Klik hier voor de printbare PDF-versie van dit verhaal
Jan van de Kraats. In het eerste verhaal van deze kleine serie hebben we de oorspronkelijke Putterbrink leren kennen. Het was een heideveld aan de noordwest kant van het dorp en was in gemeenschappelijk gebruik bij een aantal boerderijen die in de buurt lagen. Een van die boerderijen was Hegemansgoed, in 1841 bij de verdeling van de Putterbrink bewoond door Gerardus (Gradus) Zwart. De boerderij Hegemansgoed aan de Putterbrink komt regelmatig voor in de archieven. Het is een kleine boerderij, eigenlijk niet meer dan een arbeidersgoedje. Vaak wordt het land apart verhuurd als Hegemanscamp. De naam Hegemansgoed komt zeer waarschijnlijk van de familienaam Hegeman. In het Gelders archief te Arnhem (0001-686) bevindt zich een lijst van belastingontvangsten uit omstreeks 1325. In een transcriptie van de hand van P.N. van Doorninck (uitgave 1905) geheten: "Schatting van de landen van Gelre, voor de Veluwe" vinden we de naam van Cope Hegman. In een ander stuk uit 1333 (0001-0372) is ook de naam Hegman te lezen, verderop ook met voornaam, Jacobo Heggheman. Onduidelijk is nog of het om een persoon of om een goed gaat. In hetzelfde Hertogelijk archief (0001-120) uit 1470 staat een belangrijke tekst: Stijene Aerntz wijff van Rijmpeler [is een] vrijwijff ende heeft 11 kijnderen als: Wolff, Wolter, Bertolt, Claes en die dochteren heiten: Dijsse, Mette, Geertgen, Griete, Zwane ende Alijdt, ende hebben 1 stuck lantz bij Putten an Puttere brijnck gelegen ind heit Hegemans Guet dat uijt Rijmpeler gecomen is. Er is nu duidelijk sprake van een stuk land wat afgesplitst is van het Werdense goed Rimpeler. Het ligt daar overigens een flink stuk vanaf, al stond er toen waarschijnlijk geen enkel huis tussen. Die opmerking over deze splitsing komen we vaker tegen; wanneer die was en of er een huis op stond is hieruit niet op te maken. Kijken we naar een andere vroege vermelding in het register van de overleden keurmedigen, bewerkt door onze oud-medewerker Ernst Steinmeier. Bij het jaar 1555 staat een zin in het latijn die vertaald ongeveer zo luidt … Overleden dit jaar in Putten in het buurtschap Huinen Gerrit Beerdsen, volgens de natuurlijke aard van het absgoed Heggemansgoed en zijnde een arme man zonder kinderen, laat ik (de Kellenaar) hun een keur betalen van twee daalders muntgeld die na de mis verhoogd wordt tot het dubbele bedrag … Keurmedigen waren mensen die volgens het principe van het horigen systeem een vorm van successie belasting moesten betalen bij hun overlijden. Dat heette de keur en die kwam voor een gemiddelde boerderij bijvoorbeeld in de vorm van de beste koe. Voor dit kleine goedje was het dus aangepast tot een klein geldbedrag. Meer informatie hierover vind u in ditzelfde boek. Hoewel overleden in Huinen, had hij lang gewoond op Hegemansgoed. Al iets eerder, in 1546, vinden we iets over deze Gerrit Beerdsen in een rechtbankverslag (0124-4918) : extract uijt den signait vanden hofgericht des hoves Putten anno 1546. tGuet genoempt Heggemansguet geleghen an Puttere brijnck dat vurtits gebruict ind beseten hebben Stijne Arentsen ind nu Gerijt Berntsen nijet na hoves rechten. Item Garijt Berntsen (Gerrit Beerdsen) is in desen hofgericht horich ind lodich na den guedt geworden. ende zijn wijff Aeltgen Gerijtsen hefft kemerlick recht ende hebben tsamen ses kinderen, Bert, Cornelis, Johan, Arijs, Ailtgen ende Disse. Dus Gerrit Beerdsen en voor hem Stijn Arendse hadden het goed in bezit maar waren niet op de juiste manier horig zoals eigenlijk moest als bezitters van dit goed. Met een jaarlijkse geldboete kwam dat meestal wel goed, maar met dit hofgericht in Putten is Gerrit Beerdsen dus vanaf 1546 wel horig naar de natuur van het goed. Zijn vrouw had kamerlijk recht, d.w.z. ze was horig aan Elten. Na de dood van Gerrit Beerdsen koopt de Kelnarij de helft van Hegemanscamp van ene Willem Jansen (0324-95) en wel het deel gelegen naast de steeg aan het kelnersland. Willem Jansen zelf houdt de andere helft aan de Putterbrink. Reinier van Arler en Goert Markolf bezitten als ik het goed begrijp het huis en de hof (de saalweer). In 1590 zijn Henrick Jansen en zijn moeder bewoners. Later in 1615 betalen Henrick Jansen en zijn vrouw Aartje 8 keisers gulden, een paar pachthoenders, en vier daghuren zoals gebruikelijk. Hij is kennelijk ook af en toe werkzaam voor de Kelnarij. Voor de kamp betaalt hij nog 9 philips gulden extra. In 1636 worden zijn opvolgers voor een periode van zes jaar Bertold Amedijck en Henrikje Albers. Dit onder de vermelding dat voorheen Walick Henriksen enkele jaren op het goed zat. Bertold en Henrikje hebben kennelijk problemen want al het volgende jaar 1637 pacht Herman Aarts en zijn vrouw het land, aan Henrik Gerritsen wordt het huis en de hof verpacht. In 1650 in de verpondingslijsten zien we Herman Aartsen als eigenaar van een huis en hof met een half mud land erbij. Hij heeft 2 paarden en 2 koeien en daarnaast nog een mud land. 1654 is een belangrijk jaar want dan lezen we dat diezelfde Hermen Aartsen Oosterman en zijn vrouw Gerburg Hermsen Hegemanscamp bevrijden van de horigheid. Dit betekende niet dat alle banden met de Kelnarij verbroken werden. Bepaalde afdrachten bleven gewoon bestaan. Dan in het kort nog enkele feiten uit het Kelnarij archief. In 1678 … belening Hegemanscamp aan Annetje Hermens vrouw van zaliger Antonie Schaap. In 1685 belening Hegemanscamp aan Evert van Kerckhof man van Aaltje Schaap. In 1693 idem aan dochter Algonda van Kerckhof. In 1726 werd het goed verkocht aan Jan van Zoll en zijn vrouw Evertje Casijns van Diermen, invloedrijke Puttenaren. Als laatste eigenaren in dit document zien we dochter Mechteld van 't Zoll later gehuwd met Gerrit van Diest. In 1803 overlijdt zij. Ze kwamen ook voor in een eerder verhaal over hun huis aan de Dorpstraat in de Graver van december 2017. Als gevolg van de Franse tijd werd de Kelnarij opgeheven. De laatste in dit rijtje beschreven door de Kelnarij in 1804 was Evertje Campert, vrouw van Nicolaas van Diermen. Maar waar lag dit goed precies? We moeten nu overstappen naar andere bronnen om de plek van Hegemansgoed te vinden. In de protocollen van bezwaar van Putten-dorp is de confiscatie van de Kelnarij goederen in 1803 door Domeinen vastgelegd (864-0059). Door de invloed van de Franse revolutie paste de horigheid niet meer in deze nieuwe tijden. Het adellijke en kerkelijk bezit werd sterk teruggedrongen met doel het terug te geven aan de burgers. Uiteindelijk kwam het er op neer dat successie verplichtingen en dergelijke aan de staat kwamen in plaats van aan de eerder genoemde partijen. We lezen in de protocollen een beschrijving van de Kelnarij goederen … een huis, hoff en drie schepel zaaijland (ca 0,43 ha) met desselfs heghout (houtwallen) en opstaande boomen, gelegen aan den Brink bij Gerrit Jansen Swart in pagt gebruikt wordende Heggenmansgoed genaamd … en … een schepel zaaijland met het heghout, knollenkampje genaamt, geleegen aan de Koeijsteeg, pagter Gerrit Jansen Swart. De Koesteeg kennen we nog steeds in Putten, het knollenkampje heb ik daar inderdaad kunnen vinden als perceel C1068 volgens de kadastrale beschrijving van 1832. Enige tijd na de confiscatie van de Kelnarij goederen werd een meer gedetailleerde opgave van de in- en uitgaven gevraagd door de landdrost van Gelderland (0016- 4403). Zo lezen we bij de ontvangsten in 1808, … ontvangen 28 gulden van Gerrit Jansen Zwart (voor) de pagt van Hegemansgoed… Even later zien we Gerrit Jansen Zwart weer opduiken, nu met een specificatie van een bedrag van 619 gulden voor verrichte arbeid voor de Kelnarij zoals o.a. het snoeien van bomen bij Rijkert Jansen en op de Kelnarij. Verder voor het afzetten van het eiken- en elzenhakhout en het opgraven van (hout)wallen en spitten op de grote Praast (een stuk land bij de Kelnarij). Dan nog voor het graven van 3900 kuilen voor het inpoten in de heggen (houtwallen) en voor het inpoten van 700 eikebomen. Kortom een vroege hardwerkende zzp'er, die geheel in de traditie van bewoners die we eerder tegenkwamen, werkte voor de Kelnarij. Het laat meteen zien dat tegenover de opbrengst van het hout uit de wallen die elke 7 jaar werden gekapt er ook flink geïnvesteerd diende te worden in arbeid en het niet een kwestie was de natuur zijn gang te laten gaan. Gerrit Jansen Zwart leefde van 1744 tot 1823. Hij huurde ook land van de Kelnarij voor eigen gebruik want we zien op 12 juli een bedrag van 14 gulden voor de pacht van de camp achter de Custerij. De Custerij was de woning van de koster die ook hoofd van de school was. Deze woning stond op de plaats van het huidige gemeentehuis. In latere jaren zien we zijn naam soms in iets gewijzigde vorm terug in de verslaggeving van houtverkopingen. Twee voorbeelden; de eerste uit het Kelnarij archief betreffende heghoutverkoop in 1811 (0324-43) onder de naam Geert Janse Zwart; de tweede uit een akte van notaris Heyblom over een houtverkoop uit 1814 met als een van de kopers G. J. Zwart. Met zijn 70 jaar is hij dus lang in het vak gebleven. Als we onder de eigenaren van percelen in het dorp zoeken in de kadastrale beschrijving van 1832 dan vinden we onder de naam Gradus Zwart een huis met grond aan de Putterbrink (C1057-1061). Ook het oppervlak aan bouwland van 0.4 ha klopt heel goed met de in 1803 genoemde drie schepels (0.43 ha). We zijn met de kadastrale beschrijving dan overigens wel bijna 30 jaar verder sinds de tijd dat de Kelnarij werd opgeheven. Gerrit Jansen Zwart is overleden in 1823 maar wellicht is een nieuwe generatie in de plaats getreden. Anders gezegd, is Gradus Swart een zoon van Gerrit Jansen Zwart? Inderdaad vinden we: Gerhardus Swart, geboren 20-10-1794, overleden in 1856 te Putten, arbeider, vader Gerrit Jansen Swart ook genoemd Gard Aalbertsen, moeder Bernardina Willems (Bokmeijer).
Bij het verhaal over de verdeling van de Putterbrink in 1841 waren we de naam van Gerardus Zwart en die van Hegemansgoed ook al tegengekomen. Dit bevestigt op een andere manier dat de bebouwing op perceel C1058 Hegemansgoed is (fig. 2). De andere helft van Hegemanskamp (C1056) was in 1832 al in bezit van Everts van Zoeren (of Soeren). Hij had het kunnen kopen uit de boedel van de Kelnarij goederen. Bij de verdeling in 1841 droeg het de algemene naam Brinkskamp, maar in de volksmond heette het de Smitskamp naar het beroep van Van Zoeren. Een beetje verwarrend is dat wel want ook het perceel C1023 achter het Paardekampje aan de Putterbrink heet de Smitskamp. In 1868 koopt Muin van Dam beide helften en is Hegemansgoed weer compleet. Het is zelfs een nog steeds bestaand en bij de meeste Puttenaren welbekend boerderijtje. Het is toepasselijk gelegen aan, inderdaad, de Putterbrink op nummer 2. Een ansichtkaart in fig. 4 geeft het vroegere beeld gezien vanaf de oude Rijksweg, met op de achtergrond de eveneens bekende boerderij Colengoed. Omdat er ook ansichtkaarten waren waarop stond: boerderij (aan de) Putterbrink, is het later ook wel onder die naam bekend geworden. Als u weer eens langs deze plek rijdt, kunt u vanaf nu denken aan de oude historie die er aan verbonden is.
Bronnen: Zie ook deel een van deze kleine serie: De verdeling van de Putterbrink. |