten als hij niet wilde meewerken. Er komt protest uit Arnhem en er blijkt dat het in strijd was met het landrecht van de Veluwe. Ik begrijp omdat er nu maar een paard over was op Hussel om de oogst en het ploegwerk te doen. Landdrost Hendrik van Essen van de Vanenburg geeft de scholt van Putten Dideric van Geyn opdracht het paard weer bij de Kelnarij op te halen en terug te brengen op Hussel en een schade vergoeding van 300 gulden te laten betalen. De Franse overheersing zal mee gespeeld hebben bij deze brute actie en ook het verzet daar tegen.

1691 Op Hussel worden 50 tot 60 eikenbomen geveld en verkocht aan Gerrit Smid in Nijkerk. Is dit een teken van geldgebrek gezien het vervolg?

Het tijdperk met eigenaren uit de elite

In 1695 verkoopt Henrick van Hussel een kwart van Hussel aan Scholtis Huijbert Huijberts en zijn vrouw Lamina van Appeldorn (0324-111-0051). Zijn broer Johan of Jan van Hussel verkoopt zijn kwart ook aan de Scholt. Huijbert Huijberts was al eigenaar van boerderij Cluppelsgoed in Beisteren. Rekeningen van de Kelnarij aan Hussel zijn vanaf nu vaak gezamenlijk met Cluppelsgoed. De scholt zal als gegoede burger niet horig zijn geworden maar elke zes jaar de zogenaamde “oprukking” betaald hebben.

Aartje Helmichsen van Hussel, getrouwd met onderscholt Derk Jansen, blijkt ook een kwart te bezitten van Hussel en het goedje aan de Kleenhorst. Zij verpanden dat aan vrouw (Geertruijt) van Rijs om hun woning naast de kerk te bekostigen. Hussel wordt omschreven als liggende in buurtschap Norden met ten oosten het Goor, ten westen en zuiden Rimpeler en ten noorden Henrick Vliek (met Vliekengoed of Groot Norden).


Fig. 3 Het begin van de Husselsesteeg voor het erf Hussel. Er is nog maar een schaapskooi over. Let op de elektrapaal ernaast, het begin van de moderne tijd. Naast de dam met de fraaie witte hekken een sloot met slieten die liggen in te wateren voor een langere levensduur. Daarachter de vijfroeiige hooiberg.

Van het jaar 1706 is er voor het eerst sinds lange tijd een tinsboek bewaard gebleven (0012_1482-0040 en 0041). Hier blijkt dat er inderdaad meerdere eigenaren van Hussel zijn. De vroegere eigenaar Thonis (Lubbers) van Hussel is doorgestreept en voorzien van het woord divisum. Opvolgers zijn voor de helft Scholtis Huijbert Huijberts met na zijn overlijden in 1737 zijn dochter Elisabeth Huijbers. Verder voor ieder een kwart Geertruijt van Rijs en Steven Cornelissen. De boeren als eigenaren zijn voorlopig verleden tijd.

Anno 1712 (0203-219-0141) Huijbert Huijberts scholt te Putten en driekwart eigenaar van Hussel met gedoe over een boom kappen op de Kleenhorst.

Vanaf 1737 Elizabeth Huibers bezitter van Hussel (0324-250B-0180).

Anno 1752 testament van Elizabeth Huibers (0324-250B-0407 zie ook 0203-591-0027).

Anno 1765 magescheid (boedelverdeling) na overlijden van Elizabeth Huibers (0324-250B-0624) tussen neef Johannis de Roos predikant te Breda en vrouw Maria Pronk, nicht juffrouw Geertruid de Roos. Neef Dirk van Walburg en nicht Elizabeth Walburg. Nicht Geertruid de Roos (thans bij mij Elisabeth woonachtig) krijgt boerderij Kluppelsgoed en Davelaarsgoed.

Neef Dirk Walburg en nicht Elizabeth Walburg met haar man Gerrit van Beest krijgen na loting Groot en Klein Hussel ter waarde van 7590 gulden. Zij verkopen het meteen in 1765 door aan baron Philip van Goltstein van de Vanenburg (0568-102). In 1775 overlijdt hij waarna het komt op zoon Evert Jan Benjamin baron van Goltstein. In 1776 wordt hij beleend met Hussel. Afgaande op betalingen voor de verponding beslaat Klein Hussel ongeveer een kwart van het geheel. Klein Hussel moet boven de normale pacht een toepacht van 10 gulden en 1 paar hoenders met de halve ooft (appels etc.) per jaar afrekenen met de Vanenburg. Voor Groot Hussel moet boven de normale pacht jaarlijks 15 gulden, een jonge magere hamel die tweemaal geschoren is, 1/8 (tonnetje?) boter en 3 paar hoenders geleverd worden. Ook moet er vier keer per jaar met paard en wagen diensten worden uitgevoerd. Ik zie bijvoorbeeld een vracht steen uit zee gehaald (uit een schip aan het Oever), verder vrachten met pannen, kalk en aardappels.

Boeren bewoners

De pachters van Groot Hussel in 1765 zijn Lubbert Aartsen en Lijsje Peters. Bewoners van Klein Hussel zijn Gerrit Koerten met Gerritje Hendriks, zij doen al snel vrijwillig afstand van de pacht en Klein Hussel wordt in 1767 afgebroken (0568-100). Het land komt bij Groot Hussel. Vanaf 1786 is hiervan Willem Wouters pachter. Vanaf 1799 Gosen van Motsegoed. Al in 1801 vermoedelijk zijn zoon Hendrik Gosense en daarna zijn kleinzoon Gosen Hendriks.

In 1803 komt er door Napoleon een einde aan de klooster bezittingen. De Kelnarij als dependance van het Klooster Paderborn wordt opgeheven. Hussel komt nu geheel aan Goltstein van de Vanenburg, ik kan niet zien dat er ook maar iets voor betaald wordt. In 1832 als het kadaster zijn intrede doet kunnen we het land van Goltstein precies aanwijzen. Helaas heeft hij zoveel bezit in deze omgeving dat we geen onderscheid kunnen maken tussen de percelen van de diverse boerderijen. De plek van het afgebroken Klein Hussel blijft onbekend. Op de kadasterkaart van 1832 is het aan de hand van vroegere erfbeplanting of iets dergelijks ook niet te vinden.

Uit de bevolkingsregisters van de gemeente Putten kunnen we meer zeggen over de hoofdbewoners van Hussel. Het blijkt dat mijn voorouders hier een grote rol speelden. Mijn betbetovergrootvader Wienik Rikkerden Vliek woonde omstreeks 1800 met zijn vrouw Lijsje Peters van Hussel op Klein Norden. Lijsje Peters kwam inderdaad van Hussel, was zij eerder met de bovengenoemde Lubbert Aartsen getrouwd? Notaris Heyblom had het in 1825 consequent over Van Husler, het begin van een nieuwe verbastering? Vanaf 1845 is mijn betovergrootvader Elbert van Malestein geboren in 1813 bouwman op Hussel, hij was in 1841 met Jannetje Penning getrouwd. Een zoon Lubbert werd boer op Rimpeler. Elbert is in 1864 overleden en Jannetje Penning neemt het over.


Fig. 4 Een groep soldaten ingekwartierd op Hussel. Het is 1904. Slaan we de soldaten over dan zien we (volgens mijn moeder) staand van links naar rechts Elbert, Jan (mijn opa), Jannetje (met knipmuts), Aart en geheel rechts bij het paard Jan van Malestein senior. Vooraan Johannes (Hannes van Hussel) en Lubbert die naar de VS vertrok. Dochter Hendrika ontbreekt, zij kwam met Jan Ruitenbeek op Groot Norden.

Vermeldenswaard is dat ze bij hun boedelverdeling (Pliester 1885-1408) afgezien van het gehuurde Hussel diverse privé bezittingen hadden. Eén ervan is een huisje met grond wat ze Klein Hussel hadden gedoopt, ik neem aan uit nostalgische redenen. Het stond op de percelen L188 en 189, dat is nu Stenekamerseweg 21 of Broeksteegje 2. Deze plek had dus niets met het oorspronkelijke Klein Hussel te maken. In het jaar 1878 neemt zoon Jan van Malestein, geboren in 1847, Hussel over. Hij trouwt met Gerritje Mouw uit Elspeet. Hun zoon Johannes van Malestein, geboren in 1878, neemt Hussel over in 1908. Hij trouwt met Gerritje van Plaggenhoef, en later met Geertje Rozendaal. Johannes van Malestein stond algemeen bekend als Hannes van Hussel. De eerst genoemde Elbert van Malestein kwam oorspronkelijk van boerderij Malestein in Gerven. De oude naam hiervoor is Maelstede. De verbastering van de familienaam tot Malenstein is dus fout, ambtenaren lieten zich waarschijnlijk verleiden door het woord molensteen.

In het jaar 1924 lezen we in De Harderwijker van 09-09-1924 het volgende bericht.

Dit najaar zal het veertig jaren geleden zijn (dus ca 1884) dat de eerste landbouwer in de gemeente kunstmest in plaats van stalmest gebruikte. Dit was Jan van Malenstein op Hussel. Een paar jaren was die nieuwe meststof reeds gebruikt door wijlen heer Schober op Schovenhorst, doch de eerste Puttensche boer die dat nieuwe goedje durfde te gebruiken was de heer van Malenstein. Natuurlijk werden de eerste gebruikers danig uitgelachen door hun collega’s en plaatsgenoten, doch de kunstmest is nu sedert eenige tientallen jaren een onmisbare factor in het landbouwbedrijf.

In 1899 vindt er een verkoop plaats van Hussel samen met Vliekengoed of Groot Norden en het erf De Broek aan barones Anna Frederica Everdina van Goltstein van de Vanenburg (Pliester 1899-3694). Verkoper is de Hervormde Gemeente te Den Haag. Het kwam daar terecht uit de nalatenschap van Meester Antoine Jacob Willem Farncombe Sanders, lid van de Tweede Kamer en overleden in 1896. Hij blijkt getrouwd te zijn met een kleindochter van Evert Jan Benjamin van Goltstein, Benjamina Anna Frederica Alexandrina van Goltstein. De barones haalt met deze aankoop dus de goederen die via erfenissen weg waren geraakt weer bij de Vanenburg.


Fig. 5 Jan van Malestein en Gerritje Mouw onder de schouw van Hussel. Na gedane arbeid met de voeten lekker warm op de vuurplaat, alhoewel Gerritje is nog een sok aan het breien. In de rechterbovenhoek een fraaie petroleumlamp.

In 1917 is barones Anna Frederica Everdina van Goltstein overleden. Zij was de weduwe van Frederik Willem Jacob van Aylva baron van Pallandt en bezitter van de Vanenburg en bijbehorende boerderijen. Dankzij de aangifte voor successie rechten (memsuc 103-0316) is nu bekend welke percelen (in 1917) onder Hussel hoorden. In fig. 2 heb ik met een rode lijn het gebied bij Hussel aangegeven. Niet op deze kaart zijn de stukken land aan ’t Oeverse straat, de Boelekamp (A412), het Hoge kampje (A409) en het Husselse land (A408 en 410west). Dat zijn percelen waarop de Oude Vanenburg stond die er na 1765 zijn bijgekomen. Dan was er vanouds nog het broek voor de huidige Vanenburg o.a. B23, B42 en B52. Er is overigens sinds 1832 wel een verandering opgetreden omdat er een nieuwe boerderij de Voorzorg aan de Vanenburger Allee is gesticht. Anderen hebben daarvoor moeten inleveren.

Opvolger na 1917 is neef Hugh Hope Alexander baron van Pallandt die echter een behoorlijk verkwistende persoon bleek te zijn. Zoals vaker beschreven heeft hij (Joep) met gokken en wilde feesten het familie bezit er in korte tijd door heen gedraaid. Dat betekent dat er steeds meer boerderijen verkocht werden en uiteindelijk de Vanenburg zelf. In 1925 is de verkoop van Hussel aan Johannes van Malestein (notaris Deibert 1925-1666). Het onderscheid met Klein Hussel is reeds lang geheel verdwenen. Delen van het broek voor de Vanenburg lijken al verkocht te zijn. Anderzijds komen er enkele percelen aan de Husselsesteeg bij (B402, 409 en 411). De totale omvang bedraagt dan 32.64 ha.

Op 3 januari 1940 is er een ernstig ongeval op Hussel. Een zoon van Johannes van 18 jaar oud overlijdt door een ongeluk met een geweer. Dit is mede aanleiding voor Johannes om te stoppen met het bedrijf, hij gaat in een nieuw gebouwd burgerhuis wonen aan de Stationsstraat op de voormalige noordelijke Husseler Enk. Dit gaat weer Klein Hussel heten. Door de toen al grote uitbreiding van het dorp Putten werd er langs de hele Stationsstraat veel gebouwd. Veel van mijn ooms en tantes kwamen daar ook te wonen. Een groot gedeelte kwam van de voormalige Husselse percelen. Op de Biesen staat nu Jecor bouwmarkt. Op het Wieltje kwam de melkfabriek, nu is dat omgeving Mennestraat.

Mijn grootmoeder Rika Vliek was met Jan van Malestein, een broer van Johannes, getrouwd. Toen de partners van zowel Johannes als van mijn grootmoeder reeds lang overleden waren hebben ze nog een periode samengewoond in het huis van Johannes. Wij zeiden onder elkaar enigszins spottend dat ze hokten, ze waren immers niet getrouwd. Het waren de jaren zestig, zelfs de ouderen kregen hippie gedrag.

Hussel werd na 1940 een vakantie verblijf. De boerderij staat er nu nog. Op een stafkaart van omstreeks 1960 zag ik in plaats van Hussel een verdere verbastering Groot Husselaar staan. Met het veel oudere Husser in gedachten is dit natuurlijk taalkundig geheel onjuist. Mensen konden kennelijk midden vorige eeuw de verleiding al niet weerstaan om er een oud-romantisch tintje aan te geven. Nu is dat een wijd verbreide ziekte bij veel nieuwbouw projecten.

Tot besluit wil ik Peter Bijvank hartelijk danken voor zijn gedetailleerde opmerkingen.

Referenties

Tenzij anders vermeld zijn de referenties via de nummers te vinden in het Gelders archief. Notariële akten komen uit het gemeente archief. Voor het beter bekijken van details op de kaart, klik en zoom in op de kaart bovenaan mijn website https://historieputten.vandekraats.com/.

Overzicht van al mijn verhalen