Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal
Jan van de Kraats De aanleiding van dit verhaal is een bruidsschat waarin boerderijen in de buurtschap Gerven in Putten een rol spelen. We zullen daarbij de geschiedenis van de boerderijen verder uitdiepen aan de hand van Gendtse leenboeken en Kelnarij documenten, beide aanwezig in het Gelders archief. In de oude taal heette Gerven nog Garwerdingen of Gerwerdingen, en de boerderijen droegen ook die naam. Wij zullen ze hier verder met de huidige naam Gerven benoemen. Daarvan waren er drie, Groot Gerven, Middel Gerven en Klein Gerven. Die laatste wordt ook wel de Keut genoemd. Middel Gerven is kort na 1832 afgebroken. We weten nu nog niet precies welke boerderijen in de bruidsschat voorkwamen. De bruidsschat is geschreven op 2 maart 1515 in de zogenaamde recognitie boeken die zich in het streekarchivariaat Noordwest-Veluwe bevinden (5003 Oud-rechterlijk archief ORA 132). Hierin werden door de schepenen van Harderwijk allerlei transacties vastgelegd. In dit geval van gegoede burgers van Harderwijk die boerderijen in Putten in bezit hadden. Ze gebruikten deze boerderijen niet zelf maar verpachten ze aan lokale boeren uit Putten. De transactie wordt verwoord door twee mannen, de een is “onze lieve vriend van de raad” Gerrit Voet, de andere een Harderwijker burger met de naam Geurt Verlaar. Zij hebben vooraf met opgestoken vinger en hardop sprekend (volstemonts) de heilige eed gezworen. Zij verklaren dat ze in 1513 aanwezig waren bij een bijeenkomst bij Geurt Verlaar thuis. Verlaar zijn vrouw was er ook bij. Verder waren ook Henrick van Hell en Geurt Volkers van de partij. Die laatste twee zouden een Puttense achtergrond kunnen hebben. We kennen bijvoorbeeld de boerderijnamen Groot Hell en Volkersgoed. De inhoud van de transactie kunnen we ons nu moeilijk voorstellen. VerklaringGeurt Volkers nam daar het woord en zei, ik heb met Henrick van Hell gesproken en vroeg hem of hij mijn dochter wilde hebben… Dan volgt er een lastige zin: Mij is dair wat off an gecomen weert saicke Henrick dattet u sijns were soe wolde ick u all mijn guet groit ende cleyn noemen woe ze onse here god mij dat verleent hefft Mijn poging tot hertaling geeft: Ik heb het een en ander (aan onroerend goed) verzameld, nu wordt het zaak Henrick dat het op u overgedragen wordt. Ik zal u al mijn goederen van klein tot groot noemen zoals de here God mij toebedeeld heeft. Nadat Geurt Volkers gesproken had heeft Henrick daar op geantwoord, ja zo is het gebeurd. Geurt Volkers sprak toen: zie Henrick, ik wil u als eerste geven Groot Gerven gelegen in de ambt van Putten. Daarbij nog een bedrag van 80 gold gulden. Als u zich in dit voorstel niet kunt vinden wil ik u een ander onroerend goed geven namelijk 15 morgen land achter Arler in de Arkemheen. Het is aan u te kiezen, wordt het de 15 morgen dan mag u het gebruiken zo lang ik Geurt Volkers leef. Maar na mijn dood zal de 15 morgen weer ingebracht moeten worden (in de erfenis). De helft zal dan mijn jongste dochter Geertje toebehoren en voor jou Henrick een aandeel in de rest van mijn onroerend goed, groot en klein, met alle toebehoren waaronder de beide boerderijen geheten Gerven. Zo heeft Geurt nog tegen Henrick gezegd: maar Henrick van Hell als je de 15 morgen wil nemen dan moet je met mijn dochter nieuwe huwelijkse voorwaarden vastleggen waarin ik de beide boerderijen in Gerven blijf gebruiken zolang ik leef, daarna zult u beiden delen in de erfenis. Hierop heeft Henrick van Hell gezegd dat hij eerst met zijn broers Hermen en Cosijn wilde overleggen. Na een dag of vier, vijf is Henrick naar Nijkerk vertrokken en is bij zijn broer Hermen geweest om te overleggen. Weer terug in Harderwijk gekomen is hij weer bij Geurt Verlaar thuis geweest. Dezelfde avond is Geurt Volkers bij Henrick van Hell gekomen, Gerrit een broer van Geurt was daar ook. Geurt vroeg toen aan Henrick: hoe denk je er nu over. Welke van de twee voorstellen kies je nu. Hierop antwoorde Henrick, ik kies de 15 morgen, maar zonder een boerderij Gerven moet er nog wat bij komen. Gerrit Voet en Geurt Verlaar hebben toen Henrick gevraagd wat wil je er dan bij hebben. Henrick antwoorde daarop, ik wil de Overhage van 3.5 morgen groot, liggende in de Arkemheen, erbij hebben. Geurt Volkers zei daarop, kijk eens Henrick van Hell die kan ik niet missen. Maar door veel heen en weer gepraat van Gerit Voet en Geurt Verlaar heeft Geurt Volkers toegestemd dat hij de Overhage er wel bij wilde geven. Op deze voorwaarden is Henrick van Hell met de dochter van Geurt Volkers, geheten Wilhelma, getrouwd. Na de trouwerij werd gezegd dat Henrick na het overlijden van Geurt wel 2000 gulden zou willen hebben, al zijn die hem in de huwelijkse voorwaarden niet beloofd. Wat kunnen we uit het voorgaande op maken. Geurt Volkers had kennelijk twee dochters, Wilhelma en Geertje. Wilhelma wordt overigens op allerlei manieren geschreven. Willem, Wilhem, Wilhemme, Wilhemken en Wilhelma komen allemaal voor, we zouden haar later misschien Wilhelmina genoemd hebben. Hij had ook twee boerderijen die beide Garwerdingen (Gerven) heten. Maar welke? Groot Gerven was een Eltens goed. Middel Gerven hoorde onder de Kelnarij (Paderborn). Klein Gerven lijkt geen klooster bezit. Bovendien waren Klein en Groot Gerven een zogenaamd Gendts leen waarover straks meer. Jammer genoeg is er geen dijkrol van Arkemheen bewaard gebleven van kort na 1513. Wel een van 20 jaar eerder uit 1494. Hierin herkennen we Heijne Volkersen met 2.5 morgen. Vader of zoon Volker Heijnissen met 6 morgen en Henrick van Helle bijna 15 morgen. De familie Volkers had dus nog niet de beschikking over 15 morgen plus 3.5 morgen van de Overhage. Henrick van Hell bezat toen al wel 15 morgen. Kist (pagina 161) noemt voor de Eltense goederen circa 1380 in Gerven, Andriesgoed van Gerwerdingen en Abelsgoed van Gerwerdingen. (Kist 1853, Het Necrologium en het Tynsboek van het Adelijk Jufferen Stift). Dat zullen niet het latere Klein en Groot Koestapel zijn want hij noemt tegelijkertijd ook Arnt van Coestapel en Johan van Coestapel. Opvallend is dat ze alle vier van gelijke grootte lijken te zijn, want hun afdracht is identiek namelijk 2 molder rogge en 2 molder gerst jaarlijks. Het is verleidelijk Andriesgoed van Gerwerdingen en Abelsgoed van Gerwerdingen te koppelen aan Klein Gerven en Groot Gerven. Helaas is er geen duidelijke aanwijzing dat Klein Gerven een Eltensgoed is. Overigens noteert Kist op pagina 136 Andries van Gerwerdingen en Welsgoed van Gerwerdingen. Ik ga er van uit dat Welsgoed een transcriptie fout is en dat Abelsgoed bedoeld is. Een in die tijd handgeschreven A en b aan elkaar kan heel gemakkelijk als een W gelezen worden. Welsgoed komt ook maar een keer voor. Jammer genoeg is het origineel niet meer opgedoken en hoogst waarschijnlijk verloren gegaan. Klein, Middel en Groot GervenWe proberen ons een verder beeld te vormen van de drie boerderijen Klein, Middel en Groot Gerven. Van het jaar 1625 is er in het Gelders Archief een lijst van de Kelnarij van boerderijen in Putten met zijn (hoofd)bewoners (0324-37H): (Middel) Garwardingen Jan Thonyssen In 1650 is de taxatie voor de belasting voor alle onroerende goederen in Putten, de verponding. In Gerven zien we drie erven met als eigenaar de weduwe Van Nulde (0008-293-0024). Klein Gerven 1650De weduwe van Henrick van Nulde cum suis eijgenaersche, pachter Bessel Woutersen van 1½ mergen bouwlants thientbaer. Noch 2½ mergen genaemt Henrick Willemsen lant thientvrij opden 3e gerff ende den thient weinich heghholts tot schatt: 11-6-0. Middel Gerven 1650De weduwe van Henrick van Nulde eijgenaersche, pachter Henrick Willemsen van huijs, hoff van 1 spint. Besaeijt jaerlix 8 mergen à 5 schepel de mergen op den 3e gerff thient vrij, ende den thient vrijgelt. 2 peerden en 3 koeijen tot schatt: 33 gl. 18 strs. Redelic goet heggeholt. Groot Gerven 1650De weduwe van Henrick van Nulde heeft noch een goet genaemt Groot Gerwerden daer pachter aff is Bessel Woutersen met huijs, hoff van 1 spint, 10 mergen rogh ende boekweijts lant thientvrij voer den 3e gerff ende den thient. Ende ½ schatt: sijnde 19 gl. 15½ strs Groot Gerven wordt met name genoemd en is ook te herkennen aan de afdracht aan het klooster te Elten. Klein Gerven is inderdaad klein met zijn 4 morgen grond. Bedenk wel dat in de verponding alleen de omvang van het bouwland werd genoemd. Dat was uiteindelijk een goede maat voor de opbrengsten. Er zijn geen beesten. De pachter van 2.5 morgen lijkt Henrick Willemsen die op Middel Gerven boert, 1.5 morgen is in gebruik bij Bessel Woutersen die ook Groot Gerven pacht. Er staat een klein huisje op waarin een snijder, dat is een kleermaker, woont. Klein Gerven is dus nauwelijks een boerderij te noemen in deze tijd. De grond is in gebruik bij de buren en is alleen Klein Gerven te noemen als we de geschiedenis volgen. We zien geen afdracht aan Elten, hoewel het door anderen wel als een Eltensgoed bestempeld wordt. Ik heb daarvoor geen aanwijzing kunnen vinden. Middel Gerven is te herkennen aan de afdracht aan de Kelnarij, die noemen het meestal gewoon Gerwerden, soms zelfs Groot Gerven, wel komt Middel Gerven meer in zwang, kennelijk om misverstand met Groot Gerven van de Gendtse leenkamer te voorkomen. Hoe Groot Gerven zowel leenroerig was aan Elten als aan Gendt is me niet helemaal duidelijk. Heeft Gendt het overgedragen gekregen van Elten? Dan nog betaalde het in 1650 zowel aan Elten als aan Gendt.
Gendtse lenen Klein en Groot GervenBoerderij Klein en Groot Gerven waren een Gendts leen zoals ook de boerderijen Velthuizen en Weelderen in buurtschap Hell. Ze waren leenplichtig aan de Heerlijkheid Gendt en Erlecom gelegen langs de Waal tussen Nijmegen en Pannerden. In een leenboek (0396-5-0019) vond ik de ons nu bekende namen terug in de belening aan Wilhelma, Goirts Volkers dochter, echte huisvrouw van Henrick van der Hell, met Groot Gerwerden en Klein Gerwerden gelegen inden gericht van Putten met al zijne rechten en toebehoren… Er staat geen datum bij maar het leenboek eindigt in 1539 en kan dus goed kloppen met de vorige tekst uit 1515. De vroegste belening in een ander leenboek stamt uit 1388 (!) en spreekt van ene Ott van Gerwerdingen als eigenaar van Klein en Groot Gerven (0396-7-0011). (Otte van Gerwerdinc komt ook voor bij Kist op pagina 139). Er is sprake van in totaal 62 morgen land. Dat zal inclusief weiland en heide zijn. Opvolgende pagina’s geven verdere informatie. Dit leenboek is trouwens een transcriptie uit latere tijden, het origineel is te kwetsbaar. Het is daarmee goed leesbaar maar wel doorspekt met foutjes. Zo komt Huinen in Putten vaak voor als Huissen of soms als Heijen of Huijen. In 1427 wordt Elbert van Gerwerdingen eigenaar van Klein en Groot Gerven. In 1498 (image 0034) is Wilhelma, de dochter van Gerrit Volkeners, eigenaar. Gerrit Volkeners zelf is de momber (voogd) van zijn dochter Wilhelma. De vorige eigenaar van de goederen zou Gijsbert Janszoons van Aller geweest zijn. Vermoedelijk was hij een tijdelijke beheerder. De tekst uit 1539 (0027) hebben we al besproken vanuit het oorspronkelijke leenboek. In 1549 (0036) staat Henrick van der Hell als eigenaar genoteerd met zijn vrouw Wilhelma, de dochter van Goert Volkers. Vier jaar later in 1553 (0037) is Henrick van der Hell overleden en is zijn weduwe Wilhelma weer eigenaar. Nog twee jaar later is zij kennelijk weer getrouwd met ene Wilhem Zaell, dat is wel ingewikkeld twee Wilhemmen op een erf. In 1564 (0052) besluiten Wilhelma en Wilhem Saell om Klein Gerven af te splitsen en over te dragen aan Philip Ottenszoon Schrasser als “toefanger en hulder” van Bijlken en Otken van Laer, de onmondige dochters van zaliger Henrick van Laer, hun neef. De pachter (boer) is dan Gerrit Gerritsen. Groot Gerven wordt beleend aan juffer Gerarda Zell (Zaell?), de weduwe van Henrick Heeck. We zullen Klein en Groot Gerven na deze splitsing apart behandelen. Klein Gerven, periode Collert-WenkumAnno 1593 (0074) is Otken van Laer overleden, zij was inmiddels getrouwd met Wolter Gerrits Collert en hadden een zoon Gerrit Henrick Woltersen. Die wordt nu beleend met Klein Gerven maar is nog onmondig. 1616. Uit een later proces weten we dat Hendrik Collert eigenaar was van Klein Gerven. In 1671 (0164) worden Klein (dubieus) en Groot Gerven beleend aan Gerarda van Twiller. Deze tekst is in het archiefstuk echter doorkruist. De reden blijkt uit een later proces over Klein Gerven. Daarom heb ik daar (dubieus) aan toegevoegd. 1692 (0202) Juffrouw Gerharda van Nulde als leen opvolger van haar zuster Elisabeth van Nulde krijgt belening met Klein (dubieus) en Groot Gerven. 1699 (0215) Gerharda van Nulde met haar man Pelgrim Wolfsen verliest haar dubieuze belening van Klein Gerven. Nu is die belening aan Elisabeth Collert en haar man Aart Evertsen van Wenkum vanwege haar oudoom Hendrik Collert. Er is dan ook een proces gevoerd over wie de rechtmatige eigenaar is (0203-132-0235) en (0203-443-0067). Kern van de zaak is dat in 1616 Hendrik Collert, oudoom van verweerders vrouw, Klein Gerven in pand zou hebben gegeven aan dominee Everhard van Staverden. Dit pandrecht zou daarna toebehoren aan de reeds overleden Gijsbert van Twiller die daarom ook met Klein Gerven werd beleend. Gerarda van Nulde is daarvan de rechtsopvolger. Maar het proces over Klein Gerven over de werkelijke eigenaar is dus kennelijk door de tegenpartij gewonnen. 1709 (0248) Aart Evertsen van Wenkum overleden, nu zijn vrouw Elisabeth Collert beleend met Klein Gerven. 1712 (0252) Elisabeth Collers, weduwe van Aart Everts van Wenkum, maakt testament. 1737 (0320) Belening Klein Gerven aan Jacoba van Wenkum weduwe van Hendrik Snoek. Dit is meteen de laatste belening van de Gervense boerderijen in dit leenboek dat overigens pas stopt bij het jaar 1776. We kunnen nu informatie halen uit een andere bron, namelijk de Protocollen van bezwaar van Putten. 1764 (0203-863-0278) Anna van Wenckum weduwe Dirck Wesselingh maakt testament: 1770 (0203-863-0234) Jan van Wenkum neemt hypotheek op Klein Gerven. 1783 (0203-864-0163) Weimpje van Wenkum en Jacobus van Hees verkopen Klein Gerven aan Samuel Heshusius en Johanna Gijseling op Schoonderbeek. (west en zuid Heurd). Niet perceel (G381) bij Gagelwijk, wel de percelen Voorstukje en Haartje groot en klein. Hier raken we het spoor van Klein Gerven even bijster. Ook bij Schoonderbeek vond ik geen vervolg, behalve dat Heshusius is financiële problemen kwam. Vermoedelijk is het in 1794 verkocht. Na de Franse tijd wordt bij verkoop van onroerend goed een notariële akte verplicht. Dat is een verbetering omdat er meer informatie wordt vastgelegd. 1820 (memsuc 3-0057) Pieter Nicolaas van Brummelen overleden. Hij was schout-burgemeester van Putten geweest van 1795 tot 1808, Hij blijkt ook eigenaar van Klein Gerven met ca 8 morgen, oost en noord het malenveld, west en zuid Heurst. Na 1832, als het kadaster is ingevoerd, is eindelijk duidelijk waar de boerderijen met hun akkers precies liggen. In ons geval moeten we ook nog opletten omdat, nu er geen Kelnarij en Eltens toezicht meer bestaat, er percelen worden uitgewisseld tussen Klein, Middel en Groot Gerven. Antonie van Brummelen is nu eigenaar van Klein Gerven. De percelen zijn: G37 40 51-66 G380-382 (10.86 ha). Nog in 1832 is Antonie van Brummelen overleden (Gunning 1832-31). Veiling Klein Gerven of de Keut met bijna 6 ha, oost de weg, zuid en west A. de Wolf van Westeroode. In eigendom sinds 1794, pachter Gijsbert Woutersen van Rooselaar met zijn vrouw Aaltje Hendriks Kieft. Klein Gerven wordt gekocht door Paul Engelbert van Hangest de Yvoy. Zie voor het vervolg onder kopje “Na 1832 periode Salentein”.
Groot Gerven, periode Twiller-Van NuldeIn 1571 (Gendts leenboek 0396-7- 0056) worden Reiner Henrickszoon van Vaneveld en Gerrit van Speuld waarschijnlijk als bewindvoerders in een soort overgangs-situatie met Groot Gerven beleend. Kort daarop zie ik de naam van Gerrit Gerritszoon Voet genoemd. Gerrit Voet wordt behalve met Groot Gerven ook beleend met de Kleine Overhage in de Arkemheen ter grootte van 3.5 morgen. Die waren we al eerder tegengekomen in de inleiding. Bij mijn verhaal over Davelaarsgoed viel een perceel de Lutteke Overhage onder de heren van Bronkhorst ( https://historieputten.vandekraats.com ). Anno 1596 (0075) wordt Groot Gerven beleend aan Aaltje Voet en haar man Gerrit Voet. Het was hun aangekomen van vader Wulf Voet. In 1610 (0077) is Aaltje Voet weduwe geworden, haar nieuwe man Gijsbert van Twiller krijgt ook zijn rechten aan Groot Gerven. In 1642 (0124) krijgt na overlijden van Aaltje Voet hun dochter Gerarda van Twiller Groot Gerven toebedeeld. Vanwege een verpanding weet ze ook beleend te worden met Klein Gerven (0125). Zie het latere proces hierover genoemd bij Klein Gerven. In 1671 (0164) worden Klein (dubieus) en Groot Gerven beleend aan Gerarda van Twiller. Deze tekst is echter doorkruist. Ook haar zuster Aleida wordt genoemd, mogelijk komen andere kinderen ook in aanmerking. In 1678 (0176) is Gerarda van Twiller genoemd van Heeck overleden. Haar enige erfgenaam en opvolger is haar zoon Richard van Nulde. Hij wordt beleend met Groot Gerven. Hij zet zijn dochter Gerarda van Nulde alvast in zijn testament als opvolgster. In 1685 overlijdt hij daadwerkelijk. Zijn vrouw heette Maria van Zuilen van Nievelt. In 1685 (0191) wordt Gerarda van Nulde beleend met Groot Gerven. Toch loopt het snel anders want in 1686 (0193) wordt haar zuster Elisabeth van Nulde, getrouwd met Johan Rouse, beleend met Groot Gerven. Is er een coupe gepleegd of zijn er gewoon nieuwe afspraken onder de kinderen gemaakt? Opvallend is de melding dat dit samen gaat met de Kelnarijgoederen MiddelGerven, Osekengoed (in Diermen) en Zuidwijk (in Huinen). 1692 (0202) Juffrouw Gerharda van Nulde (toch) als leen opvolger van haar zuster Elisabeth van Nulde en krijgt belening met Klein (dubieus) en Groot Gerven. 1701 (0230) Een nieuwe belening van Groot Gerven aan Pelgrim Wolfsen en “zijn geliefte” Gerarda van Nulde. 1710 (0252) nieuwe belening Groot Gerven aan Gerarda van Nulde, weduwe van Pelgrim Wolfsen. 1722 (0268) belening Groot Gerven aan Arnoldus Richardus Wolfsen, oudste zoon van wijlen Gerharda van Nulde. 1735 (0302) Groot Gerven verkocht aan Antonie van Westerveld burgemeester van Harderwijk, weduwnaar van Mechteld Nuck. 1761 Antoni van Westervelt overlijdt en het goed gaat naar dochter Aleida Johanna van Westervelt, gehuwd met Willem Jan van Westervelt. Zij hadden een zoon die Heribert van Westervelt heette. 1798 (copie akte) Heribert van Westerveld krijgt bij een boedelscheiding de goederen Gagelwijk, Groot Gerwerden en de Langemheen toebedeeld. Uit Groot Gerven komt een jaarlijkse afdracht aan de Gendtse Leenkamer en aan de Kemna (is Elten). Heribert van Westervelt trouwde met Nalida Geertrui Margaretha Opten Noort. Die kregen een dochter die ook weer Aleida Johanna van Westervelt heette. Zij trouwde met Paul Engelbert, baron van Hangest d’Yvoy. Deze Paul Engelbert woonde op de Salentein. In 1832 omvat Groot Gerven van Yvoy de volgende percelen G78-81, 365-375 (21.56 ha). Helemaal zeker is dit op voorhand niet omdat hij meerdere boerderijen, zoals de naastgelegen Langemheen en Gagelwijk, bezat die niet apart in het kadaster te onderscheiden zijn. Wat helpt is dat in de originele handgeschreven kadaster lijsten de naam van Heribert van Westerveld nog doorkruist is te zien. Men was natuurlijk eerder begonnen dan 1832. Zie voor het vervolg van Groot Gerven onder kopje “Na 1832 periode Salentein”. Middel Gerven is het vroegere BorengoedIn de oudst bewaarde belasting afdrachten van de Veluwe uit 1325 (0001-4046) is er maar een met een duidelijke link naar Gerven, namelijk Boren goet van Gherwerden. Niet heel veel later in 1357 is er een afdrachten lijst van de Kelnarij met vrijwel dezelfde naam Bure van Gerwerdinghen iii molder siligo (rogge) (0324_37C-0009). Vooral omdat in die tijd de U en de O in het handschrift vrij inwisselbaar waren bij het schrijven van zo’n woord zal het om hetzelfde goed gaan. Dit Kelnarijgoed moet wel het latere Middel Gerven zijn. Er waren namelijk maar twee goederen van de Kelnarij in Gerven, Middel Gerven en Gagelwijk. Bure van Gerwerdinghen is in 1357 geschreven naast Gagelwijk. Gagelwijk ligt ook letterlijk zuidelijk naast Middel Gerven. Omstreeks 1400 lezen we opeenvolgend onderaan 0324-37d-0001 item Gerwerdingen hefft Wolterssen und he und sijn wiff sint dar horich nae. elders op deze compacte pagina nog een keer Gagelwic en bona Gerwerdinck. Uit het jaar 1544 lezen we in 0324-40A-0122 dat Elbert Tonissen als oudste (zoon) en bezitter van de Saalweer Gerwerdingen, met zijn moeder Naele aan de ene zijde en Johan Wolfsen aan de andere zijde een vriendschappelijke verdeling maakten van het goed. Er komt een hypotheek met een jaarlijkse rente van 6 procent. Daarmee komt het gehele goed Middel Gerven, met de hoef in het Huinerbroek die Johan gekocht had, aan Naele en Elbert. In 0324-126 zijn meerdere documenten over Middel Gerven te vinden. Zo zien we dat moeder Naele Thonissen getrouwd was met Thonis Metseler. Na de dood van vader volgde de oudste zoon Elbert of Albert op. Na zijn dood ging het over op zijn broer Wolter Thonissen. Zie voor de opvolging ook het artikel “Stadse manieren op het platteland” op de website van Peter Bijvank https://historischgeografischeartikelen.wordpress.com . Dat handelt ook over Pelgrom Wolfsen en Middel Gerven. Hij heeft overigens meerdere interessante verhalen over de Gervense boerderijen geschreven die het waard zijn te lezen. Anno 1630 Willem Adriaansen met zijn vrouw Janneken zijn bezitters van het goed (0324_126-0059). Van Middel Gerven is er een opvolgingslijst van de Kelnarij in 0324-268-0044. Lastig is het veel gebruikte latijn en soms schrijffouten. De lijst begint in 1637 met bezitter Adriaan Willemsen. Hij verkoopt het in 1639 aan Aaltje Voet de weduwe van Gijsbert van Twiller. Kleindochter Gerarda van Twiller (er staat Bernarda) komt als opvolger naar voren. Zij is getrouwd met Henrik van Nulde. Na diens overlijden in 1635 komt zij in 1650 in de verpondingen terecht als de weduwe van Hendrik van Nulde. Hun zoon Richard van Nulde trouwt met Maria van Zuilen van Nieveld. Hieruit stammen twee dochters Aleida Johanna en Gerarda van Nulde. De familie geschiedenis is dus deels identiek met wat we bij Groot Gerven zagen. 1679, Aleida Johanna van Twiller, die getrouwd is met Johan van Cockenge, wordt later beleend met het kelnarijgoed Middel Gerven. Aleida was de zuster van Gerarda op Groot Gerven. Zie het testament uit 1679 in het Kelnarij archief 0324-0126-0051. 1686 (uw lieve vriendinne) Aleida schrijft een brief aan de Kellenaar (0324_126-0065). Die was kennelijk van plan het paard van Rijckert Besselsen op Middel Gerven op te halen omdat er niet betaald werd. Zij verzoekt de Kellenaar nog 2 a 3 weken te wachten. Dan kom ik wel te weten wat er betaald moet worden. Dit raakt ons int gemeen. Wij zullen nu beginnen deze boedel te redden…. Deze oudste dochter Aleida toont aan dat verpachters ook een hart konden hebben. In 1691 wordt ze beleend met Middel Gerven, in 1697 overlijdt ze zonder nageslacht. Pilgrom Wolfsen, de man van haar zuster Gerarda van Nulde wordt nu de bezitter. Pilgrom doet een verzoek aan de Kellenaar om eikenbomen van Middel Gerven te vertimmeren op zijn andere goed Groot Gerven (wat niet van de Kelnarij was). Na het overlijden van Pilgrom is zijn vrouw Gerarda de bezitter. Hun zoon Arnoldus Richardus Wolfsen is in 1722 de opvolger. Hij is burgemeester in Harderwijk en overlijdt in 1750. Dochter Arnolda Wolfsen met Willem Botter Heurdt volgen op (0203-863-0230). Een dochter hiervan, Geertrui Heurdt, volgt op in 1790. Geertrui Heurdt was getrouwd met Jan Gelderman. In 1803 bij het einde van de Kelnarij waren zij nog steeds eigenaar. Geertruijd Heurdt is overleden op 17-05-1815 op Huize "Ter Schuur" onder Voorthuizen. Bij het ingaan van het kadaster in 1832 is Hendrik Gerrit de Wolf van Westerode eigenaar. Hij had het geërfd van Geertruijd Heurdt (MET1816/103). Middel Gerven omvat de volgende percelen: G35 36 38 69-76 84 342 343 376 377 (21.83 ha). Middel Gerven kwam in 1835 op naam van Paul Engelbert de Yvoy (Vitringa 1835-44). Kort na 1832 is Middel Gerven afgebroken, de plek op G74 is met een tekst aangegeven op de gereconstrueerde kadastrale kaart. Van de originele kaart was een hoek in slechte staat en bruut afgeknipt. Na 1832, periode SalenteinNu vallen Klein, Middel en Groot Gerven allemaal onder Paul Engelbert van Hangest baron de Yvoy, zoals zijn volledige naam luidt. Let op dat Middel Gerven nu afgebroken is en de grond verdeeld zodat vooral Klein Gerven nu ook grond van Middel Gerven omvat. In 1866 (0168_3892-0095) is Hendrik Maurits van Weede op de Salentein overleden, nu staat zijn weduwe Anna Magdalena van Hangest de Yvoy als eigenaar genoteerd. Pachter van Groot Gerven is Willem Rikkerden Vliek voor 225 gld per jaar. Pachter van Klein Gerven is Hendrikje Gerrits de weduwe van Gijsbert van Rootselaar voor 275 gld.
1878 (0168_3911-0227) Anna Magdalena is in 1877 overleden. De waarde van Groot Gerven is 18320 gld en van Klein Gerven 20360 gld. Samen met de voorgaande pachtbedragen kunnen we stellen dat Klein Gerven een (iets) grotere boerderij was dan Groot Gerven. Klein Gerven G35 36 37 38 40 51-59 61-66 69-77 376 377 418 651 Groot Gerven G78-81 84 330-336 339-343 365-375 De goederen gaan over op dochter Jacqueline Pauline van Weede, die gehuwd is met jonker Jan Hendrik van Haersman de With, in Putten beter bekend als jonker Jan. Zijn opvolger is jonker Frits die veel oudere Puttenaren nog wel gekend hebben. Hij woonde tegenover het monument voor de weggevoerden van 1944 op de Beukenheg, nu het pand van de Woningstichting. Tot SlotVooral de geschiedenis van Groot- en vooral Klein Gerven hebben we veel vroeger kunnen laten beginnen dan voorheen bekend was. In 1388 ging het bovendien om een grondgebied van in totaal 62 morgen (53 ha). Dit zal inclusief weiland, heide, bossen en overige woeste gronden zijn geweest. Wat intrigeert is de relatie met zowel Elten als Gendt, in ieder geval voor Groot Gerven. Wie was nu de werkelijke leenheer? Zowel in 1650 als in 1798 wordt aan beide afgedragen. Het Gendtse leen wordt een vijfmarksleen genoemd, misschien geeft dat een verklaring. Een vijfmarksleen heette zo omdat het bij versterf (overlijden) als heergewaad een bedrag van vijf mark moest betalen aan de leenheer. Gendt ligt niet al te ver van Elten, was er door Elten om wat voor reden dan ook dit privilege bij wijze van gunst aan het huis Gendt toegekend? Als mijn verklaring wat betreft Welsgoed als transcriptie fout juist is, zijn vrijwel alle vroegere boerderijen in dit gebied gelokaliseerd. Zijn het even grote Andriesgoed van Gerwerdingen en Abelsgoed van Gerwerdingen inderdaad het latere Eltense Klein en Groot Gerven dan was Klein Gerven in 1650 behoorlijk afgeslankt. In de periode Yvoy is dat meer dan goed gemaakt door Middel Gerven bij Klein Gerven te voegen. Van de boerderijen Klein, Middel en Groot Gerven is alleen de laatste nog als boerderij in bedrijf. Klein Gerven of de Keut is een fouragebedrijf en heeft op die manier nog binding met de agrarische sector. Middel Gerven is zoals gezegd geheel verdwenen. Het is mij onduidelijk waarom juist deze boerderij werd opgeofferd en niet Klein Gerven dat in die tijd inderdaad veel kleiner was. Misschien was het om enige afstand van elkaar te houden, de erven van Middel Gerven en Groot Gerven lagen tegen elkaar aan. Nu had ieder zijn eigen koninkrijk. Dat is voor een Veluwse boer van grote psychologische waarde. Grote delen van het gebied hebben de invloed van Paul Engelbert de Yvoy ondergaan. Hij was namelijk houtvester van beroep en heeft in zijn tijd veel voormalig boerenland beplant met bomen. Toch zijn op de hoogtekaarten de oude perceelsvormen nog goed te herkennen. Onder het nageslacht van Paul Engelbert bevonden zich hartstochtelijke jagers die het verruigde gebied goed konden waarderen, ook dat kan niet meer volgens de hedendaagse normen. De boerderijen uit de transactie van 1513 zijn dus Klein en Groot Gerven geweest. Uithuwelijken zoals in 1513 zal in het Nederland van nu niet meer gebeuren. Met dank aan Peter Bijvank voor zijn relevante opmerkingen. |