Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal
Jan van de Kraats. In 1926 is door professor J.H. Holwerda uit Leiden in Putten een Merovingisch grafveld onderzocht. Bij de opgraving kwamen er behalve urnen met crematie resten, ook christelijke begravingen tevoorschijn met het gezicht naar het oosten (Jeruzalem) gericht. Deze overgang maakte het tot een tamelijk unieke combinatie waarmee men de tijd van ontstaan schatte op ruim rond het jaar 700. Voor het onderzoek werden lange sleuven gegraven van circa 4 meter breed. Er werden niet alleen 19 urnen en 107 christelijke graven gevonden, maar ook bijgiften in de vorm van aardewerk, kralen, mantelspelden, speerpunten, messen, een zwaard enzovoort. Het grafveld was in eerste instantie ontdekt door boeren die een stuk heide van het Huinerveld wilden afplaggen en allerlei potjes vonden. Al gauw deed het nieuws de ronde en trok het schatgravers aan. Ook de meer serieuze amateurarcheoloog en kunstschilder Jo Bezaan kwam het ter ore. Hij zag als plaatsgenoot met zijn liefde voor de oudheid het grotere belang en schakelde anderen in. Zo was burgemeester Nairac uit Barneveld zeer geïnteresseerd. In ruil voor geldelijke ondersteuning zou hij de gevonden voorwerpen wel willen aankopen voor zijn op te richten museum. Vervolgens vernam professor Holwerda vanuit de krant de ontdekking en hij ging daarop een wetenschappelijk verantwoorde opgraving doen. Ongeveer tien lokale arbeiders werden ingezet om de sleuven te graven. Een volledige blootlegging zou enorme transporten van het uitgegraven zand betekenen, dit zou in die tijd alleen met zeer hoge kosten uitvoerbaar zijn. Nu kon het zand met de schop tussen de geulen worden geworpen. Ik schreef daarnet dat professor Holwerda een wetenschappelijk verantwoord onderzoek deed, maar hij leek misschien wel veel op de schatgravers van daarvoor. Holwerda presenteerde in 1927 een artikel in het Oudheidkundige Mededelingen van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden geheten “Een Grafveld bij Putten” (pag. 110-124). In het artikel waarin de opgraving werd gepubliceerd ontbrak het echter aan een deugdelijke beschrijving van de locatie. Met de vaststelling dat het ongeveer een kilometer ten oosten en ongeveer halverwege de weg van Putten naar Voorthuizen lag moeten we het doen. Personen die het na konden vertellen zijn inmiddels overleden. Wel is mondeling overgeleverd dat het bij, of onder, het huidige voetbalveld van Rood-Wit aan de Batosweg moet liggen.
Het artikel van Holwerda bevatte ook een overzichtstekening van de opgraving (fig.2). Ook hier ging de wetenschap de mist in. De tekening bevat namelijk geen maataanduiding. Dat is wel heel slordig. Een timmerman zou dat beter doen. We hebben wel de beschikking over foto’s die gedurende het opgraven van de sleuven zijn gemaakt, nog met zo’n ouderwetse platencamera. De afdrukken zijn bewaard gebleven in Leiden in het Rijksmuseum van Oudheden. De sleuven met verkleuringen in de ondergrond van urn begravingen en ook menselijke skeletten zijn zichtbaar. Ook zijn op sommige foto’s jalons te zien, dat zijn stokken met afwisselend witte en rode banden die ook landmeters gebruiken. Alhoewel er vroeger diverse lengtes van de banden werden gebruikt, ben ik tot de conclusie gekomen dat de banden 25 cm lang waren (fig. 3). Dit mede door te vergelijken met de lichaamslengte van op de foto aanwezige personen. Met de banden van 25 cm is de breedte van de (meeste) geulen vast te stellen op ongeveer 4 meter. Voor de gravers is het hiermee ook een redelijk uitvoerbare klus, zij hoeven het zand naar beide kanten zo niet meer dan ongeveer 3 meter weg te gooien op de naast liggende heide. De breedte van de hele overzichtstekening is nu vast te stellen op circa 90 meter en een hoogte van 62 meter. Een kompasroos in de hoek getekend heeft me veel hoofdbrekens gekost, waarover later meer.
In drie opeenvolgende uitgaven van de Graver beginnend in december 2009 deed Anneke Dikken verslag over het grafveld aan de lezers van het Puttens Historisch Genootschap (PHG). Ook hier kwam de vraag naar voren waar het precies lag. Een lezer reageerde dat het grafveld zou liggen onder een parkeerterrein bij de kruising Huinerenkweg en de Kolthoornseweg. Daar stonden ook bomen op en een onderzoek bracht niets aan het licht. In 2016 benaderde PHG lid Gerrit Buter mij met de vraag of ik dit probleem kon oplossen aan de hand van meerdere sleuvenfoto’s die hij me stuurde. Op de foto’s zijn soms ook boerderijtjes of arbeiderswoninkjes te zien. De gedachte was dat dit de sleutel zou kunnen zijn voor de ligging van het grafveld. Toen kwam ik er niet snel genoeg uit, en gunde me verder niet de tijd. Gerrit Buter plaatste in de Graver van maart 2019 een oproep wie een wit boerderijtje herkende die op sommige foto’s te zien was. Onlangs (september 2024) wekte onze regioarcheoloog Maarten Wispelwey bij mij de belangstelling voor het onderwerp weer op. Nu na acht weken uitproberen van mogelijke oplossingen denk ik dat ik de locatie met redelijke precisie gevonden heb. Hieronder de stappen die hiervoor nodig waren.
Waar stonden de huizen?Op zes foto’s waren huizen te zien (fig. 5). In het tekenprogramma Paintshop Pro zijn de horizontale posities in pixels bepaald. Een redelijke aanname is dat dit evenredig is met de gezichtshoek gezien door de camera. Onbekende factoren zijn hierbij de vergrotingsfactor en een beginhoek (offset). Op topografische kaarten en luchtfoto’s zijn, ook met het tekenprogramma, huisposities als X en Y coördinaten bepaald. Er is een kaart met een westelijk deel uit 1912 en een oostelijk deel uit 1917. De opvolger had een westelijk deel uit 1932 en een oostelijk deel uit 1931. Al snel bleek dat er in die tijd in het gebied veel werd gebouwd. Dit maakte de keuze moeilijk. Bovendien gaat er ook nog een tijd overheen voordat een huis op de kaart verschijnt. Een beschikbare luchtfoto van de RAF (Royal Air Force, Engeland) uit 1945 liet nog veel meer huizen zien. Er was kennelijk een flinke bouwwoede ontstaan in die buurt. Wat wenselijk was, was een luchtfoto uit 1927. Daarop zouden waarschijnlijk ook nog graafsporen op het heideveld te zien zijn. Na enkele pogingen kwamen we in contact met een behulpzame medewerkster van het kadaster. De vroegste luchtfoto’s waren in 1927 gemaakt ten behoeve van het maken van topografische kaarten. Dit leek perfect te passen bij onze zoektocht. Na wat heen en weer mailen kregen we de beschikking over een luchtfoto van het gebied. Nu konden we zien welke huizen er in die tijd stonden om mee te laten doen in de oplossing. Het zoeken naar graafsporen leverde niets op, dat was al vreemd.
De opgraving was zoals gezegd in 1926 gedaan. Aan de hand van een huis wat nog niet op de foto voorkwam, maar volgens het bevolkingsregister van de gemeente Putten bewoond was vanaf 16 januari 1926, kwam de conclusie dat de luchtfoto in 1925 gemaakt was in plaats van in 1927. Mogelijk zijn de foto’s pas in 1927 in bulk afgeleverd bij het kadaster en houden ze daarom dit jaartal aan. De luchtfoto is vervolgens gebruikt om de X en Y coördinaten van een aantal voor de hand liggende huizen te bepalen. Overigens lijken alle originele negatieven verloren te zijn gegaan in de Tweede Wereldoorlog. Alleen naast elkaar opgeplakte contactafdrukken van filmstrips zijn bewaard gebleven (fig. 6). Zij zijn bovendien beschadigd doordat men voor het maken van kaarten overal met een scherp voorwerp doorheen gekrast en gedrukt heeft om locaties over te nemen op de te maken papieren kaart. De data van de X en Y coördinaten werden In Excel gezet en formules met sinussen en cosinussen geschreven om vanuit een willekeurig gekozen camera positie de hoeken te kunnen berekenen waaronder de huizen te zien zouden zijn. Die hoeken kun je dan vergelijken met de hoeken uit de opgravingsfoto’s zoals boven beschreven. Met heel lang proberen zou de oplossing zo gevonden moeten worden waarbij het verschil tussen beide groepen hoeken zo klein mogelijk is. Gelukkig heeft Excel een uitbreidings-plugin, de Solver geheten, die dit in een seconde voor je doet. De blijdschap van de eerste camera positie verdween echter net zo snel toen bleek dat de oplossing heel slecht paste wanneer de berekende hoeken als een waaier geplot (uitgetekend) werden. De keuze welke huizen mee mochten doen bleek cruciaal. De gebruikte camera was een vooroorlogse platen camera. De platen waren 20 bij 24 cm. Na zoeken op internet naar dit soort camera’s en de aanname dat er geen speciale tele- of groothoeklens gebruikt was kwam na wat rekenwerk de conclusie dat de totale beeldhoek beperkt moest zijn tot ongeveer 50 graden. Daar vielen toch nog vaak meerdere huizen in. Sommige waren achteraf gezien verscholen achter andere huizen of achter bosjes en moesten weer van de lijst worden afgevoerd. Het leerproces om tot een goede oplossing te komen heeft vele weken in beslag genomen, met steeds andere combinaties van huizen. Aanpassingen aan het Excel programma om de resultaten direct te kunnen plotten waren daarbij onontbeerlijk (fig. 6). Als een waaier van hoeken waaronder de huizen gezien konden worden, berekend vanuit de huis posities op de luchtfoto met redelijke precisie overeen kwam met de hoeken berekend vanuit de geulfoto’s, was er een duidelijk resultaat gevonden. Dit lukte prima voor 4 foto’s, voor 2 andere waren er te weinig huizen te zien voor een goede oplossing. Hier konden we uit het eerdere resultaat randen van bosjes of korenakkers toevoegen om toch nog een redelijk resultaat te vinden. Behalve de huizen in de omgeving stond er op twee geulfoto’s een vage schim van de Puttermolen. Eerst werd nog gedacht aan de molen de Vier Winden die toevallig ook in 1926 is afgebrand, maar die viel af. Opmerkelijk was dat de toren van Putten eerst nergens te zien was. Onafhankelijk kwamen de twee onderzoekers tot de conclusie dat er net boven “huis 9” een puntje van de toren zichtbaar was op een van de sleuffoto’s’. Het heeft ook niet geholpen dat de camera zeer waarschijnlijk op een lage positie in de geulen zelf stond opgesteld. Een getrokken lijn vanaf te toren over huis 9 kwam precies in het grafveld uit en ondersteunde zo de gevonden locatie. De zes gevonden camera posities lagen vrijwel op een schuine lijn. Het lijkt erop dat slechts vanuit twee (vrijwel) naastliggende sleuven foto’s zijn gemaakt waarop huizen stonden. De plek kwam uit op een positie net ten noorden van een bosje op de eerste kadastrale kaart van 1832 genummerd als F671. Het grafveld ligt zo iets ten noordoosten van het genoemde voetbalveld. De voetballers worden dus in hun spelprestaties niet verstoord door vermeende invloed van de lang geleden overleden personen. Op recente luchtfoto’s komt de oostelijke begrenzing van perceel Batosweg 13 overeen met de zuidoostelijke punt van het circa 175m brede F671 uit 1832. Blijft de vraag welke sleuven gebruikt zijn voor de opnamen en vanuit welke plek. We hebben de afmeting van de tekening vastgesteld op 62 bij 90 meter. Kunnen we de verkleuringen in de ondergrond van de geulfoto’s terug vinden op de grafveld tekening? Ook hier lijkt de tekening niet volledig. Er zijn foto’s van de geulen met scherpe hoeken die niet te plaatsen zijn op de tekening. Het zou kunnen dat de tekening ergens halverwege het proces is gemaakt, of gewoon niet volledig is bijgewerkt. KompasrichtingDan is er nog de vraag of de tekening gedraaid moet worden. Uit de geul foto’s kon met enige fantasie opgemaakt worden waar die geul op de tekening stond. In de lange diagonale geul met urn nr. 2 zijn de foto’s C1298 en C1952 gemaakt. In de iets minder lange geul oostwaarts met ring nr 29 foto C1272. Deze twee geulen maken een duidelijke hoek met elkaar op de tekening en dat is te zien aan de huizen aan de einder. Op de plattegrond getrokken lijnen vanaf die huizen tot over de geulen op de tekening bleek dat na het snijpunt er een prima samenval mogelijk was (fig. 7).
De tekening moest dan wel 7 graden met de klok mee gedraaid worden. De kompasroos op de tekening wijst dan 13 graden links van het noorden. Verwarring alom. De originele tekening was niet op het noorden gericht, maar moest 7 graden gedraaid worden. Het noorden wordt dan niet door de kompasroos aangewezen. De oplossing lag uiteindelijk in het feit dat het magnetische noorden en het geografische noorden (evenwijdig aan de aardas) niet in dezelfde richting wijzen. Bovendien wandelt het magnetische noorden in de loop van de tijd heen en weer door veranderingen van de magmastroom in het binnenste van de aarde. In een tabel van het KNMI kon afgelezen worden dat in 1926 de kompasrichting 10.25 graden links van het noorden wees. Waarschijnlijk heeft men de waarde van 13 graden van enige tijd daarvoor (1909) gebruikt. Waarom niet een noordpijl gericht op het geografische noorden op de tekening is gezet is een raadsel. Maar als zelfs een eenvoudige maataanduiding ontbreekt verbaast dat wellicht niet. Op een RAF foto uit 1945, dus bijna 20 jaar later, lijkt in het gebied na 1926 toen Holwerda al lang weg was nog flink gegraven te zijn. Niet dat er een bepaalde geulen structuur is te zien, maar het oostelijke deel wat dan nog heide is ziet er pokdalig uit (fig. 8 en 9). Net een maanlandschap met kraters. Het lijkt erop dat de Puttense arbeiders in de crisis jaren geprobeerd hebben wat bij te verdienen.
Schedel buiten de kistEen vreemde zaak was de vondst in 1926 van een begraven lijk met een schedel die buiten de kist was geplaatst. Onlangs zag ik documentaire over archeologie op de BBC waarin ook in Engeland regelmatig schedels werden gevonden die bij de voeten waren geplaatst. Vermeld werd dat zoiets ook in Duitsland niet ongewoon is. Men zoekt nog steeds naar een verklaring voor dit soort uitingen. Hadden de overledenen iets op hun kerfstok? Locatie nuHet grafveld komt zo net uit ten zuiden van het eerder genoemde parkeerterrein aan de Kolthoornseweg vlak bij de kruising met de Huinerenkweg en ten noordoosten van het grote voetbalveld (fig. 10). De hoekpunten van het uiteindelijk gedraaide vierkant vind ik op: noordwest 52.2307 5.6193 en zuidoost 52.2300 5.6206. Een iets ruimer gebied, vooral naar het zuidoosten is aan te bevelen om rekening te houden met meetfouten. Op een topografische kaart van 1995 is het gebied nog geheel onbebouwd, maar ook die loopt flink achter want op een luchtfoto van 1974 staat het al volgebouwd met recreatie woningen, de meeste behorende onder Batosweg 11.
Kruiwagen met potjesIk las in een tijdschrift Westerheem uit 1966 over de teloorgang van urnenvelden rond 1900 in Limburg. …Waren ergens grafheuveltjes ontdekt, dan was het voor de bewoners van de streek vaak een sport om zo veel mogelijk potjes op te graven. Bekend is dat talloze urnen per kruiwagen naar Aken werden gebracht, om daar te worden verkocht. Een vindingrijke schatgraver bood per advertentie vier vleesetende plantjes (zonnedauw) aan met als bloempot een twee duizend jaar oude Germaanse as urn, voor de somma van een gulden…. Tot SlotWe hebben naar beste weten de precieze locatie van het grafveld bepaald. Proefsleuven zouden dit aan kunnen tonen. Ik weet alleen niet of dit reëel is met de huidige bebouwing met recreatie woningen, al lijken het achteraf ook vaak stacaravans te zijn. Bovendien weten we niet wat er nog te vinden is tussen de sleuven van 1926. Alhoewel er met moderne technieken misschien betere analyses zouden kunnen worden gedaan. Het lijkt verstandig het terrein aan te merken als archeologisch terrein met hoge verwachtingswaarde zodat er in de toekomst mogelijk opnieuw onderzoek kan worden verricht. Dan is er nog een kleine hoop dat er als bewijs misschien ooit nog een luchtfoto opduikt van kort na de opgraving. In de genoemde artikelen in de Graver is meer ingegaan op de vondsten. Enkele zijn terecht gekomen in het gemeentehuis van Putten. Een groter deel in museum Nairac in Barneveld. Bezaan heeft kennelijk een deel van de verzameling gebruikt om uit te delen aan zijn vriendenkring. Misschien ook als ruilmiddel. Zelfs van Holwerda is bekend dat hij dit soms deed. De overige vondsten van Bezaan kwamen in 1962 in het eerder genoemde Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Zie voor alle details een artikel “De metaalvondsten uit het Merovingische grafveld te Putten” wat u op internet kunt vinden. Van de Bezaan verzameling zijn er via een omweg stukken terecht gekomen bij de heer Huwyler te Basel. Die zijn rond 2008 geschonken aan het museum de Tien Malen in Putten waar u ze kunt bewonderen. DankwoordAls eerste wil ik Luc Amkreutz en Robbert Jan Looman van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden bedanken voor betere scans van de foto’s van de opgraving. Ook dank aan mevr. Van der Gaag van het kadaster voor het opzoeken van de oude luchtfoto van het gebied. Als laatste wil ik Regio archeoloog Maarten Wispelwey hartelijk danken voor zijn medewerking en het meedenken. Ter afsluiting hieronder enkele van de vondsten uit de eerder genoemde artikelen.
|