Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

Waar lag boerderij Middelwijk of Klein Gagelwijk?

Jan van de Kraats

In buurtschap Gerven, of Garwerdingen zoals het lang geleden heette, heeft eens de boerderij Middelwijk gelegen. De precieze plek waar het lag is onbekend, maar zoals we hieronder zullen zien lag het vlak bij Gagelwijk. Overigens, als verklaring voor de naam Gagelwijk wordt algemeen aangenomen dat het staat voor een gebied waar gagel te vinden is, een kruid om bier op smaak te brengen. Zowel Gagelwijk als Middelwijk waren abtsboerderijen. Dat betekent dat ze onderhorig waren aan de Abdinghof te Paderborn met de Kelnarij als plaatselijke dependance. Als we zoeken naar de oudste vermeldingen van Gagelwijk komt in 1325 de naam Cope van Gaghelwijc voor (GA 0001-4046). Even later in 1343-1348 (GA 0001-2656, 2657) zien we Copardus de Gagelwijc, waarschijnlijk dezelfde persoon als Cope, maar ook Johannes de Gagelwijc, wellicht zijn zoon. Net na de naam Cope van Gaghelwijc in de lijst uit 1325 staat Evert van Middelwijc. Dat zou nog toeval kunnen zijn omdat de daarop volgende naam Rampeler is. Dat moet wel haast Rimpeler in het veraf gelegen Beisteren zijn. Daarvoor staat kleine Wolf van Putten, ook dat geeft geen aanknopingspunten in Gerven. Men mag er dus niet helemaal vanuit gaan dat de namen steeds op volgorde van de ligging van de boerderijen staan, terwijl in het algemeen er wel zo'n ordening lijkt te zijn. Om het lastiger te maken, ook boerderij de Peppelerbomen in het nabijgelegen Sprielt werd vroeger Middelwijk genoemd. Bij het nagaan van de bronnen moet dus opgelet worden of het wel om het juiste Middelwijk gaat.

Bezitters Gagelwijk

Na een lange periode waarvan geen documenten over Middelwijk bewaard zijn gebleven, blijkt dat het dezelfde eigenaren heeft als het naast gelegen Gagelwijk. In 1547 (GA 0012 1285) is Gerrit van Gagelwijk eigenaar en bewoner van Gagelwijk. In een zogenaamd recognitieboek nr. 139 uit Harderwijk lezen we dat in 1588 Gerrit Wolf en Mette en anderen 1/6 deel van een erf en goed Gagelwijck en het kleine Middelburg, dat zij van Weimtje Greuters hebben verkregen, verkopen aan Gerrit Ribbe en zijn vrouw Catharine. Hier hebben we dus met Middelburg een andere naam voor Middelwijk gevonden met inderdaad dezelfde eigenaren van zowel Gagelwijck als Middelburg. We negeren enkele andere bronnen en zoeken vooral naar het samen noemen van beide goederen. Meer details uit de vroege tijd zijn te vinden op de website van Paul Op den Brouw https://odeeby.wordpress.com. In 1607 waren Gerrit de Ribbe en Jan Vosch de vorige eigenaren en gaat het over op zoon Herman Vosch. De naam Vosch wordt later steeds geschreven als Bosch. De middeleeuwse letter v en b leken soms erg op elkaar. In een ander recognitieboek lezen we dat in 1613 Lijsbet Cornelis haar man Dirck Gerrits machtigt om haar aandeel aan het goed Gagelwyck en Middelwyck te transporteren tot behoef van Henrick van Essen Lambertszoon. In 1635 (GA 0324-0125) is het goed Gagelwijk gevrijd, onbekend is of Middelwijk daar ook onder viel. Een goed werd meestal gevrijd als een rijke burger het als beleggingsobject in bezit had genomen en zich niet als een horige wilde gaan gedragen. Die rijke burger is hier, voor zover ik het latijn begrijp, Herman Busch of Bosch uit Amsterdam. In 1649 is advocaat Justus van Lamsfelt gehuwd met Catharina Busch, de dochter van de bezitter Herman Busch. Hij klaagt bij de Kellenaar over 7 schepel rogge en 14 stuivers stedigheid die hij jaarlijks moet betalen. Daar heeft niemand over gesproken, zegt hij, zelfs niet de huisman (de boer). In 1650 is er een taxatie voor de zogenaamde verponding (GA 0008-0293), een belastingheffing. Op Gagelwijk zien we weer Lamsfelt te Utrecht als eigenaar en Derk Geurtsen als pachter. Merk op dat namen zomaar anders werden geschreven. Er is 6.5 morgen zaailand, er lopen 2 koeien, 3 peerden en 1 gust beestje. Jaarlijks is er een afdracht van 7 schepel rogge aan de Kellenaar. Op Middelburg zien we dezelfde eigenaar Lamsfelt te Utrecht, de pachter is Bessel Petersen. Er ligt 2.25 morgen zaailand bij en er lopen 2 koeien en 1 peert. Een duidelijk kleiner bedrijf dus. In 1652 is Catherina Busch, de vrouw van Lamsfeldt, overleden. In 1664 betalen Vrouwe Joanna van Oldenbarnevelt en joffer Geertruid van Oldenbarnevelt. Uit een proces (GA 0203 114) in 1645 van Jan Toenissen Coestapel tegen Lamsvelt lijkt te volgen dat Lamsfelt de goederen een voor een gekocht heeft, boerderij namen worden echter niet genoemd. Uit een proces in 1667 over het eigendom van Gagelwijk (GA 0124-5499) leren we dat er in deze tijd inderdaad meerdere eigenaren zijn die elkaar betwisten. Een derde deel van Gagelwijk en Middelburg was in 1598 in gebracht door Engele van Wenckum bij haar huwelijk met Willem van Harteveld, burgemeester te Amersfoort. In de processtukken wordt de naam Middelwijk moeiteloos afgewisseld met Middelburg. Er was bij een verkoop in 1609 ook sprake van twee erven. In 1673 verkoopt juffrouw Maria Adriana de Bosch het goed aan Hermen Nuck. In 1683 neemt dochter Christina Margaretha Nuck het over. Zij was gehuwd met Adamus Personig, predikant te Deventer. In 1708 overlijdt ze en gaat het bezit over op zoon Antonis Joannes Personig. In 1719 is er een magescheid, een boedelverdeling. Antonius van Westervelt, burgemeester te Harderwijk, wordt in naam van zijn vrouw Mechteld Nuck beleend met Gagelwijk. In 1720 is Mechteld Nuck overleden, nu wordt het goed bezeten door Antonius van Westervelt met zijn nog onmondige zoon Heribert van Westervelt. Antoni van Westervelt overlijdt in 1761 en Heribert van Westervelt transporteert het goed naar zijn zuster Aleida Johanna van Westervelt, gehuwd met Willem Jan van Westervelt. Zij hadden een zoon die ook weer Heribert van Westervelt heette. Die naam Heribert van Westervelt klinkt ons bekend in de oren vanwege een vorig verhaal over Groot en Klein Koestapel. Om de verwarring nog groter te maken kreeg die een dochter die ook weer Aleida Johanna van Westervelt heette. Zij trouwde met Paul Engelbert, baron van Hangest d'Yvoy. Deze Paul Engelbert woonde op de Salentein en is overleden in 1843. Gagelwijk vererft op dochter Anna Magdalena van Hangest d' Yvoy, echtgenote van mr. Hendrik Maurits van Weede. Na haar overlijden in 1877 gaat het goed over op dochter Jacqueline Pauline van Weede, die gehuwd is met jonker Jan Hendrik van Haersman de With, in Putten beter bekend als jonker Jan. Het laatste gedeelte komt grotendeels overeen met wat we zagen bij het naastliggende Koestapel.

Middelwijk, Middelburg of Klein Gagelwijk

In stukken van het Hof van Gelre wordt Gagelwijk samen genoemd met zowel Middelwijk als met Middelburg. Ook in de Kelnarij archieven wordt in een adem door gesproken over Gagelwijk en Middelburg, maar Gagelwijk samen met Middelwijk komt ook voor. We concludeerden al dat het goed Middelburg identiek is aan Middelwijk. Dan lezen we in een Kelnarij bestand (GA 0324-73H-21) anno 1628-1660, "Middelborge of Klein Gagelwijk". In het Staats Archief Münster is een oude registratie van Kelnarij goederen bewaard gebleven (inv. nr. 431): Consignati van hofhorige goederen en landen van de Abdij Paderborn. Hier lezen we anno 1649 "Middelburgh off Clein Gagelwijck gespleten uit Gagelwijk". Dat gaat al een stapje verder door het woord afgespleten. In 1627 is er vanuit diezelfde Kelnarij een inventarisatie van de inwoners van Putten (GA 0324-37H). Inwoners moeten we lezen als gezinshoofden. Op Gagelwijck boert ene Dijrck Goertsen met sijn soon Renger Dijrcksen en op Cleijn Gagelwijck Elbert Tijssen. Dat doet ons besluiten dat er wel drie namen, Middelwijk, Middelburg en Klein Gagelwijk, voor hetzelfde goed gebruikt werden.

In de latere periode, met nog steeds gemeenschappelijke eigenaren, zal het als een geheel zijn gaan functioneren. Dit vooral gezien de kleine omvang van Middelburg dat niet meer levensvatbaar was als zelfstandig goed. Het einde van Middelwijk is daarmee in een rookgordijn gehuld. Op de kaart van De Man uit 1805 is een gebouw niet meer aanwezig. Komt de vraag, waar lag het precies. Uit de genoemde Kelnarij lijst van inwoners van Putten en hun erven uit 1627 lijken de genoemde erven op (loop)volgorde te liggen. Voor dit oostelijke deel van Gerven geeft dit het rijtje Klein Koestapel, Groot Koestapel, Gagelwijk, Klein Gagelwijk, Middel Gerven, Groot Gerven, Klein Gerven en de Langemeen. Dit is een eerste indicatie. Van Groot en Klein Koestapel zijn we inmiddels op de hoogte. De percelen van het latere samengevoegde Gagelwijk kunnen we uit de notariële akte van de boedelverdeling van P. E. d'Yvoy halen (notaris Commelin Amsterdam 12 mei 1846). Het inmiddels verdwenen erf Middel Gerven is in de kadastrale atlas van 1832 als bezit van de Wolf van Westerode te herkennen. Daartussen moet Middelwijk gelegen hebben.

Notariële akten uit die tijd, zoals van de hierboven genoemde P. E. d'Yvoy uit 1846, kunnen ook een belangrijke bron zijn. Hierin is vaak te achterhalen van wie de boerderijen gekocht waren en welke percelen daarbij hoorden. Dit is van belang, vooral in dit gebied waarin veel bezit in de lijsten van het kadaster een en dezelfde grootgrondbezitter toont. Zo kwam een kaart met de omvang van boerderijen tot stand die ik de kaart van 1830 noem (zie fig.1). Ik kies 1830 omdat de vererving van Heribert van Westerveld op P. E. d'Yvoy dan nog niet heeft plaats gevonden. Zo zijn de oude grenzen beter te zien.?


Fig. 1 (Klikbaar voor vergroting) De kaart met de omvang van de boerderijen in oostelijk Gerven omstreeks 1830. Elke boerderij heeft een eigen kleur, met een E of een P wordt Eltens of Paderborns bezit aangegeven: Klein Koestapel (E) blauw, Groot Koestapel (E) geelgroen, Gagelwijk (P) paars, Middel Gerven (P) bruin, Klein Gerven of de Keut (E) geel en Groot Gerven (E) rood. De omliggende heide is lichtpaars. Middelwijk is al verdwenen en Groot Koestapel is in 1823 afgebrand. De Langemeen ligt meer westelijk en is weggelaten vanwege de leesbaarheid van de kaart.

Ik val maar meteen met de deur in huis met de gereconstrueerde kaart van omstreeks 1650 ten tijde van de verponding (zie fig.2). Ik heb het grondgebruik overgenomen zoals dat in 1832 was volgens de kadastrale atlas. De meeste bouwlanden zijn bruin gekleurd. Een uitzondering vormen de bouwlandpercelen waarvan ingeschat is dat ze in 1650 nog niet ontgonnen waren, die hebben hier een goudkleur gekregen. Een tweede reden voor de goudkleur kan zijn dat sommige percelen in 1650 in driest (buiten gebruik) lagen en tijdelijk niet meededen in de verponding. Zo krijgen we een beter idee wat die oppervlakten uit de verponding voorstellen.

Historisch geograaf Peter Bijvank uit Nijkerk heeft in dit gebied veel onderzoek gedaan en er op zijn website https://historischgeografischeartikelen.wordpress.com al vele verhalen aan gewijd. Hij vond bij sommige nu goudgekleurde percelen dat ze toch een dikke teellaag hebben. Ik kom daar later op terug. Het blijft puzzelwerk om de situatie van 1650 in oppervlakte zo goed mogelijk te benaderen. Bedenk dus dat dit voor een aantal percelen een willekeurig gekozen momentopname kan zijn. Let ook niet al teveel op het overige grondgebruik zoals weide en bos, daar hebben we uit 1650 geen informatie over. Een gegeven is wel dat bouwland (en tuinen) de vruchtbaarste grond nodig hebben. In tabel 1 is van de boerderijen uit 1650 opgegeven hoeveel oppervlak aan bouwland ze hadden en hoeveel ze omstreeks 1830 hadden.


Fig. 2 (Klikbaar voor vergroting) Hetzelfde gebied als in fig. 1 met een reconstructie van de omvang van de boerderijen omstreeks 1650. De vermoede begrenzingen van deze boerderijen zijn rood omlijnd. De inkleuring van de percelen is volgens grondgebruik in 1832. Lichtgroen is weide, groen hakhout, donkergroen hoge bomen, paars dennebos, lichtpaars heide en zalmkleur tuin. De goudgele percelen zijn in 1832 ook bouwland maar hiervan schatten we in dat ze dat in 1650 niet waren of in driest lagen (zie tekst). Een enkele weg (geel) is toegevoegd die op de kaart van De Man uit 1805 duidelijk te zien was.

Oppervlakte bouwland Gerven opgave verponding 1650 gekozen akkers 1650 al het bouwland 1830 procent uitbreiding
(Langemeen) 5.14 5.13 5.65 10
Groot Gerven 8.57 8.66 9.78 14
(G38+Klein Gerven) 3.43 3.39 3.69 8
(G38 Henrik Willemsen land) 2.14
(Middel Gerven) 6.86 6.70 9.52 39
Gagelwijk 5.57 5.80 8.01 44
Middelburg 3.64 3.61 4.88 34
(G304 kelnarij) 1.71
G304+Groot Koestapel 7.71 7.69 9.29 20
Klein Koestapel 4.71 4.74 7.71 64
Tabel 1 Boerderijen uit de verponding van 1650 met hun oppervlak aan bouwland met de uitbreiding tot in 1830. Twee losse percelen in de verponding (G38 en G304) zijn toebedeeld aan naastgelegen boerderijen, zie de kleuring. Bedenk wel dat bij deze analyse aannames horen, zie de tekst. In de kolom "gekozen akkers" is de kadastrale oppervlakte per boerderij opgeteld van de percelen waarvan verwacht kan worden dat ze ook al in 1650 bouwland waren en voor de verponding als zodanig zijn meegeteld (bruin in fig. 1). De bedoeling van deze kolom is dus om de vorige kolom zo goed mogelijk te benaderen. Dan is er een kolom "al het bouwland 1830" waar de later ontgonnen percelen ook zijn meegenomen (bruin plus goudgeel in fig. 1). Als laatste is de uitbreiding in procenten weergegeven.

De begrenzingen van de bedrijven in 1650 zijn waar mogelijk die van 1832, soms moesten er aannames gedaan worden. De grens met Klein Koestapel zal vrijwel ongewijzigd zijn. Het oppervlak aan bouwland van Klein Koestapel is na 1650 wel flink toegenomen. Dit zal met het opnieuw in gebruik nemen van de grond behorend bij het Boshuisje te maken hebben na een periode waarin deze boerderij desolaat (verlaten) was. Nadat Middel Gerven omstreeks 1832 is verdwenen zal er vanwege dezelfde eigenaar enige uitwisseling met Klein Gerven hebben plaatsgevonden. Van Groot Koestapel weten we inmiddels dat de boerderij in 1823 is verbrand en het land verdeeld. Middelwijk werd samen gevoegd met Gagelwijk. In dit midden gebied mogen we dus de grootste veranderingen verwachten. Groot Gerven zelf zal voorlopig nauwelijks grenswijzigingen hebben gehad. Het kreeg er later wel land bij van de opgeheven goederen. Vooral na 1800 toen de kloosters waren opgeheven zal er gemakkelijker onderling geruild zijn. We zullen nu bespreken wat daarbij nog meer van belang was.

Aannames

Zoals meerdere malen bij vorige verhalen aan de orde kwam is er rond het jaar 1000 een opsplitsing van bezit van oude vorsten geweest. Dit resulteerde in de bezittingen van de kloosters te Elten en te Paderborn (Kelnarij goederen). Dat ging vaak een beetje om en om, waarschijnlijk om beide een gelijke kwaliteit toe te delen. Zo kwamen Groot en Klein Koestapel onder Elten te vallen en Gagelwijk en Middelwijk onder de Kelnarij. Groot Gerven en het zeer waarschijnlijk daarvan afgesplitste Middel Gerven zijn respectievelijk aan Elten en de Kelnarij toebedeeld. Door het midden van het gebied, ruwweg tussen de erven van Middel Gerven en Klein Koestapel, loopt een dekzandrug waarop al heel vroeg ontginningen zullen zijn gedaan (zie Bijvank). Het ligt voor de hand om zowel Elten als de Kelnarij hiervan een helft te geven. In een vorig verhaal hebben we de plek waar Groot Koestapel heeft gestaan herontdekt. We kunnen bedenken dat de daarop aansluitende westelijk gelegen grond daar bij gehoord heeft. Dit lag op de zuidelijke helft van de dekzandrug. Op de noordelijke helft van de dekzandrug kan dan Middelwijk zijn ontstaan, ook met aansluitende percelen. Op de kaart van 1650 heb ik ook de weg langs Groot Koestapel naar het noorden overgenomen van De Man. Pal westelijk van deze weg op het midden van de dekzandrug liggen twee kleine, wat vreemde perceeltjes. Kijken we op de recente hoogte kaarten (AHN) dan is mijn aanname dat G337 een wat grotere omwalde tuin is geweest en G338 een hoekje weiland. Boven G337 heeft dan mogelijk het erf van Middelwijk gelegen. Het verklaard meteen de vreemde insnoering van het daar weer boven gelegen perceel G336. Het erf lag dan wat lager dan de omgeving zoals vaak het geval was met oude boerderijen. Er was niet of nauwelijks ophoging door plaggebemesting en drinkwater voor het vee was zo beter bereikbaar. Om de oppervlakte van Groot Koestapel in 1650 rond te krijgen is perceel G330 dan al grotendeels ontgonnen (bruine ellips). Hoewel, ook liggend op een dekzandrug is het een minder vruchtbaar gebied zo pal naast de hei. Door de grotere afstand tot de aanwezige boerderijen zal het ook niet als eerste zijn ontgonnen. Het is via de noord-zuid gelegen weg langs Groot Koestapel wel redelijk goed bereikbaar.

Gagelwijk zelf ligt geheel zuidelijk van de dekzandrug en meer naar het westen omdat dat kennelijk een goede locatie op een andere dekzandrug bleek te zijn. De onderste percelen liggen volgens Bijvank buiten de middeleeuwse wal en zijn dus duidelijk een veel latere ontginning. Ook het heide gebied van de percelen G298 tot G301 precies midden tussen de erven van Gagelwijk en Groot Koestapel is in 1832 nog maar deels ontgonnen en kennelijk van mindere kwaliteit. Dat hier een schaapskooi (G302) stond is dan ook goed te verklaren.

Opheffing Middelwijk en Groot Koestapel.

Wanneer Middelwijk is opgeheven als zelfstandig bedrijf is onbekend. In een boedelverdeling binnen de familie Westervelt in 1798 wordt het erf Gagelwijk genoemd. Daarbij ook het erfje zonder huis, Middelburg. Het huis was dan wel verdwenen, het goed droeg nog steeds apart zijn lasten af aan de Kelnarij. Ook Groot Gerven staat vermeld. Na het verbranden van Groot Koestapel zal de wens ontstaan zijn de wat verder gelegen percelen te verruilen om een aaneengesloten gebied te krijgen. Dat is ook mogelijk nu er zo veel goederen onder dezelfde eigenaar vallen. We krijgen dan eerst de situatie zoals rond 1830 te zien was (fig. 1). Groot Koestapel (nu zonder boerderij) heeft hierbij enkele percelen van het vroegere Middelwijk op de noordelijke helft van de zandrug gekregen samen met het oude erf en de tuin. Bedenk dat de eigenaar nu een bosbouwer was. Het vreemd ingesnoerde perceel G336 is met enkele naastliggende percelen in de ruil aan Groot Gerven toebedeeld zoals ook in fig.1 te zien was. Het hoorde toen al onder dezelfde familie van Westervelt, dus dat was gauw geregeld. Andere delen werden in een ruil bij Gagelwijk getrokken, zodat iedereen er op vooruit ging in de uiteindelijke situatie van omstreeks 1850 (zie fig. 3).


Fig. 3 (Klikbaar voor vergroting) De situatie rond 1850 na het verdwijnen van zowel het erf Middelwijk als Groot Koestapel zoals is op te maken uit de notariële akten. De groene begrenzing geeft ter vergelijking nog het opgeheven Groot Koestapel uit 1830 aan. De rode percelen horen nu bij Groot Gerven, de paarse bij Gagelwijk.

Tenslotte

Met de akte van verdeling van P.E, d'Yvoy hebben we een duidelijk beeld gekregen van de oppervlaktes van de verschillende bedrijven in dit deel van Gerven zoals dat er na omstreeks 1850 uitzag. Kadastrale informatie alleen kon dit verschil niet maken want veel viel onder dezelfde eigenaar. Ook kon een duidelijk beeld van de bedrijven omstreeks 1830 worden verkregen. Voor de sprong naar het verleden in 1650 is gebruik gemaakt van zaailand oppervlakten uit de verpondingen. Een harde reconstructie zou alleen mogelijk zijn met informatie die er niet was en het resultaat is daarom minder gefundeerd. De aannames zijn beredeneerd, maar andere aannames zijn uiteraard ook mogelijk. De reconstructie geeft daarom slechts een beeld van hoe het had kunnen zijn. Misschien duikt er nog aanvullende informatie uit het verleden op. Een mogelijkheid is informatie verkregen uit bodemonderzoek te gebruiken. Dit levert natuurlijk geen eigenaar op, maar kan mogelijk wel iets zeggen over de volgorde van de ontginningen. Zo stelt Bijvank dat de percelen G381 en 385 westelijk van Gagelwijk en G66 westelijk van Klein Gerven rijk opgebrachte plaggenbodems hebben die zeer waarschijnlijk al vroeg als akkers in gebruik zijn geweest. Die zijn hier buiten de boot gevallen omdat een gedeelte van de bouwlanden in 1650 in driest gelegen zal hebben. Hetzelfde kan gezegd worden van perceel G257 waarvan ik aannam dat het desolaat lag. Hoe dik het plaggeveld op G54 ten oosten van Klein Gerven in 1650 was is voor discussie vatbaar.

Bijvank memoreert op zijn website een aantal verdwenen boerderijnamen in Gerven: Abelsgoed, Welsgoed, Borengoed en Klein Gagelwijk. De laatste hebben we met dit verhaal mogelijk een plaats gegeven. Abelsgoed en Welsgoed komen voor in het Tynsboek van Elten (Kist 1853). Welsgoed is mogelijk hernoemd in het Boshuisje als onderdeel van het latere Klein Koestapel, ook een Eltensgoed. Bewijs hiervoor is de perceelsnaam Welkampen (G257) genoemd door Hagoort in 1984. Borengoed (Bona Boren) in Gerwerden komt voor in het Hertogelijk Archief (GA 0001-4046 en 0001-3219) in 1325 en 1335. Het zal net als Abelsgoed hernoemd zijn of samen gevoegd zijn met andere goederen. We hebben in dit deel van Gerven nu namelijk een vrij sluitende verklaring voor het bouwland gebruik in 1650. Dit laat weinig ruimte over voor meer goederen van dit formaat. Gerven is, zoals op de oude kaarten te zien, een eiland te midden van de grote heide. Dat is hierbij een prettige beperking. Het maakt de puzzel met een beperkt aantal deelnemers en een beperkt aantal percelen minder complex. Het feit dat de naam Klein Gagelwijk zo laat in de tijd opduikt kan verklaard worden doordat Middelwijk zeer lang een zelfstandig goed was. Kijken we tot slot in onze tijd naar dit deel van Gerven dan valt op dat het, mede door grootgrondbezit, nog relatief ongerept is gebleven. Wel zijn grote delen vroegere landbouwgrond bebost. Hopelijk voegt dit verhaal weer iets toe aan de beleving van dit unieke gebied.

Mijn dank gaat uit naar Peter Bijvank voor zijn gedegen opmerkingen.

Bronnen:
    Uit het Gelders archief aangegeven in de tekst als (GA xx yy), waarin xx het soort archief is en yy het inventaris nummer.
    Verdere bronnen zijn meestal direct in de tekst aangegeven.
    Als leestip kan ik geven "Het land van de jonker" van Brand Overheem en Bert Paasman, 2020, waarin een beeld wordt gegeven van het landgoederen bezit van o.a. dit gebied.

Overzicht van al mijn verhalen