Overzicht van al mijn verhalen

Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal

De verdwenen boerderijen aan de Kleenhorst

Jan van de Kraats, vrijwilliger bij het PHG.

In het vorige deel is beschreven hoe de Vanenburg op een nieuwe plek terecht kwam, namelijk in de broeklanden ten noordwesten van de Kleenhorst. De Kleenhorst is eeuwenlang de naam geweest van de zandrug tussen boerderij Hussel aan de Stationsstraat en boerderij de Rozenhoef bij het begin van de Vanenburger Allee. Nu zullen we dieper ingaan op verdwenen boerderijen aan de Kleenhorst.

Boerderij de Kleenhorst

In een gerechtelijke uitspraak van den Raade van Gelre in 1475 door Schrassert vastgelegd in de Codex Gelro Zutphanicus staat: … dat goed te Cleijnhorst ende heeft Mette van Nulde, Peters wijff… Uit dit citaat is nog niet helemaal duidelijk om welk goed het gaat. Uit 1650 zijn belasting gegevens bewaard gebleven, de zogenaamde verpondingen. Hierin is er sprake van een boerderij die wel duidelijk de naam Kleenhorst draagt. …Henrick Vliecken erffgenaemen hebben een aendeel aen een goet gen[aamt] Cleenhorster goet, pachter Elbert Vlieck, groot enen goeden mergen … In 1679 lezen we in de protocollen: … en dan nog 1/2 erff den Kleijnen Horst gen[oemd] in Norden gelegen, zuijdt den Kleinen Horst (de zandrug dus), oost Helmigh van Hussel, noort Henrik Vlyek, west de Kellenaar, toebehorende Jan Gerritsen tot Nulde… en even verder …en dan nog de helfft van een Erff en goet met sijn toebehoren tot Norden aan de Cleenhorst gelegen, ‘t welk bij Aert Melissen bewoont en gebruijkt wort, alwaar Zuijden de Cleenhorst, oost Helmigh van Hussel, Noorden Henrik Vlijek, en west de kellenaar van Putten, toebehorende alsamen Jan Geurtsen (Gerritsen?) tot Nulde.

Dit geeft een redelijke aanwijzing waar het goed gelegen moet hebben. Het gebied de Kleenhorst hadden we in het vorige verhaal al duidelijk gemarkeerd, boerderij Hussel met de schaapskooi aan de Stationsstraat kennen we ook nu nog. Hendrik Vliek was eigenaar van Groot en deels van Klein Norden. Weer 60 jaar later in 1739 is er opnieuw een verkoop: …Hermen Cornelissen (Vliek) en Stijntgen Jansen Ballichs, echtel[ieden] verkopen aan hun broeder Hendrick Vlieck Cornelisse en Aart Cornelisse een sesde part van't goedt aan de Kleenhorst gelegen, waarvan de coperen ijder meede een sesde part van 't goedt en het overige de heer burgemeester Westervelt en W. Vlieck sijn toebehorende, ... gelegen in Norden te Putten en bewoont en gebruijckt bij Hendrick Jacobsen… Mijn mede archief genoot Paul op ten Brouw is beter thuis in familie verbanden en wist o.a. te melden dat het goed van Mette van Nulde ergens na 1475 gesplitst was in een deel in eigendom van de familie Vliek en ander deel van de familie Ter Beek. Hij heeft hierover een heel schema opgesteld, te complex om hier in zijn geheel te bespreken. Maar het laat zien dat het 7/16 aandeel van burgemeester Westervelt afkomstig was van een niet ingeloste hypotheek van de familie Ter Beek. De familie van Westervelt, later bezitters van o.a. de Salentein, zijn rijk geworden op deze manier. In slechte tijden kon men naast alle andere lasten de hypotheek niet betalen en verviel de boerderij aan de geldschieter.

Gaan we verder met ons verhaal van 1739. Bijna meteen daarop in 1740: …Hendrik (Elberts) Vliek (gehuwd met Hendrikje Wulfsen) verkoopt aan Weijntje Pelen, wed. van zijn zoon Hendrik (Hendriks) Vliek het vierde part van een erf en goed genaamd het Kleenhorster goed gelegen onder de buurschap Norden, waarvan seven agste parten van de helft (dus 7/16) aan de heer burgemeester (van Harderwijk) Anthonij van Westervelt sijn toebehorende en het andere agste part aan koperse en het vierde part aan Aart Cornelisse… Ook een dochter Geertje Hendriks Vliek en haar man Cornelis Pauwels hadden een deel. Het deel van Weijntje Pelen komt terecht bij dochter Teuntje Hendriks Vliek en haar man Jacob Barten van Dasselaar. Je raakt het spoor van bezitters op deze manier gemakkelijk kwijt. Het geeft maar weer aan dat in die tijd toen er nog geen banken waren dit de gebruikelijke manier van financieren was, veelal door verdelingen bij vererven. In 1754 lezen we nog ter bevestiging: Jacob Barten van Dasselaar en Teuntje Vliek bezaten een kwart van het Kleenhorstergoedje (momberschap 519-2).

De pachtboeken van Van Goltstein vertellen over het einde van boerderij “De Kleenhorst”. In 1767 wordt het door hem in delen aangekocht van de bovengenoemde eigenaren. De familie Van Westervelt bezat 7/16, Aart Cornelissen en zijn vrouw Anneke Maessen hadden 4/16, en van het onmondige kind van Jacob Aertsen (moet zijn Barten) en Teuntje Vliek het resterende 5/16 deel met als totaal bedrag 3000 gulden. Al meteen daarna de mededeling in het pachtboek dat het huis voor afbraak is verkocht en dat de percelen land door Vanenburg zelf in gebruik zijn genomen of verpacht aan derden. Zo leren we welke percelen er verpacht werden en soms hoe groot ze waren. De Hoge Enk 14 schepels in oppervlakte voor een pachtbedrag van 24 gulden, idem de lage Enk van 13 schepels voor 22 gulden. Dan zijn er een aantal kleinere percelen die samen verpacht worden; de Boomgaard, de Klaverhoek, de plaats waar het huis op heeft gestaan, nog een hoekje land, een stukje roggeland, en het Driestje langs de Kleenhorst samen voor 11 gulden. Het lange kampje langs de Kleenhorst voor 6 gulden. Uit de beschrijvingen en de grootte van de percelen en de kadastrale kaart van 1832 kunnen we met enige onzekerheid de percelen aanwijzen die we zo juist tegenkwamen. Zie daarvoor fig. 1 en vanwege het kleine formaat van dit blad de uitsnede in fig. 2. We kunnen in ieder geval concluderen dat bij de aanleg van de huidige Cleenhorsterweg net voor de Tweede Wereldoorlog er nog mensen waren die wisten wat de oude naam was die hoorde bij de uitrit die daar nog liep. De weg loopt voor zover we het kunnen reconstrueren pal langs het oude erf. Op Cleenhorsterweg 1 staat nu een huis dicht bij deze plek. Maar zelfs op de kaart van 1932 is dit huis nog niet aanwezig. Na ruim 160 jaar onderbreking kunnen we dus bepaald niet spreken van een directe opvolger. Een tweede boerderijtje dat nu weer de naam Kleenhorst draagt is ook van latere tijden. Het ontbreekt nog op de kaart van 1832 en is gebouwd na 1847 zuidelijk van de Zuiderzeestraatweg op een perceel grond wat de Stroet heette.

  
 fig 1. Het gebied rond de Kleenhorst gereconstrueerd op de kaart van 1832. De kleuren geven het grondgebruik aan. Zie fig. 2 voor een uitsnede. Kleinere wegen zoals de Torenallee zijn vaak niet te onderscheiden van het land waar ze over lopen, ze vielen onder dezelfde waarde schatting voor de belastingheffing. 

Boerderij Klein Norden

Vele generaties Vliek waren eigenaar van Groot Norden daarom meestal Vliekengoed geheten. Op oude kaarten wordt vaak de verschrijving Vriekesgoed herhaald. Vliekengoed stond bij de huidige straat Ruitenbeek en is afgebroken kort na 1960 voor uitbreiding van het industrie terrein. De plek is noordoostelijk van de Kleenhorst. Ook Klein Norden had banden met de familie Vliek, maar waar lag het? Om te beginnen zal Klein Norden naast Groot Norden gelegen hebben en afgaande op de verpondingen was de oppervlakte van het land bijna even groot. Vorige keer lazen we over de aanleg van de Torenallee recht voor de Vanenburg en in de richting van de toren van Putten. We zagen dat de allee loopt over het broekland de Kleenhorst en eindigde bij boerderij Klein Norden. Dit geeft al een hele duidelijke indicatie van de ligging. Interessant is dat Groot Norden viel onder de Kelnarij van klooster Abdinckhof in Paderborn en Klein Norden onder een ander klooster namelijk het zogenaamde jufferenstift te Elten met als dependance de Kemmena in Appel onder Nijkerk. Uit deze dependances werd het beheer gevoerd. Kenners weten dan dat op deze manier gesplitste boerderijen al bestonden in de 11e eeuw, dus zo’n duizend jaar geleden. Bij een erfenis van Graaf Wichman heeft een splitsing plaats gevonden naar deze beide kloosters. Er is een vroege schriftelijke vastlegging door het klooster Elten uit omstreeks 1380 van de lasten;

 Dit sin eygen guede der Abdien van Elten en al die lude die guede hebben man als wijf zulle na den gueden horen en eygen wesen. Dit sin de eyghen guede inden kirspel van Putten: “Dat guet then Norde en hevet Melys”…. ;Voor stedicheit in de hof te Appel inden kerspel van Putten: “Melijs then Norde III malder rogg’ III malder gerst.” ;Die hierna bescreven staen die sint schuldich alle Jaer op sunte Lamberts misse smalen teenden ende vlas inden hoff to Appel: “Dat guet ten norde”…. 

De boeren waren dus horig, sommigen zouden het in onze tijd noemen “tot slaaf gemaakten”. Ik moet dat wel een beetje nuanceren, ze moesten aan het beheer op de Kemna in Appel o.a. elk jaar een hoeveelheid rogge (voor brood) en gerst (voor bier) leveren. Dan op Sint Lamberts smalle tienden, een belasting op klein vee en daarom naar het geluid hiervan ook wel de krijtende tient genoemd, en daarboven nog een hoeveelheid vlas (voor kleren). Maar aan de andere kant, alle nakomelingen werden gevolgd ook al woonden ze ver weg en ze moesten ook betalingen doen zoals voor het versterf, een vorm van successie rechten. De kloosters hielden om die reden uitgebreide familie beschrijvingen bij.

Let op dat het goed hier niet als Klein Norden omschreven wordt maar als goed te Norden. Alleen het feit dat Klein Norden bekend staat als een zogenaamd vrouwengoed, d.w.z. als een bezit van het jufferenstift te Elten maakt dit achteraf duidelijk. Sowieso is dit voor ons na zo veel tijd een (vaker voorkomend) probleem, want ook de Kelnarij spreekt regelmatig over het goed te Norden, dan wordt Groot Norden bedoeld. Om het nog moeilijker te maken is er aan de Beekweg de boerderij de Grote Roest, een nog bestaand rijksmonument. Dit heb ik ook zien aangeduid als het goed te Norden. Dit omdat het vanouds onder de eigendommen van de heren van Putten (bij Elburg) behoorde, die dus ook weer een eigen goed te Norden hadden. Tenslotte werd ook mijn eigen boerderij op Beekweg 10 door de vroegere eigenaren, de familie Van Westervelt, het goed te Norden genoemd. Het heette eigenlijk Alphert Brinksgoet en was een kelnarij goed. Voor al die verschillende eigenaren was voor hen zelf de aanduiding “goed te Norden” voldoende, achteraf is het uitkijken welke boerderij er bedoeld wordt.

Meer gegevens over de eigenaren van Klein Norden zijn overgeleverd vanwege een proces in 1620 tussen Gijsbert van Twiller en Henrick Vlieck over het “Vrouwen hofhorig goed Cleyn Norden” waarin het eigendom betwist werd. Hierbij werden oude actes aangehaald uit 1452, 1524, 1550, 1553 en 1611 voor de bewijsvoering. Zie voor meer gegevens de uitvoerige beschrijving van deze en vele andere boerderijen en personen de uitgebreide website van Paul op den Brouw odeeby.wordpress.com. Klein Norden blijft uiteindelijk eigendom van de familie Vliek.

Bij de verpondingen uit 1650 zien we dan ook: …Elbert Vlieck eijgenaer, pachter Claes Gerritsen van huijs, hoff van 1½ spint, 5 mergen gesaeijs den 3e gerff thient vrij à 10 gld de mergen, 3 mergen stroet ende heetvelt, 3 peerden, 3 koeijen - 55-0-. Belastbaar: 50-12-0. Verder: hieruijt gaet 21 schepel halff rogh ende halff boeckweijt aende Abdisse, 3 gld 15 strs herengl aende Graeff, 13½ strs tot tins aende selve, 1 gld tot rijsvoer tot last des pachters, redelick holtgewach… Dit geeft alvast de omvang aan, 5 morgen bouwland en 3 morgen heide. De betaling aan de Abdisse geeft aan dat het om een Eltens goed gaat. Rijsvoer heeft trouwens ook een bijzondere achtergrond, oorspronkelijk moest een vracht (voer) brandhout (rijshout) geleverd worden aan de Hertog voor het stoken in zijn vuurplaatsen en ovens. In 1650 was deze betaling in natura vervangen door een geldbedrag.

We slaan nu vanwege de beperkte ruimte wat over tot 1739: …Hermen Cornelisse en Stijntgen Jansen Ballincks, echtel., verkopen aan hun broeders Hendrick Vliek Cornelisse en Aart Cornelisse huis, hoft en ouderdom, neffens een derde part van het hoffhorige erff en goedt Kleijn Norden genamet, met alle sijn saaij en weijlanden, plaggevelden, holtgewassen en verdere recht en gerechtigheijt daer te gehorende, gelegen in den ampte Putten, buurschap Norden, soo als het selve bij Tijs Cornelissen bewoont en gebruijckt wort, waarvan de kopers de twee andere derde parten toebehoren, neffens een derde part van een halve hoeff in het Spielderbosch voor 1345 gulden…. De furstinne van Elten wordt "versogt om deese coop voor soo veel 't goedt Kleijn Norden aangaat, te approberen" (toestemming te verlenen).

Vanaf 1769 verschijnt Klein Norden in de pachtboeken van de Vanenburg. Wanneer de exacte aankoop was is onduidelijk maar viel waarschijnlijk in dezelfde tijd als de aankoop van Hussel (1765) en de Kleenhorst (1766). Wel vreemd dat het niet in de protocollen is beschreven zoals het behoorde. De aankoop van Groot Norden komt wat later in 1778 dus het kan daarmee niet samen in een koop zijn gevallen. Vreemd is ook dat in de pachtboeken van de andere goederen keurig de aankoop is vermeld, terwijl bij Klein Norden staat geschreven: … gehorende onder de Vanenburg… het lijkt wel of er bewust iets verzwegen wordt. In 1782 is boerderij Klein Norden afgebroken. Toeval of niet, het is ook het jaar dat het huwelijk wordt gesloten tussen Evert Jan Benjamin van Goltstein heer van de Vanenburg en Frederika Everdina Anna van der Cappellen. In de huwelijkse voorwaarden worden behalve de Vanenburg o.a. genoemd het erf Klijn en Groot Norden, Groot en Klein Hussel en erf de Kleenhorst. Klein Norden als gebouw zal misschien niet meer zo jong geweest zijn en dat stond de kasteelheer een vrije blik over de zichtas van de Torenallee natuurlijk behoorlijk in de weg. Het land wordt verpacht waardoor we de volgende perceelsnamen tegenkomen in het pachtboek van Van Goltstein: Grote Enck, Huisstee, Heijveld bij het erf Groot Norden of Vliekengoed, Sijdhof, de Bree, Hoge Enck onder de Kleenhorst, Nengetje, Schralen, Steenakker, Hoekje in het bos, Schaapweide onder het land van Vanenburg. Door de pachtbedragen te vergelijken met de grootte van percelen op de kadastrale kaart van 1832 kunnen we een inschatting maken waar de namen thuis horen. Na dit puzzelwerk waarvan ik u de details zal besparen kom ik tot de plaatsbepaling van de meeste van deze percelen in fig. 1 en 2. Enige onzekerheid is hierbij natuurlijk niet te vermijden. De boerderij Klein Norden zelf zou dan gelegen kunnen hebben op de zuidkant van perceel B194, dat is nu begraven onder het complex van de voormalige plasticfabriek. De rest van dit perceel was dan weiland naast de boerderij zoals gebruikelijk om het vee in de gaten te kunnen houden. De Sijdhof betekent dan wellicht de hof aan de zijkant van de boerderij. Op de TMK uit 1848 (niet getoond) is te zien dat de weg vanaf de Torenallee hier langs loopt en dan met een bocht verbinding maakt met Groot Norden.

  
 Fig 2 Detail uit fig 1, reconstructie van perceelsnamen rond de Kleenhorst 

Boerderij het Leege Goed of de Leege Hoff

Dan is er ook nog sprake van een boerderij het “Leege Goet”, leege moeten we hier lezen als lage, liggende in het relatief lage broekland t.o.v. de hogere zandrug. In 1670 verkoopt Melis Bessels Wijnkop aan Hendrik van Essen “het vierdepart van den Cleenhorst gehoort hebbende onder t' erff genaemt het Leege goet gelegen aen de Cleenhorst onder den Ampte van Putten buijrschap Norden”. Het lijkt er op dat de boerderij zelf dan al verdwenen is, maar de oude naam wordt nog gehanteerd of wordt simpelweg de Kleenhorst genoemd. De koper mag “alles met sijn recht ende gerechtigheijt om den voor[schreven] Kleijnhorst vrij en vranck met plaggen en schapen te weijden als andersints te gebruijcken”. Eind dat jaar verkoopt hij samen met Henrick Elbertsen Vlieck nog een stuk. Zes jaar later is er weer een verkoop van “de halve Leege Hoffstede waar van de erffgen[amen] van Toenis van Hussel cum suis de wederhelffte van toekomt”. We gaan er van uit dat dit hetzelfde goet is. Jammer genoeg ontbreken locatie gegevens in alle gevallen. Henrick Elbertsen Vlieck was zoals we gezien hebben ook eigenaar van Groot en Klein Norden. Hij bezat dus ongeveer de halve buurt.

Meer dan 60 jaar later in 1735 (863-058) komen we het goet de Leege Hoff weer tegen.

 Wij Jan Dercksen van Ree en Hendriekjen Eijbers Vos in deesen geass[isteerd] met mijnen voor[noemde] eheman als mijnen wenigen momber in deese, bekenne voor ons en onsen Erven in eenen vasten en eeuwige Erffcoop vercoft en vervolgens getransporteert en opgedraegen te hebben doende sulx craght deeses aan Huibert Huijbers Scholtis des Ampts Putten en sijnen Erven een sesde part van seecker stuckje lants met sijn holtgewasch daerom staende genaemt den Leege Hoff gelegen aan de Kleenhorst in den Ampte van Putten alwaer oost en zuijdt de Kleenhorst, west en noort de Heer kelnaer naest geleegen sijn en dat voor een soma van 12 gl. 

Nu had de Kelnarij in die tijd heel veel stukjes land in het broek dus dat maakt het lastig. Als het ten noordwesten van de Kleenhorst lag dan zou het tussen de Kleenhorst en de Praest kunnen liggen. Het lage verkoop bedrag en de naam Hoff en Hoffstede duiden er daarom misschien op dat het hier alleen nog gaat om het erf van de vroegere boerderij. Dit komt ook naar voren bij een latere verpachting door de Vanenburg voor het lage bedrag van circa 5 gulden. In de kadastrale atlas van 1832 zien we een stukje grond ten oosten van de Praest met weer een Wijnkoop als eigenaar.

Boerderij de Kuit

Anno 1702 in de Memorie van Successie: Sodanig saeijlant met sijn holtgewas als Claas Jansen dijkbode en Aeltjen Claes Eluiden hebben liggen op de Strengelbeek (later bekend als Beekstrengen) onder den Kleinhorst bij den Rosenhoff geleegen waar van de kijnderen en Erffgenamen van wijlen Willem Jansen de wederhelfft toebehoort, toebehorende Claes Jansen dijkbode (hij was ambtenaar van polder Arkemheen). Getransporteert en opgedragen aan d'Heer Willem van Westervelt Zenior en Joffer Aletta Gijsbarta eheluijden voor 350 gl. Sijnde gelandet oost de heerenwegh, zuijdwaarts de wed. van Hendrik Gerritsen op 't Haer, west de kellenaer tot Putten, noorden de Kleinhorst. Hoewel de naam de Kuit niet genoemd wordt is ook uit de latere geschiedenis duidelijk dat dit hem moet zijn. De Kuit is overigens niet verdwenen en heeft de naam gegeven aan de Kuiterweg.

Boerderij Klein Hussel

De vorige keer zagen we al dit stukje over het Elbert Petersen goet … het gerechte sessendeel ende derdendeel van het sessendeel van dat erff ende goet genaamt gelegen in den Ampte van Putten in de buurschap Norden aen de Cleijnhorst met heij ende weijde, bosch ende broeck, schaepsweijde op te Cleijnhorst soo dat in sijn bepalonge gelegen is ende gebruijckt wordt. Daer oostwart Muijn Aertssen erffgenaemen, zuijtwart den Kleijnhorst offe den heerenwegh naest aen gelegen…

In het zogenaamde tinsboek (belastingboek) van Putten komen we bij Juffr. Elisabeth Huibers en Van Goltstein toenmalige bezitters van Hussel de volgende tekst tegen van vroegere eigenaren: 1764 Goltstein, juffer Elisabeth Huijbers 1737 Derk Jansen van Rheeden 1707, Helmert van Hussel (Gerrit Smit gecofft), Hendrik Willemsen Vlieck, … Elbert Petersen van een stuck lants aen sijn vaelt over de wegh, daer hij een kaetgen (klein boerderijtje) opgeset heeft, een hoff aen de Kleijnhorst. Mede eigenaren zijn er ook; Elisabeth Huijbers 1736, Hendrikje Gerrits 1706, Gerrit Jansen Smit, Bessel Broenissen uit Diermen.

In een heel oud rechterlijk verslag uit 1562 (GA 0203-46-0061) lezen we dat Swaene Maes getuigt dat ze gezien heeft dat zaliger Thonis van Hussel, Moeijn Aerts, Elbert Peters en Berndt van Rimpeler van het schaapschot dat Reijer Wolters nieuw heeft laten timmeren op de Cleijnhorst de deurstaell (deurstijl) met de hangen eraf hebben geworpen. In de namen van deze personen herkennen we inmiddels de nu besproken boerderijnamen. Even later beklaagt hij zich dat zijn schaapschot deels is afgebroken waarbij (timmer)hout is weggeraakt en zijn zijn plaggen verspreid over de Kleenhorst (GA 0203-46-0116). Een duidelijk geval voor de rijdende rechter.

Ik vermoed dat met het hier genoemde Elbert Petersen goet de boerderij Klein Hussel bedoeld wordt. De heerenweg is hier de huidige Stationsstraat, de zandrug de Kleenhorst eindigt ongeveer bij Hussel. Dit zou mogelijk de plek kunnen zijn waar de schaapskooi van Hussel nu nog staat op de hoek Stationsstraat en Husselsesteeg. Dit is een lastig stukje land voor andere doeleinden omdat het op een punt uitloopt. Een mestvaalt bij een schaapskooi lijkt me niet ongebruikelijk, maar het woord vaalt was vroeger ook de naam voor een klein afsluitbaar weilandje voor de nacht. Klein Hussel en groot Hussel zijn samengevoegd door Van Goltstein en er wordt sindsdien alleen gesproken over Groot Hussel. De naam Elbert Petersen goet ben ik in latere tijden niet meer tegengekomen. Omstreeks 1900 had Hussel nog altijd land aan beide zijden van de toren allee vlak bij de Vanenburg zelf in gebruik. Was dat de “schaepsweijde op te Cleijnhorst” uit bovengenoemd fragment?

In 1767 is Klein Hussel afgebroken maar de gronden blijven nog een tijd lang apart vermeld in de pacht inkomsten van Hussel. Uit de verpondingen is op te maken dat Klein Hussel in oppervlak ongeveer 3 keer kleiner was dan Groot Hussel. Helaas heb ik geen enkel aanknopingspunt gevonden waar boerderij Klein Hussel precies gestaan heeft. Groot Hussel is tot ca 1925 in bezit van de Vanenburg gebleven. Mijn overgrootvader en moeder Jan van Malestein en Gerritje Mouw hebben er als pachters geboerd. Hun portretten kwam ik onlangs tegen in museum de Tien Malen. Zij hebben op latere leeftijd een ander boerderijtje gehad die ze weer Klein Hussel noemden. Die lag in Beisteren centraal op perceel L189 en had niets te maken met het bestaande Hussel.

Los land

De vorige keer kwamen we bij aankoop van de gronden voor de Vanenburgerallee de Hulletjes, de Custerskamp en de Koolhof tegen. Uit de Kelnarij archieven maak ik op dat de Koolhof niets anders is dan het land van de vroegere Leege Hof en de locatie is gegeven als ten zuiden van het grote Broek in de Kleenhorst van de Kelnarij.

Het gebied voor de Vanenburg, het broek en de Kleenhorst hebben we nu grotendeels besproken. Ergens moeten ook nog percelen de Koolhof, Klein Kampsveld en de Vrauwert liggen. In het Kelnarij archief zien we onder boerderij Cluppelsgoed in Bijsteren:

 Van den so gnte (genoemde) halven Koolhoff an de Kleenhorst gelegen angekofft van de erffgenaem van Henricken Kuijters jaerlix 6 st thijns. Item van 1/3 part uijt de andere halffscheid van voorgte (voorgenoemde) Koolhoff angekofft van Henrick Hussel jaerlix 2 st thijns. Item van het andere 1/3 part des voorgte (voorgenoemde) Kohlhoffs angekofft van Jan Derixen jaerlix 2 st thijns. 

In de Tinsboeken van Putten:

 1791 Baron van Goltsteijn, voorheen 1708 Ellert Aertsen Schipper, Hendrik Vlieck, Gerrit Cornelissen Suijck, voorheen Jan van Angeren junior (in kantlijn Vanenburg), voorheen Meuijen Arnts, voorheen Gerrit van Klein Campvelt van 6 morgen gecoft tegen Engelbert van Aller. Al eer Hendrik van Schairbroick van Cleijnhorst. Hiervan neemt Elbert van Voorst een braspenning (fooi). (in 1650 Jacob Suick eigenaar ½ morgen pachter Claes Gerritsen) 1752 Philip Cornelisse, voorheen 1738 Cornelis Philipse op Keijzersweert, voorheen 1706 Teunis Hermsen, voorheen Gerrit Hartgersen, voorheen Arnt Claessen sall betaelen van Meuijen Arnts somme voors[chreven] van ’t landt in Noirden van Kleijn Campsvelt uijt Kleijn Campsvelt 1 struiver. 

Net als bij de Koolhof heb ik de exacte locatie van Klein Campsveld niet weten te achterhalen. Het moet bij Hussel aan de Kleenhorst liggen. Mijn beste gok voor tenminste een deel van Klein Campsveld komt uit bij perceel B177 aan de Husselsesteeg. Beter lukt dat bij de Vrauwert beschreven in het Vanenburg archief.

 Eigendomsbewijs voor Henrick van Essen tot Helbergen en Vanenburg en zijn vrouw van de Vrauwert bij de Cleenhorst, groot 3 morgen, afkomstig van de kerkmeesters van Putten, 1661.

Wij Alexander Bentinck, Peter van Delen ende Tijmert van W[ijn]bergen Jonckeren des Ampts Putten ... De Vrauwert aan de Kleenhorst. Een seecker stuck lants … groot omtrent drie m[erge]n doch soo groot ende clein t’ selve mochte wesen ende sulcx voor vrij erff ende Thins goet palende [o]ost ende noortwart den Praest, zuitwart de Cleenhorst, en westwart Gerrit Willemschen erff (de Rosenhoef??) ge[leg]en ende dat voor een seeckere somme van pennongen buijten desen benoempt.
 

Dit geeft aan dat het moet liggen diagonaal tegen over de Rozenhoef in de hoek Zuiderzeestraatweg en Vanenburger allee in de westelijke uitloper van de Kleenhorst.

Besluit

Afsluitend kunnen we vaststellen dat er in het gebied liggend voor de Vanenburg een behoorlijke kaalslag is geweest wat bebouwing betreft. Achter de Vanenburg moet ook nog boerderij Klaarwater hebben gestaan. Dit alles om er een lusthof van formaat van te maken. Om maar te noemen de eerder besproken Belvedère (weliswaar van veel latere datum) en de vele rondlopende wandelwegen waarop ik van oude mensen heb horen zeggen dat daar met een ezelswagentje plezierritjes werden gemaakt. In de omgeving werden veel boerderijen aangekocht. In 1832 omvat het bezit van Goltstein, de eigenaar van de Vanenburg 328 ha in Putten met daarop 7 boerderijen en een papiermolen. Een prachtig geheel wat ongeveer 100 jaar later in korte tijd door een ervend neefje met feesten en gokpartijen verkwanseld wordt.

De naam Kleenhorst als gebied is bijna vergeten. In 1896 kwam ik bij een notariële acte nog tegen “houtverkoop bij Hussel, Norden en langs de Kleenhorst”. Even later in het zelfde jaar was er een houtverkoping “aan de Kleenhorst voor Hussel”. Bij de kadastrale beschrijving van 1832 is te zien dat dit hele gebied onder het eigendom van de Vanenburg valt. Dit maakt het nagaan van oude locaties ook zo lastig. De begrenzingen van de nog oudere eigendommen in het gebied zijn als het ware uitgewist nu ze onder één eigenaar vallen. Toch hebben we een en ander weten te reconstrueren. Andere zaken blijven nog duister.

In een mogelijk volgend artikel wil ik bespreken hoe de naam Klein Norden (net als Klein Hussel) door mijn voorouders is hergebruikt op een nieuwe plek 850 m verderop. Dat geeft meteen aan dat men soms op moet passen met harde conclusies wat betreft locaties van boerderijnamen. Maar dat hadden we ook al gezien bij de Vanenburg zelf.

Met dank aan mijn archief genoot Paul op ten Brouw

Literatuur

1. Voor deel 1 van dit verhaal zie De Graver van juni 2018 of de website van mijn zoon historieputten.vandekraats.com
2. Gelders Archief, Huis Vanenburg 0539.
3. Gelders Archief, Goltstein Archief 0568.
4. Gelders Archief, Protocollen van bezwaar, Staten archief 0008; 878 Putten 1675-1733.
5. Gelders Archief, Protocollen van bezwaar, 203 ORA Veluwe en Veluwezoom, inv. nr. 863 en 864. Putten 1733-1811.
6. Gelders Archief, Verpondingen Putten, Staten archief 0008, inv. nr. 293.
7. Gelders Archief, 0124 Hof van Gelre en Zutphen, Civiele procesdossiers inv. nr. 5080, proces 1620/22)
8. Gelders Archief, Tyns boeken Putten, Gelderse Rekenkamer 0012, inv. nr. 1504.
9. Gelders Archief, 0324 Kelnarij van Putten AKP 160, Stukken betreffende het leengoed Vanenburg.
10. Notarieel archief Pliester, Gemeente archief Putten.

Overzicht van al mijn verhalen