Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal
Jan van de Kraats Eerder schreef ik een verhaal over het land dat bij het huis Aller hoorde. Hierbij kwam ik ook zaken tegen over een ander goed van de Van Allers, het huis de Berencamp. Mijn onderzoeksgebied is de historie binnen de gemeente Putten. Het huis de Berencamp ligt net aan de andere kant van de Harderbergerweg, die daar de grens vormt tussen Putten en Nijkerk. Ik begeef me dus op relatief onbekend terrein. Bekend is wel dat de Harderbergerweg vroeger deel uitmaakte van een belangrijke oost-west verbinding. Met het verbreden van de Brede Beek of Arkergraft tot Arkervaart werd de weg onderbroken en kwam er een verbinding via de Vetkamp. De Harderbergerweg kreeg zijn naam van een boerderij Hardenberg die daar gelegen moet hebben. Toen die boerderij al lang verdwenen was, werd de naam van de weg verbasterd tot Herbergerweg of steeg. Dat is later weer terug gedraaid op advies van lokale historici. Heel soms lukt dat dus. In het "Register op de leenaktenboeken van Gelre" (Sloeth 1917) begint het verhaal over het Huis de Berencamp als het in 1668 voor het eerst beleend wordt. De Van Allers zijn dan al verdwenen en opgevolgd door de familie Bentinck. We lezen … de Haevesaete ende huys ten Berencamp ende het bouwmanshuys met 6 margen genoemt den grooten Berencamp ende het Boscampke onder den grooten Berencamp gehoorende, noch 3 margen den kleynen Berencamp, 3 margen het voorste Prillenlant genoemt, 3 margen het middelste Prillenlant, 5 margen genoemt Wolter van Allers hofstede, ende eindelijck noch 2 margen genoemt Reintjen Verschuyrs kampken, met alle recht ende gerechticheyt, niets uytgesondert, alle te saemen op Veluwen, in den ampte van Nijkerck, gelegen, van vrij allodiael goet door Stephen Bentinck tot den Beerencamp aen de Lantschap opgedraegen … Hier worden meteen al een aantal percelen land genoemd; wat mij nieuwsgierig maakt is waar ze liggen. In het boek van Wim Hagoort "De Gelderse zeepolder Arkemheen" uit 2006 kom ik wel een aantal van deze namen tegen, maar onduidelijkheid over de plek blijft bestaan. Zoeken op de website van het Gelders archief leverde twee interessante verslagen van rechtszaken op. De eerste uit 1626 (GA 0203 103) is van Carel Bentinck ten Berencamp tegen Maryken van Moerseler. De tweede uit 1632 (GA 0203 107) is van Carel Bentinck ten Berencamp tegen Johan van Arler en Claesken van Vanevelt. Beide dus ongeveer 40 jaar voor de belening. In de processen is er gedoe over eigendomsrecht. Het is hierbij van belang welke percelen bij de Berencamp horen of daarvoor gehoord hebben. Er is in het eerste proces een getuige verhoor van Henrick van Vanevelt, oud omtrent 59 jaar en hij woont op de Salentein. Hij pacht de Papenmorgen, dan in eigendom van de kerk of pastorie van Nijkerk. Hij weet niet of de Papenmorgen in het verleden bij de Berencamp hoorde. Dan wordt hem een korte beschouwing gegeven over hoe diverse percelen liggen ten opzichte van elkaar. Kadastrale nummers kwamen er pas in 1832, dus dit was de manier waarop dat ging als er geen kaart van het gebied bestond. Ik moet zeggen dat uit de beschrijving sterk de indruk naar voren komt dat de verteller vaak oost en west met elkaar verwart. De schrijvers hadden niet altijd voldoende ruimtelijk inzicht. Maar met de toevoeging dat alle percelen op een lijn liggen vanaf de Berencamp tot aan de Arkergraft, zonder andere percelen ertussen, is eventuele onduidelijkheid verdwenen. De transcriptie van de beschrijving is als volgt: .... Off 't goet den Berencamp nijet gelegen is off volcht eerstel[ijk] een stuck lants groot ongeveerl[ijk] vijf mergens genoemt den Grooten Berencamp ten oosten gelegen aent goet gen[oemp]t het Schiltgen ende ten westen aen den hoffstede van de Berencamp. Item of aen den hoffstede ten oosten nijet gelegen is een stuck lants groot omtrent drie mergen genoemt den Cleijnen Berencamp. Item off ten zuijden over die wech daer aen gelegen is den Lanencamp groot ongeveerl[ijk] 7 mergens in corte jaeren bij Willem Bentinck, vader van Carel Bentinck vercoft. Item off oostwert aen Lanencamp gelegen is Heijnencamp groot ongeveerl[ijk] 4 mergens. Item off oostwert aen Heijnencamp gelegen is den Papenmergen. Item of ten oosten aen Papenmergen gelegen is den Bijsenburich ofte Bijsencamp groot omtrent 3 mergens. Item of ten oosten aen den Bijsenburrich gelegen is die Dievhorst groot ongeveerl[ijk] acht mergen ende off den selven Dievhorst mit het west eijnde strecket aen den Arckergraft, off alle die voors[chreven] landen aen den anderen sijn gelegen, sonder dat enich ander landt daer tussen is gelegen? … De getuige antwoordt bevestigend. Met deze beschrijving en de (eerste) kadastrale kaart uit 1832 kunnen we met vrij grote zekerheid vaststellen waar de namen van de percelen thuishoren (Fig. 1).
Het getuige verhoor gaat verder: … Off die van Aller inden Dievhorst ten zuijden beginnende hebben doen graven een graft ende of dieselve graft sich nijet en sweijt (zwaaid?) ten oosten tot omtrent ten middenwegen in den versproken Bijsenburrich ofte Bijsencamp ende off die versproken graft in den Bijsenburrich ofte Bijsencamp in corte jaeren is gevult ende geslicht? Secht dat hij die graft in den Bijsencamp gekent heeft ende in corte jaeren geslicht is maer nijet weten wie d'selve gegraven heeft ofte doen graven. Off den versproken Bijsenburch ofte Bijsencamp binnen die voorn[oemde] graft huijden ten daege noch gelegen is een seeckere Poll, daer naert ordell vant oogenschijn, die van Aller op wilden timmeren een huijs ende of hij sulcx van zijne olderen ende meer anderen oock hooren seggen? Secht dat in den Bijsenburch noch een grooten Poll tegenwoordich leijt, maer nijet wetende tot wat eijnde het gemaeckt is. Kennelijk was er een zijtak van de Arkergraft gemaakt tot aan het midden van de Biesenburg percelen, mogelijk als een begin van een haven. Men moet bedenken dat de Arkervaart met de havenkolk nog niet bestond in die tijd, die kwam pas omstreeks 1700. De Van Allers van de Berencamp waren de initiatiefnemers, de zijtak liep ook over hun terrein. Ergens moet het plan doodgebloed zijn en is de zijtak weer dicht gegooid. Het had zo mooi kunnen zijn, een haven ten voordele van de handel en met het vrijgekomen zand pollen maken om huizen en gebouwen voor de opslag van goederen droge voeten te geven. Een tweede getuige wordt gehoord, Sander Everts van omtrent 60 jaar. Zijn ouders hebben de Berencamp lange tijd gepacht en hij is daar opgegroeid. Hij woonde op dat moment op het Schildje ten oosten van de Berencamp. Er ligt maar een perceel tussen, de Grote Berencamp. Hij krijgt ook de bovenstaande beschrijving te horen en is het daar ook mee eens. Hij heeft nog als aanvulling dat tussen de Grote en de Kleine Berencamp een klein bosje ligt van ongeveer een half morgen dat ze ook in gebruik hadden. De delle of gat van gegraven zijtak was er al zolang hij zich kon heugen en was kort geleden in opdracht van Merrijke de weduwe van Jacob Everts dicht gegooid. Het tweede proces van Carel Bentinck ten Berencamp tegen Johan van Arler en Claesken van Vanevelt gaat opnieuw over het eigendomsrecht van percelen, in dit geval van de Heinenkamp en de Biesenburg. Ze zouden ooit in pandschap gedaan zijn, een soort hypotheek waarbij de geldschieters wel het gebruiksrecht maar niet het eigendomsrecht verkregen. Als dat heel lang duurt kunnen zaken in de vergetelheid raken. Vanwege het oude juridische taal gebruik, hier en daar doorspekt met latijn, is het proces moeilijk te doorgronden. Wel meen ik te kunnen opmaken dat in 1539 Gijsbert van Aller tot de Berencamp is overleden en dat naast zijn opvolger Sander Bentink, Dirk Smullings gehuwd met Ida van Aller, aanspraak maakt op een gedeelte van het goed. Misschien is dit meer voer voor genealogen. Als alleen de beschrijving van de percelen van belang is, is het goed te volgen. Het tweede proces onderschrijft eigenlijk alleen maar de ligging van de percelen zoals we al hebben vastgesteld. Enkele toevoegingen op dit vlak zijn interessant: Jan van Aller van Stoltenburg heeft het erf de Berencamp en onderhorende landen in hypotheek gegeven bij Hillebrant Bloet. Hieronder de Heinenkamp en de Du- of Troijhorst. Ook alle percelen van het zuidelijker gelegen erf Tolskamp zijn van hem geweest (GA 0203-107-0264). Dat van die Du- of Troijhorst moet de bovengenoemde Dievhorst zijn. Het suggereert twee of drie Horst te betekenen. Inderdaad lezen we op scan 0270 …west de Dou of Twee Horst, zuidwaarts de Steenbeek, noordwaarts de weg… Een horst is een heuveltje in een lager gelegen, vaak bebost, landschap. Ze zouden van natuurlijke oorsprong kunnen zijn, maar ook als gevolg van (veel) eerder menselijk handelen. Vergelijking met HagoortWim Hagoort (2006) heeft in zijn boek de meeste van de boven genoemde percelen besproken. Zijn bronnen zijn vaak van latere datum dus hierdoor kunnen al verschillen optreden. We zullen de percelen hier op volgorde doornemen. Van het Schildje geeft Hagoort wel een beschrijving, maar een locatie met een kadastraal nummer (C72) ontbreekt. Zoeken we naar C72 dan vinden we de naam Duivenslagkamp. Die naam is waarschijnlijk pas gekomen nadat het bij de Salentein ging horen. Het Schildje wordt in het getuigenverhoor een goed genoemd en een van de getuigen Sander Everts woont er zelfs. Er zal dus een boerderij of huis gestaan hebben. De dijkrol van 1611 (GA 1971-178) noemt Evert Lubbertsen als bewoner van het Schildje. Dat zal de vader van Sander Everts geweest zijn. Een notariele akte uit 1820 van notaris Ardesch (GA 0168-1112-0095) geeft aanvullende gegevens. Hierin wordt het Schildje verkocht aan Paul Engelbert d'Yvoy van de Salentein. Het is nu 1.75 morgen tabaksland onderverdeelt in drie percelen, het Hoge Schildje, het Lage Schildje en het Bolwerk. Oost- en zuidwaarts is de koper gelegen, westwaarts de Berenkamp en noordwaarts de Berencamperweg. De naam Bolwerk roept weer nieuwe vragen op. De Grote Berenkamp is kennelijk hernoemd in Hoge Berenkamp. Als onderdeel hiervan noemt het Leenaktenboek het Boskampje. De getuige spreekt nog over het bosje, dat zal later zijn ontgonnen. Nu kon de oude schrijfwijze van de letter b gemakkelijk verward worden met een v, zoals in de referentie (1668, HH 12 Inv.nr. 319) van Hagoort vermoedelijk is gebeurd. Dan wordt het een Voskampje met als verklaring "Vermoedelijk heeft zich hier incidenteel een vos opgehouden". Namen verklaren blijft een hachelijke zaak. De Kleine Berenkamp is op eenzelfde manier hernoemd in Lage Berenkamp. Voor de Lanenkamp komt Hagoort uit op exact dezelfde percelen. Als verklaring geeft hij ons moderne begrip van een (oprij)laan als in allee (met of zonder bomen). Welke laan dat hier geweest moet zijn is onduidelijk. In de richting van Berenkamp is onwaarschijnlijk. Voor de Heinenkamp geeft Hagoort hetzelfde kadastraal nummer en als oudste referentie Hein Koopsland (GA-0001-2670-0237). Mijn transcriptie hiervan geeft "Coep Henrickss, alleer Henrick Nannemanss van 3 morgen lantz gelegen bij die Lazarus". De vader of zoon van Coep Henricks zal wellicht Hein Koops hebben geheten. Maar onze kamp is (ruim) 4 morgen en geen 3, misschien had Coep Henrickss meer kampen in die buurt? Heyne Coepsen zou omstreeks 1500 bewoner van het erf Ramshorst zijn geweest, dat is dus niet onaannemelijk. Latere referenties van Hagoort met de (kale) naam Heinenkamp geven een grootte van 2 morgen, dat past beter omdat de Heinenkamp uit twee delen van elk 2 morgen bestaat. Voor de Papenmorgen geeft Hagoort de naam Papenkampje (dijkrol 1608, GA 0124-5042). In 1665 zou die naam hernoemd zijn in Papenmorgen. De naam bestond dus al eerder hebben we nu gezien. Hij geeft als locatie ook C101. Ik heb hiervan alleen de bovenste helft geclaimd om op een grootte van 1 morgen te komen zoals de naam al zegt. Als locatie van de Bijsenburg geeft hij C25 en C26, dat is ruim 4 morgen. Met C26 en C27 komt het precies op 3 morgen uit. Over de Dievhorst geeft Hagoort een zin uit de dijkrol van 1611 (GA-1971-178 fol. 26 vrso), "Carolus Bentinck heeft den Beerencamp achtien mergen saylants met die Diuwhorst". Zijn verklaring dat de naam afkomstig zou zijn van een naaldboom, een ieve, lijkt met bovengenoemde verklaring van Tweehorst achterhaald. De oppervlakte in 1832 is 7.5 morgen, iets kleiner dan de genoemde acht. De Arkervaart zal een gedeelte opgesnoept hebben. Kijken we naar de overkant van de Arkervaart dan loopt de noordelijke perceelsgrens gewoon door. Het zou kunnen dat een gedeelte van perceel A670 daar ook aan de Dievhorst heeft behoord. De vorm van de percelen suggereert ook dat de oorspronkelijke Brede Beek aan de westzijde van A670 heeft gelopen. De locaties van de percelen Prillenlant, Wolter van Allers hofstede en Reintjen Verschuyrs kampken uit het Leenaktenboek hebben we, net als Hagoort, niet kunnen achterhalen. Feit is dat in de dijkrol van 1611 de Prillenkamp van 7 morgen met als eigenaar Fijtje Bentink apart stond van de 18 morgen land van de Berencamp met als eigenaar Caloris Bentink. Misschien levert verder onderzoek dat nog eens op. TenslotteZoals gezegd, met mijn beperkte kennis van de Nijkerkse historie kom ik hier misschien met zaken die al lang bekend zijn. Zelf had ik bijvoorbeeld nog niet zo'n vroege verwijzing van de naam Salentein gelezen, maar Hagoort 2006 geeft een referentie naar 1548 en mogelijk 1502. Mijn belangrijkste bron is Hagoort 2006, waarmee ik ook een vergelijking heb gemaakt. Andere bronnen komen uit het Gelders archief. De gegeven referenties daarvan staan in de tekst als (GA xx yy) waar xx het soort archief is en yy het inventarisnummer. Een zeer lezenswaard boek over de geschiedenis van Nijkerk vond ik "Landschappen van Nijkerk-Arkemheen" uit 1986 van Frank van Dooren. Voor liefhebbers van de Puttense Historie, zie mijn website https://historieputten.vandekraats.com Tot slot nog iets over de ligging van de Harderberg. Ik denk dat die op het noordelijke gedeelte van perceel A115 was. Dat is halverwege de oprit van de A28 vanaf de Berenkamperweg naar Amersfoort aan de rechterkant. Zeker is dat als de vroegere zijtak van de Arkergraft was uitgegroeid tot een echte haven, Nijkerk er hier heel anders had uitgezien. |