Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal
|
Jan van de Kraats Vliekengoed behoorde tot de oudste boerderijen in Putten. Het was vrijwel zeker een van de vele boerderijen die in 855 door Folckerus werden geschonken aan het klooster te Werden vlak bij Essen in het huidige Duitsland. In een verhaal van de ons bekende Wim Hagoort uit 1990 “Werdense boerderijen in de gemeente Putten” worden er in totaal 33 boerderijen in Putten en omgeving genoemd waarvan een aantal in de omgeving van Hotseri, het huidige Hussel. Veel later zijn er inkomstenlijsten van het klooster uit circa 1150 en 1250 met nog steeds 33 boerderijen maar met meer details. Zo zien we voor het eerst het gebied Northon, nu Norden, verschijnen. In een wereldse bron, een belastingaangifte uit 1325 (Gelders Archief 0001-4046), zien we enkele namen gegroepeerd rond Wouter van Husser, bewoner van het latere Hussel. Voor het groepje zien we namen uit Dasselaar, daarna namen uit Beisteren. Ze lagen dus als het ware op volgorde langs de gevolgde looproute. Die namen in het groepje tonen hun verband met buurtschap Norden, zoals Aeltetie van Noerden (Alphard Brincksgoed), Bessel van Noerden (Wincoop), en Nenne van Noerden. Tussen haken staan de namen van de boerderijen waarop zij hun bedrijf voeren. Van Nenne van Norden is dat onbekend. Noerden (zeg noorden) is een oude spelling van Noorden en verbasterde tot Norden waarschijnlijk door de Duitse klooster beheerders. Deze plaatsbepaling is overigens niet t.o.v. het dorp Putten zoals vaak wordt gesteld, maar ten noorden van het gebied Hussel en Rimpeler. Een simpele blik op de kaart maakt namelijk duidelijk dat de genoemde boerderijen daar ten noorden van liggen. Nu waren de boerderijen in Norden in eigendom van verschillende kloosters of heren. Alphard Brincksgoed en Wincoop waren van het klooster in Paderborn met de Kelnarij in Putten als beheerder. Hussel was zoals gezegd in eigendom van het klooster in Werden. Ook ons onderwerp Vliekengoed of Groot Norden was een Werdensgoed. Tussen Groot Norden en Hussel lag nog de boerderij Klein Norden van het klooster te Elten. Na afbraak hiervan in 1782 verhuist de naam Klein Norden, waarschijnlijk vanwege nostalgische overwegingen binnen de familie Vliek, naar Alphard Brincksgoed zoals eerder beschreven in mijn verhaal “De verdwenen boerderijen aan de Kleenhorst”. Goed te NordenWerden bezat dus Groot Norden, het heette toen bij hen nog simpel “Het Goed te Norden”. Ook Elten had een Goed te Norden, Klein Norden. En Paderborn had een Goed te Norden, later Alphard Brincksgoed genoemd. In 1627 werd dat door hen zelfs Groot Norden genoemd (0324-37H) terwijl er geen verwarring kan bestaan met Vlijckengoed, met als boer Aart Aartsen de Jonge, in dezelfde opsomming. Dan waren er nog de Heren van Putten (bij Elburg) die de huidige boerderij De Grote Roest soms hun Goed te Norden noemden. Intern in een klooster was dat allemaal geen probleem, maar de Puttenaren zelf gebruikten familienamen van bezitters om niet in de war te raken. Zo kreeg het Werdense Goed te Norden de naam Vliekengoed naar de familie Vliek die het al lange tijd bezat. Dat bezit moet even toegelicht worden. Je had namelijk de echte eigenaar die de regels bepaalde, het klooster. Dan had je de bezitter, die kon er zelf op wonen en op boeren, maar vaak was het een vermogend tussenpersoon die het weer verpachtte aan een boer. Daarmee was het klooster (meestal) verzekerd van zijn jaarlijkse inkomsten, ook al was bijvoorbeeld de oogst mislukt. De bezitter op zijn beurt hield de boer onder druk om voor hem de zaak toch aantrekkelijk te houden. Ook dit was weer in het belang van het klooster. Het klooster te Werden had in Putten een beheerder op Schoutmansgoed in het dorp Putten, nu de plek van de begraafplaats Schootmanshof. Op den duur vond men het beheer op afstand toch te lastig en verpandden zij hun eigendommen aan Paderborn. In 1559 werd het zelfs voorgoed overgedragen aan Paderborn. Voortaan moesten de boeren dus hun pacht betalen op de naastgelegen Kelnarij. Uit 1612 is er nog een aantekenboekje met de Werdense boerderijen binnen het klooster van Paderborn “Abdinghof 426” (fig. 1). Hierin een pagina met de afdrachten van Vliekengoed: Flykenguet … possessor (bezitter) Willem Elbertsen Flyck die onder andere een half mud, of 7 spint Harderwijkermaat, rogge moest betalen.
VliekengoedEen vroeg bewijs van het bezit van de familie Vliek komt uit een stukje tekst uit 1444 (fig. 2) uit het Gelders Archief (GA 0203 3-0100). …Putte, item Rycolt Claess sprac an Wyllem Vlieck als dat hij in erve ende guede ten orden syt… (Rycolt Clasen spreekt aan Willem Vliek omdat hij op het erf en goed te Norden zit). Merk op dat men in die tijd vaak geen letter te veel wilde schrijven. Putte met een haaltje eraan betekende Putten. Omdat “ten” al eindigde op een N werd de N van het daarop volgende Norden gewoon weggelaten. Als je het snel uitsprak klonk het toch hetzelfde. Even later komt in de tekst weer het vollediger Norden voor. Het gaat in de tekst trouwens om Rycolt Clasen die meent de rechtmatige opvolger op de boerderij te zijn en niet Willem Vliek. Hier wordt de afloop niet duidelijk maar uit de geschiedenis weten we dat het een vergeefse poging was. Al iets eerder anno 1431 is er in Nulde-Dasselaar sprake van een Velickenkamp (0203 1-0055) wat lijkt te suggereren dat de naam Vliek van Velicken afstamt. Later was daar namelijk een Vliekenkamp. De familienaam Velicken zien we later vaak terug rond Nunspeet. Het zou mogelijk zoiets als bewoners van de Veluwe kunnen betekenen. Interessant is dat Veliky Russisch is voor groot of geweldig, waren er banden via de Hanze met de Oostzeekust? Volgens andere bronnen was er in 1380 al een Elbert Vliek in Nulde. We zullen zien dat een band met Nulde lang blijft bestaan. Lijst van vroege eigenarenNa de Wyllem Vlieck uit 1444 lezen we in een Kelnarij register van 1455 (0324-37G): Elbert Vliek abtsman, abtsgoed, proostwieff. Elbert Vlijck, tot 1490 abtsman. Na hem Wylhem Vlijck. Daarna tot circa 1557 Elbert Vlijck. Met het woord abtsgoed i.p.v. proostgoed lijkt de Kelnarij al een voorsprong te nemen op de overdracht van Werden, wellicht namen ze al taken over wat tot deze verwarring leidde. Later in de tijd lezen we toch weer Vliekengoed: hofhorig Probstengoed (0324-268-0175). In 1560, een jaar naar de overdracht aan Paderborn, moet (Mar)Griet Vlieken de weduwe van Elbert Willemsen Vliek drie daalder boete betalen omdat zij Vliekengoed bezit terwijl zij niet horig is aan Paderborn (0012-1559-0251). Ze wordt dus meteen gestraft als gevolg van de overdracht maar krijgt alleen drie maanden uitstel omdat ze zwanger is en haar broer in het buitenland is (uitlandig is). Tot 1617 nemen Willem Elbersen Vlijck en Aartje of Annetje van Wincoop de boel over. Veel informatie is er te vinden in de map over Vliekengoed van het Kelnarij archief in het Gelders archief in Arnhem (0324-148). Daarin lezen we dat in 1560 door Henrick Willemsen (Vliek) uit Elbert Vliekengoed te Norden een akker met huis in het dorp is afgesplitst. Een verband met de later genoemde Vliekenkamp aan de Putterbrink heb ik niet kunnen vinden, de ligging daarvan is nog steeds vrij mysterieus. Van 1617 tot 1639 zijn Henrick Willemsen Vlijck en Aartje Derrixen de eigenaren. Vanaf 1641 is er een korte beschrijving bijgehouden door de Kelnarij over de bezitters en boeren van Vliekengoed (0324-0268). Op dat moment worden Elbert Henrixen Vliek (Vlijck) en zijn vrouw Geertje Gerrits Wyncoop de bezitters. Elbert heeft zijn drie zusters elk 1200 gulden moeten betalen als zogenaamde afgoeding. Hijzelf krijgt dan de boerderij. Bij de vererving komt ook naar voren dat Cuiltjen en Breenakker (breden akker) in Nulde ook in bezit van de familie is. Deze stukken land worden altijd samen genoemd en liggen naast het Eltense goed “De Olde Oven” aan de Oeverstraat in Nulde wat deze familie ook al heel lang in bezit had. Opmerkelijk is dat Klein Norden als Eltensgoed ook in hun bezit is, terwijl die in deze hoek van Putten de enige zijn. Klein Norden was afkomstig van de ouders van moeder Aartje Derrixen die daar ook op woonden. In 1650 is de zogenaamde verponding, een inventarisatie voor de belasting, die wat meer gegevens oplevert over de grootte van Vliekengoed. De eigenaar is dan Elbert Vlieck en de pachter Hermen Aertsen. Er ligt 7 morgen (6 ha) akkerland bij. Overige gronden zoals heide werden niet opgeschreven omdat de waarde van akkerland bepalend was voor de belasting. Er zijn 3 paarden en 4 koeien. In 1660 verkopen Elbert Vliek en zijn vrouw Geertje Gerrits aan Hendrik van Essen van de Vanenburg een stukje land op de Wezeler zodat Hendrik hier zijn Vanenburgse papiermolen kan oprichten en een opgeleide beek kan graven. Wel behouden ze het recht om hun schapen daar te kunnen laten lopen zoals ze dat altijd gedaan hebben (0539-87). Wezeler kan begrepen worden als Wezelaar, een open weidegebied in het bos. Na de dood van Elbert in 1669 volgt Henrik Elbertsen Vliek op. Henrik Vliek moet in 1691 een boete betalen omdat hij zonder toestemming “een matige en twe kleine eijken boomen” had gekapt. Om de zes jaar moest er oprukking worden betaald vanwege het feit dat men niet horig wilde worden terwijl dat wel vereist was als bezitter van de boerderij. Maar tegen een regelmatige betaling kon die eis dus afgekocht worden. Ook bij elk overlijden moet betaald worden, de keurmede, zoals in 1709 bij het overlijden van Henriks vrouw Henrikje Wulfers. Daarvoor had hij Grietje van Crachtighuizen als vrouw gehad. Als ook Henrik zelf is overleden in 1713 neemt dochter Steventje Vliek met haar man Elbert Aartsen Schipper in 1714 boerderij Vliekengoed over. Elbert Aartsen komt te overlijden wat blijkt uit het feit dat er in 1726 keurmede voor hem betaald wordt. Geertje runt nu de zaak alleen, het geeft maar weer aan dat vrouwen ook in die tijd hun mannetje stonden en zeker niet als handelingsonbekwaam werden gezien. Op 26 januari 1760 komt ook aan het leven van Steventje Vliek een einde. Zij heeft het dus ook nog eens lang volgehouden. Doctor Arend Vliek volgt als zoon zijn moeder Steventje op in 1761. Opmerkelijk is dat hij de achternaam van zijn moeder heeft. Meteen in 1764 beginnen de problemen. Bewoner is dan Gerrit Hendriks, vier jaar later in 1768 is dat Rijk Besselsen. Arend Vliek had met zijn vrouw Johanna Haverkamp ook het goed Krachtighuizen in bezit, dat zal hij wel aan de eerste vrouw van Henrik Vliek, Grietje van Crachtighuizen, te danken hebben. Daarnaast had hij ook een belangrijk aandeel in een stokerij voor alcoholische dranken in Harderwijk die grote verliezen gaf (mededeling Johannes van Hel). Hij ging overal grote leningen van vele duizenden guldens aan en na wanbetaling werd er gepeind aan (beslag gelegd) zijn bezittingen door schuldeisers zoals in de protocollen van Putten is vastgelegd. Met de verkoop van Vliekengoed voor 6160 gulden aan Evert Jan Benjamin van Goltstein van de Vanenburg in 1779 krijgt de periode Vliek als bezitters van Vliekengoed zijn einde. Ook het naastliggende Eltense Klein Norden, het erf de Kleenhorst en Hussel worden door Goltstein gekocht. Die krijgt daarmee een enorm eigen terrein liggend voor zijn kasteel. Door de opheffing van de Kelnarij in de Franse tijd komt ook een einde aan de vastleggingen door de Kelnarij en moeten we het van andere bronnen hebben. In het Goltstein archief pachtboek 101 (Gelders Archief 0568) lezen we dat, na de aankoop in 1779 door Goltstein, Vliekengoed voor zes jaar verpacht wordt aan Hendrik Jansen en zijn vrouw Aartje Jansen. Ze betalen eerst nog 80 gulden per jaar. Het handschrift van Goltstein is overigens enorm slecht te lezen. Van een baron verwacht je anders dan deze onmogelijke hanepoten. De pachter voldoet kennelijk niet want al na twee jaar (vanaf 1781) staan Hendrik Jacobse en Heintje Abrahams als pachter genoteerd. Zij krijgen er nu ook het land van het aangekochte Eltense Klein Norden bij. De pacht wordt verhoogd tot 230 gulden. In 1786 is Hendrik Jacobse kennelijk overleden en betaalt zijn vrouw de pacht. In 1787 zet Gerrit Gerritse (van Norden) de pacht voort, hij is de nieuwe man van Heintje Abrahams. Regelmatig zijn er achterstanden in betaling bij de pachters, kennelijk is het een moeilijke tijd voor boeren. De boer verdient soms wat terug met vrachtrijden voor Goltstein. Naast Vliekengoed staat nu ook 50 gulden voor een weide vermeld, dit lijkt de weide bij Oud Vanenburg aan de Oeverstraat te zijn die vast onderdeel van Vliekengoed lijkt te worden en daar bekend staat als het Nordense land (kadnum A407 en A426). De laatste inschrijving in dit boek 101 is uit 1808 met nog steeds Gerrit Gerritse als pachter. In mijn verhaal “De ligging van de oude Vanenburg” valt te lezen dat het ook voor de eigenaren moeilijke tijden waren: Deze familie (Goltstein) was zeer Oranjegezind en heeft Vanenburg, onder druk van de omstandigheden, in 1807 gedurende de patriottische tijd verkocht aan de heer Jan Laurens Pit. In 1811 verkocht die het alweer en kwam het in bezit van François Henri van Eersel en zijn vrouw Marguerite Constance Henriette Cramer (dochter van muntmeester Cramer van Volenbeek). Korte tijd was het in bezit van Joseph Waltman namelijk van 1818 tot 1820. In 1820, toen de Franse tijd achter de rug was, kreeg de familie Van Goltstein Vanenburg echter weer in handen doordat Hendrik Rudolph Willem Baron van Goltstein van Oldenaller (1790-1868) het terug kon kopen. Na 1868, toen Hendrik was overleden, werd zijn dochter Anna Frederika Everdine (1829-1917) en haar man Frederik Willem Jacob van Aylva baron van Pallandt (1826-1906) eigenaar van de Vanenburg. Vliekengoed was er echter inmiddels door vererving van afgesplitst zoals we zo dadelijk zullen zien. In 1899 is er een aankoop door Anna Frederika Everdina baronnesse van Goltstein en haar man Fredrik Willem Jacob van Aylva baron van Pallandt van de boerderijen Groot Hussel, Vliekengoed en De Broek (Pliester 3694). Vliekengoed valt dan weer onder de Vanenburg. Opmerkelijk is dat daarbij ook het (boom)plantrecht hoorde langs de weg van Hussel tot het spoor. Ik vraag me af of daar later ooit nog rekening mee is gehouden, hier stonden namelijk de monumentale Husselse bomen zoals op oude ansichtkaarten nog te zien is. Uit dezelfde akte blijkt dat al deze goederen door Antoine Jacob Willem Farncombe Sanders na zijn overlijden in 1896 waren geschonken aan de Nederduitsch Hervormde Gemeente in Den Haag. Deze naam zegt ons niet zoveel totdat blijkt dat hij getrouwd was met Benjamina Anna Frederica Alexandrina barones van Goltstein, dochter van Philip Hendrik Benjamin baron van Goltstein. Philip Hendrik Benjamin was weer een zoon van de eerder genoemde Evert Jan Benjamin van Goltstein en hij was dus de vererver van Vliekengoed. Als hij in 1871 een (deel)testament vastlegt woont hij als rentenier in Parijs. De koopster Anna Frederika was, zoals we al zagen, een dochter van Hendrik Rudolph Willem van Goltstein, overleden in 1873, zij was dus een nicht van Benjamina Anna getrouwd met Farncombe Sanders.
Jammer is dat alle in de verkoopakte genoemde kadastrale percelen samen zijn genomen zodat de afzonderlijke percelen per boerderij niet duidelijk worden. Pas na overlijden van Anna Frederika Everdina in 1917 is er een onderverdeling te zien in haar aangifte voor successierecht. Alleen heb ik dan weer geen kadastrale kaart van die tijd. Door puzzelwerk heb ik op de kadastrale kaart van 1881 een reconstructie kunnen maken hoe groot het gebied van Vliekengoed was rond 1900 (fig. 3). De bewoners in 1837 zijn “Abraham Gerritsen van Norden bouwman wonende op Vliekengoed als in huwelijk hebbende Hendrikje van Spiek” (memsuc 23-0434). Abraham is de zoon van de eerder genoemde Gerrit Gerritse van Norden en Heintje Abrahams. Hun zoon Hendrik van Norden met Jannetje van Nijhuis volgen in 1867 op. Zijn ouders zijn dan naar Amerika vertrokken. Een korte periode van 1901 tot zijn overlijden in 1906 is Jan Aartsen Dokter bewoner, hij was getrouwd geweest met Gerritje Plug. In 1902 worden de gebouwen van Vliekengoed (B166) gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. In 1906 komt met Jan Ruitenbeek en Hendrika van Malestein een nieuw geslacht op Vliekengoed. Zij worden opgevolgd door hun zoon Wouter Ruitenbeek met Johanna Vliek(!) in 1939. Met hun zoon Johannes Ruitenbeek als laatste bewoner komt er in 1979 een eind aan. Vliekengoed wordt gesloopt om plaats te maken voor het industrieterrein Keizerswoert langs het spoor. Na de het overlijden van Anna Frederika Everdina in 1917 kwam de Vanenburg met de vele boerderijen in de omgeving in handen van neef “Joep” van Pallandt. Hij wist in korte tijd het enorme bezit met feesten en gokpartijen kwijt te raken. Vliekengoed werd in 1925 verkocht aan Jan Ruitenbeek en Hendrika van Malestein (Deibert 1639), het was ongeveer 35 ha groot. Het was nu in eigendom van de boer zelf. De Beekweg liep voor 1929 over het spoor nog niet via de Cleenhorsterweg naar het station, maar liep over de eerder genoemde heide met de naam Wezeler en kwam uit bij de plek van de Vanenburger papiermolen op de huidige Engersteeg. De naam Wezeler kwam al voor in de oprichtingspapieren van de papiermolen. De Engersteeg heette toen nog Broeksteeg. De Broeksteeg was de weg naar het Putterbroek rondom de Vanenburg. De vroegere Engesteeg liep toen nog vanaf het dorp langs Colengoed, onderlangs het gebied van Vliekengoed richting boerderij de Praast aan de Vanenburger Allee en verder tot aan de Oeverstraat. Het eerste stuk vanaf het dorp heette ook wel Koesteeg en verderop de Nordersteeg want hij ging naar Groot Norden (Vliekengoed) en naar het vroegere Eltense Klein Norden (tussen Vliekengoed en het station). Door afsluiting van de vroegere Engesteeg bij de Vanenburg ging die naam over op de Broeksteeg. Al werd het van een Engesteeg (smalle steeg) wel een steeg over de Engen (Engersteeg) omdat men de oude naam niet meer begreep of een beetje bang werd van het woord eng. Vliekengoed lag daarna dus aan de Engersteeg. In de jaren na de oorlog ontstond beetje bij beetje het industrieterrein Keizerswoert, al is die naam hier behoorlijk misplaatst want Keizersweert ligt helemaal aan de Husselsesteeg. Bovendien is het, waarschijnlijk om niet plat te praten, met woert nu een soort van eend geworden. Maar Keizersweert kreeg zijn naam door invloed van de Duitse kloosters van het Keizersweert aan de Rijn bij Dusseldorp. Iets met Vlieken, zoals bijvoorbeeld Vlieken Eng, was een veel treffender naam geweest voor het industrieterrein. Ik kan alleen maar bedenken dat een associatie met vloeken-vleuken een rol heeft gespeeld bij het afwijzen hiervan. Het eerste gedeelte van de Engersteeg naar het industrieterrein kreeg uiteindelijk ook de naam Keizerswoert en werd afgesloten bij het spoor. Die spoorweg overgang was toch al vaak afgesloten als er lange goederentreinen stonden te wachten op het zakspoor als de sneltrein langs kwam. Het laatste gedeelte van de Nordersteeg is nu de Handelsweg geworden.
Kort voor de Tweede Wereld oorlog werd de boel verdeeld onder de drie zonen van Jan Ruitenbeek, respectievelijk Wouter, Hendrik en Jan. Wouter kwam op de bestaande boerderij, voor Hendrik en Jan werden in 1938 twee nieuwe boerderijen gebouwd op eigen grond. De boerderij van Hendrik kreeg de naam Nieuw Leven, de boerderij van Jan bleef naamloos. Nieuw Leven kwam bij de huidige Handelsweg en eindigde tussen de industriële gebouwen en is niet lang geleden gesloopt. De boerderij van Jan bestaat nog steeds als woonhuis. Een tijdje terug is er gedoe geweest omdat de toenmalige bewoner onterecht zijn weg naar de Beekweg afsloot. Achteraf bleek dat er een hennepkwekerij was gevestigd waarna de bewoner een bijtgrage hond nam om voorbijgangers te weren. Gevolg is wel dat een eeuwenoude openbare weg die belangrijk was voor de buurt, ondanks protesten, nu helemaal verdwenen is. Dit ook tot verdriet van veel dorpsgenoten die daar bij hun zondagse rondwandeling over Norden vaak gebruik van maakten. Een persoonlijke noot: het schijnt dat ik op vrij jonge leeftijd een keer zoek was. Het bleek dat ik op eigen houtje de weg naar mijn grootmoeder genomen had. Die woonde toen in bij Hannes van Hussel, de broer van haar overleden man. Zijn eigenlijke naam was Johannes van Malestein. Vanaf Klein Norden via de Beekweg, en over de nu verdwenen weg, langs achtereenvolgens Jan, Wouter en Hendrik Ruitenbeek was ik naar Hussel gelopen (zie fig. 5). Nu moet ik twee keer het spoor oversteken om op de Stationstraat te komen. Op oude kaarten wordt door een fout van het kadaster vaak de verschrijving Vriekesgoed herhaald. Ook Vleikesgoed komt voor. Dit soort fouten komen vaak voor, blijkbaar was er een grote afstand tussen het kadaster en de burger. Vliekengoed is zoals we zagen kort na 1960 afgebroken voor uitbreiding van het industrieterrein. Zoals afgesproken werd de mooie eng aan de oostzijde bewaard als agrarisch gebied met bijzondere landschappelijke waarde. Dat werd al gauw vergeten, nu wordt het duizendjarige bouwland door de aanleg van zonnepanelen toch een industrieel gebied. Het enige aandenken aan Vliekengoed is de straatnaam Ruitenbeek naar de laatste bewoners. Toch jammer dat daar van de meer dan duizendjarige geschiedenis van Vliekengoed niets van die naam is over gebleven. ReferentiesTenzij anders vermeld zijn de referenties via de nummers te vinden in het Gelders archief. Notariële akten komen uit het gemeente archief. Voor meer verhalen zie mijn website https://historieputten.vandekraats.com Voor het beter bekijken van details op diverse oude kaarten van Putten, klik en zoom in op de kaart bovenaan mijn website. Met dank aan Inger voor correcties in de taal en aan Jasper voor het beheer van de website. |